Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De onrustzaaier (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van De onrustzaaier
Afbeelding van De onrustzaaierToon afbeelding van titelpagina van De onrustzaaier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (8.12 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De onrustzaaier

(1955)–Willem G. van Maanen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[XIII]

Voor Lopend Vuurtje was die hele geschiedenis natuurlijk prachtmateriaal. Heidense hagepreek in bolwerk der hervorming, zo noemde hij een artikel van een hele pagina dat de dag na meester Chris' eerste rondrit in zijn krant verscheen. Het was een sappig stuk onzin, met verwijzingen naar de klassieke oudheid en de reformatie, een wijdlopige beschrijving van de toespraak op de graanmarkt - daar had ik niets van gemerkt omdat ik in de societeit zat - en een uitdaging aan politie, gemeentebestuur en kerkvoogden tegelijk. Ik heb het blad niet meer, Lena zal het wel hebben gestolen om er de schillen en oude boterhammen voor de konijnen van haar idiote neefje in te vervoeren. Ik kan haar dat nog zo vaak verbieden, ze stoort er zich niet aan.

De reacties bleven uit, dat verbaasde me. Ik had een ogenblikkelijk verbod voor die propagandawagen verwacht, en voor de krant erbij. Een gesprek met de redacteur in eigen persoon maakte me duidelijk waarom dat uitbleef, en het gaf mezelf ook een prachtig wapen in handen. Ik trof Lopend Vuurtje een paar dagen later op de societeit, en nam hem even apart om hem zijn roekeloosheid te verwijten. Ik zei dat zijn artikel te sterk de aandacht op meester Chris vestigde, en dat zoiets op het ogenblik niet wenselijk was. Als hij die wagen op stal moest zetten zou hij weer iets anders verzinnen, en al dat geduvel deed de school geen goed.

- En de school dat ben jij, constateerde hij.

Ik moest het toegeven, half gestreeld half gekwetst.

- Maak je op het ogenblik geen zorgen, zei hij, en hij tuurde naar mij door zijn lege glas, dat hij afwisselend

[pagina 71]
[p. 71]

voor zijn ene en voor zijn andere oog hield. - Wat ik je nu ga vertellen is je wel een borreltje waard, besloot hij voorlopig, en hij zette het glas neer. Ik liet Jan er twee brengen, maar het zijne stond nog niet goed en wel op tafel of hij had het al op. - Breng de fles maar, Jan, zei ik, - meneer heeft dorst. Maar half vol alsjeblieft.

- Goed meneer, zei Jan, die het nog altijd verdomde me notaris te noemen zolang ik hem met zijn voornaam aansprak.

- Hoe noemen ze mij, Jan?, vroeg de krantenman, en hij sleepte de fles ogenblikkelijk in de wacht.

- Lopend Vuurtje, meneer, zei Jan vrijmoedig.

- Zorg dan goddorie voor stromend vuurwater, riep het drankorgel, en hij dronk de verbouwereerde Jan toe.

- Een woordspeling, beste jongen, zei hij na een levensgrote slok, - vuur en vuurwater, nietwaar, lopen en stromen, begrijp je? En loop nou, anders stroom ik over. Ik heb wat te bespreken met de notaris.

Hij keek mij weer door zijn lege glas aan, schonk het toen op ooghoogte vol, en zei peinzend:

- Gristelijk opvoeder schendt zevende gebod.

- Drink niet te vlug, zei ik, want ik vreesde dat hij wartaal zou gaan uitslaan nog voor hij me enige informatie had verstrekt.

- Een mooie kop, zei hij, - en dan dertig punts kapitaal. Komt een gristelijk hoofd toe, vind je niet?

- Je hebt het blijkbaar over Heeringa, zei ik.

- De spijker op zijn kop, riep hij. - En als meneer notaris bijbelvast is weet hij ook verder wat ik bedoel.

- Ik ben alleen actevast, zei ik. - En om die te verlijden heb ik de bijbel niet nodig.

[pagina 72]
[p. 72]

- Hahaha, bulderde hij. - Prachtig, schitterend. Daar gaat het om, mijn sterke, mijn onbreekbare Pilaar.

- Waarom?, vroeg ik, zonder enige hoop nog een verstandig woord uit hem te krijgen.

- Om dat verleiden, maar dan niet met een lange ij. Eerder met een lange, nou ja. Je begrijpt me, nietwaar?

- Je wilt toch niet beweren dat Heeringa op het slechte pad is?, vroeg ik, en ik geloofde werkelijk niet aan de mogelijkheid.

- Als je het slecht noemt wil ik dat beweren, antwoordde hij, en hij zette het glas boven op zijn hoofd om het daar te vullen. Hij deed het zonder morsen. - Met vaste hand, zei hij tevreden.

- Ik kan je niet geloven, zei ik, en dat was ook zo. - Zijn vrouw heeft een attaque gehad.

- Juist, zei hij, ineens hard en scherp. - En dat maakt de zaak zo immoreel dat ik het nodig heb geacht de wethouder van onderwijs in te lichten. Als die geen moraal heeft, wie moet het in onze goede gemeente dan wel hebben? Hij dronk zijn glas weer eens leeg, en voegde er met afgemeten stem aan toe: - Hij was dan ook diep geschokt.

- Geloofde hij je?, vroeg ik.

- Hij moest wel, antwoordde Lopend Vuurtje. - Ik had bewijzen. Een klein briefje bijvoorbeeld, een heel klein briefje op ruitjespapier zoals alleen de school met de bijbel het maar gebruikt. Om de kinderen vast aan die kleine glas-in-loodruitjes te wennen, haha. En aan wie was dat gericht, denk je?

- Ik kan het me nog niet voorstellen, zei ik.

[pagina 73]
[p. 73]

- Dat is je verborgen calvinistische aard, antwoordde hij. - Die naam van jou past te goed in de kerk. Je mag drie keer raden.

- Heidendaal, zei ik.

- Een aardig span, vond hij, - maar het ligt teveel voor de hand. Nog maar eens, mijn waarde.

- Schiet op, flauwe kerel, zei ik, want dat spelletje was ik nu toch waarachtig wel te boven. - Voor mijn part de werkster van zijn school, of de maagd van Orleans.

- Een tikje grof, zei hij, en hij probeerde zijn dikke rode gezicht in een preutse plooi te trekken. Toen dat niet lukte trok hij zijn diplomatentronie, zoals hij het zelf noemde, en zei met vermoeide en geaffecteerde stem:

- Ik ga eens een artikeltje wijden aan ons oudheidkundig museum.

- Dan heb ik nog een foto van de directrice voor je, antwoordde ik zo droog als ik kon. - Mevrouw Droog ten voeten uit.

- Hoe kom jij daaraan, mannetje?, vroeg hij bestraffend.

- Ze rust in dezelfde omgeving als je vriend Drabbe, de directeur van het postkantoor, zei ik. - Volkomen kuis, als je dat gerust kan stellen: in de map met gegevens over het schoolbestuur. Daarvan maken ze deel uit, tot mijn genoegen.

- Wat zeg je daar?, schreeuwde hij plotseling. - Dat is nieuws voor me man, groot nieuws. Of zit je maar wat te liegen?

- Als je niet zoveel gedronken had zou je weten dat een jurist niet liegt, zei ik. - Als je het zelf doet doe je het als journalist. Je bent anders slechter geïnformeerd dan ik dacht.

[pagina 74]
[p. 74]

Hij zat zachtjes te vloeken zonder naar me te luisteren. De fles had hij vergeten, gelukkig, want hij was leeg, en ik had weinig zin er nog een te bestellen. Na enige tijd haalde hij een bundeltje vies, nog onbeschreven papier uit zijn zak, trok zijn vulpen en begon al mompelend te schrijven. Ik vond het niet erg gemanierd, en vroeg:

- Sinds wanneer hebben krantenschrijvers last van inspiratie?

Hij schudde zijn hoofd alsof hij een vlieg wilde verjagen en schreef verder. Ik stond op en zei:

- Als je je nog interesseert voor de foto van mevrouw Droog, kom hem dan na het uitslapen van je roes bij me halen. Goedendag.

Toen ik al bij de deur was drong het pas tot hem door dat ik niet meer tegenover hem zat. Hij rende me achterna, greep me in de vestiaire bij mijn jas, en zei ademloos:

- Graag, Pilaar, heel graag, erg graag zelfs.

- Ga nu eerst eens slapen, zei ik, en ik draaide me om naar de buitendeur, die de portier al voor me openhield. Maar hij pakte me opnieuw vast, en zei:

- Leg hem dan morgen voor me klaar.

- Wat nou?, vroeg ik geërgerd.

- Die foto, zei hij. - Je had toch een foto van dat mens?

- Mevrouw Droog is een vervelende maar achtenswaardige vrouw, zei ik.

Hij keek me aan alsof ik gek was, barstte toen los in een gelach waar hij haast van knapte, en kon eindelijk hikken:

- Maar dan begrijp je het nog niet, mijn beste Pilaar.

- Wat niet?, zei ik, en ik zette mijn hoed op.

- Bijbels hoofd aanwinst voor oudheidkundig museum,

[pagina 75]
[p. 75]

zei hij in zachte maar onmiskenbare krantentaal. - Heeringa bekent Droog. Opzienbarend samenleven van cultuur en religie. Kom mee, dan praten we nog wat.

Ik trok mijn jas weer uit, zette mijn hoed af, en we namen onze oude plaats in. Daar vertelde hij me de hele amoureuze geschiedenis van Heeringa en mevrouw Droog tot in de sappigste details, en hij liet me ook weten welke daarvan hij goed genoeg had bevonden voor het chanteren van paraplu.

- Maar waarom chanteren?, vroeg ik, want het leek me een groot woord voor een kleine zaak.

- Dat is nou journalistiek, zei hij trots. - Als die wagen verboden wordt zit er hoogstens een halve pagina in. Maar als hij doorgaat met rondrijden kan ik er iedere week wel een heel blad mee vullen.

- Ik zie het belang er niet van in, zei ik.

- Dat is je dorre notarisgeest, antwoordde hij. - Voor jou is schrijven alleen van belang als het geld oplevert, maar ik wil er plezier van hebben. Overigens kun je best eens wat grotere advertenties zetten als je boedelveilingen aankondigt, met een hamertje erboven bijvoorbeeld, of een wijzend handje. Kan je alleen maar goeddoen.

- Is dat ook chantage?, vroeg ik zakelijk.

- Niet eens poging tot. Maar wat de wethouder aangaat, hij zal het wel laten die wagen op stal te zetten. Ik kleed Heeringa en Droog op de voorpagina tot op het hemd uit als hij het doet.

- Maar ben je dan zo pro-Chris?, vroeg ik.

- Ik ben een objectief dagbladschrijver, zei hij met een

[pagina 76]
[p. 76]

brede armzwaai. - Mijn enige norm is: nieuws. En Chris is nieuws.

Dat ging allemaal onder het snelle genot zijnerzijds van nog een halve fles oude klare, waarvan hij op het laatst zo slaperig werd dat zijn snelheid nog maar tien woorden per minuut bedroeg, en dan hadden ze nog niets met elkaar te maken ook. Ik liet Jan een rijtuigje bestellen, bracht hem thuis en legde hem eigenhandig op zijn bed, want hij woont alleen, temidden van torenhoge stapels kranten en drie katten. Die gingen onmiddellijk bij hem liggen; ze roken zeker dat hij een kater zou krijgen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken