Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Peel omnibus (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Peel omnibus
Afbeelding van Peel omnibusToon afbeelding van titelpagina van Peel omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.46 MB)

Scans (21.45 MB)

ebook (3.17 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Editeur

Toon Kortooms



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Peel omnibus

(1969)–H.H.J. Maas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

6

Aan de rand van de wijduit-neervlakkende hei woonde in een klein huisje Van der Poorten, een gepensioneerd Oost-Indisch militair. Na zijn terugkomst was hij getrouwd met een meisje van negentien jaren, en had één kind, Mina, zo oud als Jan. In werken had hij niet veel zin. Zijn handen stonden er niet meer naar, zei hij. Hij was het niks-doen te veel gewend. Kon dat maar zo niet afleren. Tweehonderd gulden vast was ook een heel mooi inkomen. Wat er bij knutselen, dat was

[pagina 35]
[p. 35]

genoeg. Moest hij zich dan nog moe gaan werken op zijn oude dag? Hij had genoeg gedaan, hoor! De koning gediend. En gevochten tegen die wilden uit Atjeh. Dat was een leventje geweest! In Holland was 't soldaat zijn niks, wat had je daar nou aan? Nee, dan in de Oost, daar kon je je geweer nog 'ns gebruiken.

Dikwijls ging Jan naar Van der Poorten toe, en liet de hond bij de schapen op de hei. En luisterde dan met bewonderende blikken naar de verhalen van de avontuurlijke tochten en de woeste gevechten in de Oost. Van der Poorten vertelde met vuur. Sprong van zijn stoel, kroop op de knieën achter de verschansing en mikte. Pang! Een flikkering gloeide op in zijn ogen. Toen hadden ze een zware mars gehad, honger en dorst geleden. Waren opeens overvallen door een troep zwarten. Het was gegaan man tegen man.

Jan luisterde, adem ingehouden stil, bedwingend de hijging, die opsteeg tot zijn keel. In spanning van verlangen hoe 't afliep, maar toch het einde álmaar willend verschuiven.

Als het dan toch uit was, bleef hij een ogenblik stil; zijn ogen lagen peinzend dromerig in zijn hoofd. Dan ontsnapte een zucht aan zijn lippen:

‘Hé, dat was schoon!’

En als hij daarna in alleen-dwalen over de hei nog eens nabeleefde, wat hij had gehoord, dan wilde hij ook maar soldaat worden, later. In de Oost.

Van moeder ging hij wel niet graag weg. 't Was zo ver. Heel over de zee, zei Van der Poorten. 't Waren vreemde landen in de Oost. Zeker, waar de vogels heen gingen, in de herfst. 't Moest er wel plezierig zijn, altijd warm. Als moeder eens mee kon gaan. Maar dat zou zeker wel niet mogen. Een soldaat moest altijd vechten. En 't kon ook wel zijn, dat hij doodgeschoten werd. Als hij vooruit maar zeker wist, dat hij weer terugkwam. Dat zou toch wel lang duren. En dan kon moeder best dood zijn.

Voor vader gaf hij er niks om, en die zou er zelf ook wel blij om zijn. Maar voor moeder. En ook voor Mien. Hij moest er toch eens over praten met Van der Poorten, en met Mien ook.

Dikwijls ging Mien met hem mee. Dan dwaalden ze uren lang rond over de hei. Of lagen samen bij de schapen.

Mien liep graag met hem. Was altijd blij, als hij met de schapen naar de hei kwam. Onbewust nog, voelde zij zich tot hem aangetrokken.

Jan was een flinke jongen geworden. Er lag iets over hem van de betere stand van zijn vader. Dát was 't ook, waarom de vrouw van Van der Poorten hem aanhaalde. Hij was zo'n ‘knappe jong’.

Eens had Mien haar verteld, dat ze van Jan een ei gekregen had. Op de hei had ze het leeggedronken. Dat was lekker geweest. Jan had altijd een paar eieren bij zich. Van de boer.

[pagina 36]
[p. 36]

Zij had 't dadelijk begrepen. En toen Jan weer kwam, had ze hem gevraagd, waar hij die eieren haalde.

‘Die krijg ik van de boer...’

Aarzelend kwam 't eruit, even verlegen over 't onverwachte van dat soort verhoor. Dat Mien dat ook gezegd had! Dom! Hij had 't haar moeten verbieden, of haar niks geven, gemelijkte het snel opschietend door zijn kop heen.

Schel spotlachte vrouw Van der Poorten op:

‘Nee, manneke, zeg het maar rechtuit, die hebt ge stilletjes uit de nesten gehaald.’

Jan hoogrood:

‘Dat is niet waar!’

‘Kunt ge begrijpen! Maar het is niks erg. Dat kreng van een boer heeft er genoeg. Dat gierig beest kan anders nooit iets missen.’

Toen stelde ze Jan voor, daar in huis de eieren op te eten. Hij moest er dan maar een paar meer meebrengen. Dan hadden ze allemaal wat. Zij zou er de suiker bij doen, dat was lekkerder. En dan zou ze d'r ook niks van zeggen, tegen niemand. Want als de boer 't hoorde, zou hij weggejaagd worden, naar huis. En dan zou 't bij zijn vader geen zondag zijn, hoor!

Zij pakte Jan vast, met haar arm om zijn schouder.

‘Gij bent een knappe jongen, Jan!’

Een vreemd gevoel doorrilde hem even. Later, alleen, voelde hij het nog. En de volgende morgen zocht hij de nesten af, om eieren mee te kunnen nemen voor vrouw Van der Poorten. Hij voelde er zich toe gedwongen door iets, waarvan hij niet recht wist, wát. Als hij 't niet deed, zou ze hem zeker ‘verklappen’ aan de boer. En dan zijn vader! Ook wist hij, dat zij het graag had en hem zou prijzen.

‘Ik begrijp niet, dat er zo weinig eieren zijn!’ klaagde de boerin gauw genoeg.

‘De hennen kakelen de ganse dag en er komt niks in de nesten. Dat is toch te gek!’

Ze zouden eens allemaal goed zoeken, of de kippen misschien zelf ergens nesten gemaakt hadden, dat gebeurde meer.

Jan hoorde het. Een spotlach kriewelde op in zijn keel. Maar toch kwam er een even-bange klopping in zijn borst. Als ze d'r eens achter kwamen! En hij haastte zich weg met de schapen.

Toen de boerin geen geheime nesten vond, werd er opnieuw beraadslaagd. 't Kon ook zijn, dat de hennen zelf de eieren oppikten. Of dat een wezel op de stal kwam, 's nachts. Ze moesten de eieren maar dadelijk uit het nest halen, in het vervolg, 's morgens en 's middags.

Toen kostte het Jan moeite om er nog te krijgen. Alle geraffineerdheid was nodig, maar ook al zijn durf. Hij waagde het, hij móest ze hebben.

[pagina 37]
[p. 37]

Tot hij op een keer betrapt werd.

Hij moest achtereen de deur uit. Kon zijn bundeltje bijeenpakken en gaan.

Bang voor de woede van zijn vader aarzelde hij de weg naar huis op. Als het er uitkwam, zou het verschrikkelijk zijn thuis. Zijn vader sloeg hem wel dood. Hij durfde niet. Ging terug. Naar Van der Poorten.

Snikkend wierp hij zich daar op een stoel neer. Uit zijn schokkende borst wrongen zich de verwijten tegen de vrouw omhoog, door zijn tranen heen: ‘Het is uw schuld, uw schuld! Wat zal vader kwaad zijn! En moeder!’ In het eerst driftte vrouw Van der Poorten fel tegen hem op, met hooggaande kijfstem.

‘Wat meent ge wel? Mijn schuld! Dat wil ik niet gezegd hebben. Mijn schuld dat gij eieren gaat stelen!’

‘Ja, uw schuld, uw schuld!’ schreeuwde Jan tartend.

‘Eerst pakte ik er altijd maar twee. Dat was niks. Daar waren ze nooit achter gekomen. Ik zal het ook zeggen dat het uw schuld is.’

Daarvoor schrikte zij terug. Wat zou er dan weer een gepraat los komen. De monden zouden niet stil staan. Er werd toch al zoveel over haar gekletst. Dat zij niet genoeg had aan haar eigen man. En dat ze de boerenjongens bedierf. Dan dit weer. Zij hoorde het schamperen al: ‘Ziet ge wel dat dat wijf niet deugt!

Toen deed ze lief tegen Jan. Hij moest er zich maar niks van aantrekken. Daar die nacht maar blijven slapen. En 's morgens maar vroeg vertrekken naar Pruisen. Zich verhuren als knecht. Zij zou het wel tegen zijn moeder zeggen. 't Was allemaal niks.

's Morgens in alle vroegte ging Jan weg, naar Pruisen.

Eer de dag om was, was het gepraat het hele dorp doorgetrokken. De boer en de boerin, woedend over de schade, lawaaiden het rond; die schelm, die dief, die hen altijd bestolen had! Zij zouden Hansen een proces maken, die moest de eieren betalen. En ie zou wel veel meer gestolen hebben ook.

Anderen dikten de praatjes nog aan. Jan had gestolen en was er vandoor gegaan. Niemand wist waarheen. Misschien had hij zich wel van kant gemaakt. Of ging schooien. Jan had nooit gedeugd. Hij was er ‘door gemenigheid’ gekomen, dus kon het ook niet anders. Zijn hele familie was niks. Die zouden allemaal nog wel tot niks komen, dat zou men nog beleven.

Alleen de boer, waar Jan zo dikwijls geholpen had, voelde medelijden. Hoofdschuddend meewarigde hij:

‘Het is jammer, het is jammer! Het was toch geen kwaje jongen!’

Met Hansen was het vreselijk geweest die dag. Floortje stond te sidderen voor zijn woestheid, die niet te bedwingen was. Zijn scheldwoorden en verwijten hagelden op haar neer. Dat sakkerjuus andermans jong, daarvan moest hij het verdriet en de schand hebben! 't Was

[pagina 38]
[p. 38]

háár schuld. Hij zou hem vroeger wel recht gezet hebben. Hij had zich wat in huis gehaald! Jan van de Burgemeester was de grote mijnheer. Die trok zich nergens wat van aan en leefde er nog altijd maar op los. Floor ook niet. Hij moest maar alles opvreten.

Zijn scherpe schamperwoorden van wilde woede doorpriemden haar 't hart.

Dat kreeg zij nu in plaats van troost. Jan, een schelm? D'r vandoor? En niet te weten, waarheen.

In stilte moest zij uittreuren haar schrijnende smart.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken