Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Droom is 't leven (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Droom is 't leven
Afbeelding van Droom is 't levenToon afbeelding van titelpagina van Droom is 't leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (4.81 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Droom is 't leven

(1964)–Willem G. van Maanen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 155]
[p. 155]

20

‘We hebben het dus beiden zien gebeuren, Peter,’ zegt meneer Brom met gebroken stem. ‘Ik had het kunnen voorkomen, als ik iets eerder was geweest. Maar och, misschien ook niet.’

De oud-leraar en de jonge vioolbouwer zitten in meneer Broms kamer. Het schemert, en dat bespaart beiden de aanblik van elkaars vertrokken gezicht. Peter kijkt het raam uit, langs de leunstoel waarin meneer Brom achterover ligt. Zijn ogen tasten het spitse kerktorentje af, en hij zegt:

‘En als ik iets eerder was gekomen? Maar het was niet de bedoeling dat we eerder kwamen, meneer Brom. De dood is sterker dan de tijd. Ze heeft me gezien, want ze wuifde. Zou ze geweten hebben dat het haar cel was die ik kwam brengen? Ik dacht eerst van wel, maar toen ik haar opeens zag...’ Zijn stem breekt in een korte snik.

[pagina 156]
[p. 156]

‘Jij moet die cel nu maar houden,’ antwoordt meneer Brom na enige tijd. ‘Je hebt er je tijd en jezelf aan gegeven; niemand anders zou er meer recht op hebben. Ik heb de herinnering; niet al te lang meer, hoop ik.’

In de aangrenzende kamer horen ze de lange uithalen waarmee de vrouw van de kapitein haar verdriet belijdt. Af en toe klinkt de zware stem van de oud-kapelmeester, en zijn nog zwaardere stap. Hun gevoelens zijn krachtig, maar reiken niet diep, denkt meneer Brom afwezig. De mijne zijn dun, en doortrekken me langzaam, zoals een gif het bloed. Ik zal erdoor worden verteerd.

‘We moeten een middel vinden om dit te dragen, meneer Brom,’ zegt Peter, alsof hij de gedachten van de oud-leraar raadt. ‘Alle leed is aanvaardbaar te maken, en dan krijgt het ook zin. Maar daarvoor moeten we het tot op de bodem peilen. We moeten het niet wegdrukken.’

‘Probeer jij het maar,’ antwoordt meneer Brom,

[pagina 157]
[p. 157]

‘jij bent er sterk genoeg voor. Ik doe het anders, Peter, zoals ik het mijn hele leven heb gedaan. Alle gevoelens die ik van mezelf ken, ken ik ook van de literatuur. Ik weet langzamerhand niet meer wat van mij is en wat van het boek. Maar dat geeft ook al niet meer.’

‘U leeft in een droom, meneer Brom,’ zegt Peter, ‘als u zo leeft. Gelooft u ook niet dat zelfonderzoek...’

‘Droom is 't leven, anders niet,’ antwoordt meneer Brom, met een plotselinge glimlach die de ander niet begrijpt. ‘Is dat nu een vlucht of juist een aanvaarding? Weet jij dat, Peter?’

‘Ik denk... Ik weet het niet,’ zegt de ander, en hij opent zijn mond om nog iets te zeggen, maar zwijgt.

‘Daar ben ik op gepromoveerd, en ik weet het ook niet,’ zegt de oud-leraar. ‘Die woorden zijn van Jan Luyken, uit een van zijn mooiste verzen, en trouwens een van de mooiste die er zijn. In mijn

[pagina 158]
[p. 158]

dissertatie heb ik ze gebruikt om aan te tonen hoe Luyken tot de mystiek kwam. Maar of dat nu het ware is? Liesje, die was sterk mystiek, maar anders, als een vrouw. Als je nog eens komt, zal ik je het vers voorlezen; nu niet.’

Het is donker als Peter weggaat. Voorzichtig, met de cel weer onder zijn arm, daalt hij de trap af. Meneer Brom volgt en brengt hem tot de buitendeur. Op de terugweg naar zijn kamer gaat hij die van Liesje binnen, alsof hij er nog iets denkt te vinden. Zij is er eigenlijk nog, denkt hij. Tussen deze kale wanden hangt nog haar adem, en in die kisten ligt nog het gebaar van haar bezige handen. Maar dat verdwijnt toch, en tenslotte is ze alleen nog maar in mij, en in Peter. En in de student Vosmaer, maar die zal het wel nooit weten.

Op zijn eigen kamer gekomen slaat hij het Air van Luyken op. Hij hoeft niet lang te zoeken, want hij heeft een papiertje tussen de bladzijden gestoken. Daar is die wonderlijke, ongrijpbare aanhef:

[pagina 159]
[p. 159]

Droom is 't leven, anders niet - 't glijt voorbij gelijk een vliet. En: d'Oude grijse blijft een kint - altijd slaaprig, altijd blind. En tenslotte: 't Huys van vel en vleesch en been - slaat aan 't kraken. d'Oogen waken - met de dood in duysterheen.

Meneer Brom slaat het boek behoedzaam dicht. Hij staat op, en kijkt door het raam de donkere avond in. O huis, denkt hij, stort in, en maak het uitzicht vrij. O droom, eindig, en laat mij eindelijk waken.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken