Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De onrustzaaier (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van De onrustzaaier
Afbeelding van De onrustzaaierToon afbeelding van titelpagina van De onrustzaaier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (8.12 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De onrustzaaier

(1955)–Willem G. van Maanen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]

Voor Gerda

[pagina 5]
[p. 5]

[I]

die man daar? dat is de nieuwe meester of liever: dat was de nieuwe meester. Hij wacht op de boot die hem naar de grote stad zal brengen. Hij staat er al een uur, want een uur geleden kwam hij afscheid van me nemen, en in die tijd heb ik steeds uit het raam gekeken om te zien of hij nog niet weg was. De boot is laat. Een rug kan veel uitdrukken van wat iemand voelt of denkt, vind ik altijd. De mensen zouden zich eens op de rug moeten kunnen zien, dan leerden ze zichzelf beter kennen dan door maar altijd in de spiegel te kijken. Ik heb nu een uurlang, met tussenpozen, naar de rug van de meester gekeken, en ik heb er alle aandoeningen van afgelezen die de man moeten bezielen: woede, teleurstelling, ergernis, medelijden, verdriet, en wat een mens allemaal nog meer kan voelen. Misschien redeneer ik ook achterstevoren, dat kan wel zijn, want ik weet dat hij onder die gevoelens gebukt moet gaan, en dan is het makkelijk ze van een rug af te lezen, of van welk lichaamsdeel ook maar.

Daar slaat het zes uur, en dan is het ook zes uur. Geen minuut vroeger of later, want de klok van de Buitenkerk loopt altijd gelijk. Daar zijn we in ons stadje bijzonder trots op. Hij heeft eens een lezing over die kerk en het carillon gehouden; er kwamen vijf mensen naar hem luisteren op de markt achter mijn huis. Ik was er een van, ik ging die laatste weken ondanks al mijn bezwaren altijd, ik had met hem te doen. Het was zijn noodlot, of misschien alleen maar zijn leeftijd: hij wilde teveel en hij verwachtte teveel. En hij was zo weinig diplomatiek; hij geselde de mensen liever dan dat hij ze streelde.

Ik ben hier geboren, zestig jaar geleden, in ditzelfde huis.

[pagina 6]
[p. 6]

Mijn vader was notaris, ik ben het ook. Het bordje in de voortuin is al wel net zo oud als ik. We hebben dezelfde voorletters, Ph. J.M., het hoefde dus niet te worden over geschilderd toen ik werd benoemd. Het huis is aan de Rivierpoort vastgebouwd. Iedereen die de stad van de rivierkant binnenkomt moet die poort door, dat is al eeuwen zo, ik ben tennaastenbij de opvolger van alle poortwachters uit het verleden, juffrouw Heidendaal niet meegerekend. Het huis is niet zo oud, het staat op de plek waar vroeger de vestingwal begon; die is nauwelijks twee eeuwen geleden gesloopt en vervangen door een rij huizen, waarvan het mijne het grootst is. Achter de poort, grenzend aan mijn achtertuin, ligt de graanmarkt. Die is nog steeds in gebruik, als het marktdag is heb ik het druk, dan komen de boeren en handelaren bij me voor hun zaken. Aan de overkant van de markt staat de Buitenkerk, en daarnaast ligt de school waar de nieuwe meester een jaar geleden hoofd van werd. Als ik mijn deuren aan de tuinkant openzet, en de ramen van de school staan open, kan ik de kinderen horen zingen. Als ze nog zingen.

De school gaat me ter harte, ik ben voorzitter van het bestuur. Het zal niet makkelijk zijn een nieuw hoofd te vinden, er is ook nog geen voordracht opgesteld, de meester uit de vijfde doet het nu maar voorlopig. Hij aast op een vaste benoeming, hij heeft zijn uitgedroogde dochter op huwelijkse voorwaarden laten trouwen, en ze mij laten opstellen. Volslagen overbodig, want ze heeft niets te erven, ook niet als hij hoofd wordt. En nu heeft hij me nog voorgedragen als voorzitter van de schaakvereniging, terwijl ik geen vrouw van een paard kan onderscheiden.

[pagina 7]
[p. 7]

Gelukkig, ik hoor de boot toeteren. Nu kan hij eindelijk weg. Er is nog een passagier bijgekomen, zie ik. Het is Gait van de klompenmaker, die komt zeker afscheid nemen. Gait was de beste leerling, een jongen om verder te studeren, maar er is geen geld, dus het zal wel op klompen uitdraaien, of op schoenen want klompen raken eruit. Ik draag ze nog wel eens in de tuin.

Waarom stapt hij nu niet in? Hij staat met die jongen te praten alsof de boot uren de tijd heeft, straks vaart hij nog weg zonder hem mee te nemen. En ik wil dat hij vertrekt, ik heb genoeg ellende met hem gehad, hoezeer ik hem in mijn hart ook steeds heb bewonderd. Maar hij past niet in onze stad, en ik geloof dat hij in de hele maatschappij niet past. In het begin geloofde ik nog in zijn hervormende kracht, en daar geloof ik nog wel in, maar het is een kracht zonder effect. Misschien omdat hij geen tegenstanders van zijn formaat tegenover zich had; de wethouder is alleen maar sluw, en Heeringa heeft de wind mee gehad. Maar ik geloof nu ook niet meer dat een mens alleen een ommekeer kan brengen, daar moeten generaties overheen gaan, en dat is eigenlijk maar goed ook.

Daar heb je het geduvel: de boot vaart weg en hij staat nog op de steiger. Hij draait zich om, hij loopt het plankier af, de jongen achter zich aan. Die draagt zijn rugzak, dat vervloekte ding. Als ze de poort doorgaan zal ik toch vragen wat dat te betekenen heeft; hij heeft toch geen afscheid van me genomen om hier te blijven? Ze houden de rivierkant, ik begin te geloven dat Gait hem mee naar de klompenmakerij neemt. Die ligt aan de overzij, de top-

[pagina 8]
[p. 8]

pen van de populieren waar zijn vader de klompen van snijdt zijn van hieruit te zien.

De laatste boot vertrekt om negen uur, dan is het al haast donker. Ik wil weten of hij daarmee gaat. Ik zal hier aan het raam blijven zitten, en de tijd doden met een fles bourgogne. Misschien komt iemand die met me delen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken