Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jezus en de ziel (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jezus en de ziel
Afbeelding van Jezus en de zielToon afbeelding van titelpagina van Jezus en de ziel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.86 MB)

Scans (12.64 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Reitsma



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jezus en de ziel

(1916)–Jan Luyken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 159]
[p. 159]

XXXVII.



illustratie

Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, (doch) niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, die mij lief gehad heeft en zichzelven voor mij overgegeven heeft. - Gal. II: 20.
[pagina 160]
[p. 160]

Op het XXXVII. Zinnebeeld.
Van de verzegeling des herten.

Zet mij als een zegel op uw hart. Hooglied VIII: 6. - Merkt, o Godlievende Ziele, hoe de allervriendelijkste Bruidegom JEZUS CHRISTUS, gebenedijd in der eeuwigheid, zelve u dat gebod van hem lief te hebben voorschrijft, en van u begeert dat gij altijd hem gedenken zult en nimmermeer zijn gedachtenis vergeten. Zoo vordertGa naar voetnoot1) nu de Bruidegom door deze woorden de bewaring des herten, want het hert is een kistGa naar voetnoot2) der hemelsche schatten, waarin de genade, liefde, wijsheid en de Heilige Geest zelve uitgegoten wordt, en in woont. Maar dewijl daar niets onbestendiger als des menschen herte is, zoo heeft het een zeer groote bewaring van noode. Daarom spreekt de Bruidegom: zet mij als een zegel op uw hart, opdat ik het zelve beware met al hetgene dat gij daar in hebt, zoodat de vijanden niet durven aanroeren hetgeen dat zij met zulken zegel bewaard zien.

Daarom zet men een zegel op de dingen, opdat ze niet met voordacht geroofd zouden worden. Zoo wordt nu des Bruidegoms zegel op het herte gezet, wanneer het geheimenis zijns geloofs in de bewaringe onzer gedachten ingedrukt wordt, opdat de ongetrouwe knecht, namelijk de Duivel, door verzoeking niet zoude durven indringen, wijl hij ziet dat het herte met het geloof verzegeld is.

Wij moeten den Bruidegom in 't herte dragen, en genoegzaam daarin graveeren, opdat wij met Paulus spreken kunnen: Want ik draag de litteekenen des Heeren Jezus in mijn lichaam. Gal. VI: 17, dat is: ik ben een lijfeigen knecht van Christus, een soldaat en zijn hertelijke liefhebber en daarom draag ik zijne litteekenen aan mijn lichaam aangebrand of ingegraven, opdat ik menigvuldig, inwendig en uitwendig wete, dat ik met het herte en werk

[pagina 161]
[p. 161]

tegenwoordig niet mijns zelfs, maar van Christus zij, en dat hij als de gekruiste in mij leve. Want ik ben met Christus aan 't kruis gehecht en draag altijd het sterven des Heeren JEZUS in mijn lichaam om, opdat ook het leven des Heeren JEZUS in mijn lichaam openbaar worde. Gelijk als men nu zegt, dat de knechten des Antichrists het teeken des DiersGa naar voetnoot1) zullen hebben aan hunne rechterhand of aan hun voorhoofd, alzoo zullen de met Christus vereenigde zielen het teeken des levenden Gods niet alleen aan de voorhoofden of aan de handen of andere leden des lichaams maar inwendig in het herte dragen, Gelijkerwijs wij gedragen hebben het beeld des aardschen (menschen), alzóó zullen wij ook dragen het beeld des hemelschen.Ga naar voetnoot2)

Ons herte moet zijn gelijk een penning des hoogsten Konings, die met zijn beeld geteekend is. Onze Heiland wil dat wij hem voor een zegel zullen hebben in onze betrachting en werken, en zijn teeken zoowel in onze woorden als werken indrukken. Want alzoo zullen zij koninklijke en niet valsche munten zijn, als dewelke met des Konings beeld zijn geteekend. Gelijk als nu de penningen haar waardigheidGa naar voetnoot3) hebben van des Konings beeld, alzoo hebben de werken en gedachten, dewelke van het herte komen, hunne verdiensten alleen van Christus, en alzoo veel als een hert gelijkvormig is zijnen Heere, wiens beeld het draagt, alzoo veel zal het aannemelijk voor God zijn.Ga naar voetnoot4)

[pagina 162]
[p. 162]

De Ziele stelt haar betrouwen in de wonden van Christus.

 
Wie is die Steenrots in wiens kloven 't Duifje schuilt?
 
wanneer de Havik heesch van moord en bloeddorst huilt?
 
En wie is 't Duifje? - Ach, mijn JEZUS, mijn beminde,
 
waart gij de Steenrots niet, ik wist haar nooit te vinden!
 
En is mijn arme Ziel het weerloos Duifje niet,
 
dat schuw voor d'eeuw'ge dood in uwe wonden vliedt?
 
Och ja, mijn eenig heil; want buiten uwe wonden
 
wierd ik van d'Adelaar des afgronds haast verslonden!
 
Waar zoud' ik heen? Helaas, hij greep' mij met een vlucht
 
en strooide al te wreed mijn pluimpjes in de lucht;
 
al mijn gerechtigheid zou mij niet mogen baten,
 
mijn krachten zouden mij begeven en verlaten.
 
Daarom, mijn God, mijn Lief, gij zijt de waarde steen
 
mijns heils, daar ik verschuil; gij zijt het maar alleen.
 
Gij zijt het AL en ik het NIET; mijn schoonste Heere,
 
laat mij uw sterkheid en mijn zwakheid daag'lijks leeren.
 
Mijn God, mijn schoonste Lief, mijn JEZUS, al mijn goed,
 
uw liefde-teekens, rood van 't heilig hemelsch bloed,
 
uw liefdeteekens in uw voeten en uw handen
 
doen 't vuur van wederliefde in mijne Ziel zoo branden
 
dat ik wel hert'lijk wensch om d'uiterlijke dood
 
opdat mijn Geest zich gansch in uwen Geest vergoot,
 
als 't water eens Riviers, dat uit de Zee ontsproten,
 
niet rust eer 't weder in zijn oorsprong is gevloten.

Goddelijk antwoord.

Verlaat de steden en woont in de steenrots, gij inwoners van Moab, en wordt gelijk eene duive, die in den mond eens hoogen hols nestelt. - Jerem. XLVIII: 28.
voetnoot1)
eischen, verlangen.
voetnoot2)
schatkist.
voetnoot1)
van het Beest uit Openbaring 13: 6.
voetnoot2)
1 Cor. 15: 49.
voetnoot3)
waarde.
voetnoot4)
't Prentje is verwant aan Vaenius, bl. 29.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken