Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Peel omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,46 MB)

Scans (21,45 MB)

ebook (3,17 MB)






Editeur
Toon Kortooms



Genre
proza

Subgenre
roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Peel omnibus

(1969)–H.H.J. Maas

Vorige Volgende

27

Het somber galmen van het klokgelui gulpt uit de toren, met zware dreun-daverende golven neerplonsend onder op het kerkhof. De klankenmassa's ruisen door elkaar, en spatten met harde na-trillende slagen uiteen tot een zingende en wegzeurende stofregen van geluidjes, die zacht-kletterend weer neervallen en zich verzamelen tot een even nog rollend-bruisende en dan langzaam kalm wegvloeiende stroom.

De dikke muren van 't kerkgebouw en de grond dreunen van de snel op elkaar volgende metaal-mokeringen, uit de hoogte neerbonzend op de zwarte begrafenisstoet, die langzaam zich trekt langs de torenvoet en met een bocht het kerkhof opgaat. De misdienaar met het kruis voorop, dan de geestelijke in kort wit gewaad, dat plooiend omgolft het zwarte kleed, de kist met het geverfde kruis op het deksel, zwart afplekkend tegen het witgeschaafde hout, en daarna de rij verwanten en kennissen, achter elkander. De vrouwen geheel bedolven onder rouwfalies, de mannen met een zwart strikje terzij van hoed of pet.

Als een zwarte gaping ligt wachtend het pas gegraven graf tussen twee opgeworpen heuvels van vers-vochtige aarde, waarachter een hoopje opgehaalde half vergane planken en wat beenderen. Daar houdt de stoet stil.

De begrafenisgasten knielen neer, in een wijde kring, op de reeds oude-

[p. 138]

re, bijna weggeëffende terpen, die nog zichtbaar zijn door een gras- of bloemenrandje, of een zwart-verweerd, scheefgezakt houten kruis.

De dragers laten de kist langzaam zakken op dikke touwen, die geleidelijk voortschuiven door hun gesloten handen. Tot een doffe bons opstijgt uit het graf, waaraan ze horen, dat ze neergekomen is op de bodem.

Een gesmoorde snik barst op dit ogenblik door de falie van een der vrouwen heen, die met kramperig-trillende handen de grote zwarte doek vastdrukt voor de mond en hem dichtgesloten houdt over het gelaat en het hele lichaam, tot op de voeten toe, waardoor zij onherkenbaar is. Allen wenden zich vraag-ogend naar haar en zien de gestalte beven onder de falie. Fluisteren dan meewarigend, met een blik naar Marie en Mien:

‘Dat is Floortje, zeker! Toch ook een arm mensje. Niks anders gehad dan verdriet. 't Is wat te zeggen!’

De geestelijke leest met prevelende lippen de gebeden en zwaait sprenkelend de wijwaterkwast over het graf.

Dan grijpen de twee gravers hun spaden en met snel beweeg van gehaastheid beginnen zij de groeve dicht te maken.

Somberbonkerend vallen de aardkluiten op de planken, terwijl aanhoudend nog het galmen van het klokgelui gulpt uit de toren en met zware daverslagen neerplonst, opslurpend het eentonigdroeve gezang:

REQUIESCAT IN PACE...

‘Die zit er weer onder,’ mompelt er een.

Maar de anderen zwijgen.

De hoofden buigen zich dieper.

Luide snikken schokken op uit de borst van Floortje, doortrillend haar hele lichaam onder de zwarte falie.

Marieke, het oudste kind van Jan, dat mee mocht naar de begrafenis, gaat niet-begrijpend nieuwsgierig zitten kijken naar de heftig schreiende vrouw.

Vrouw Van der Poorten ligt naast haar geknield, met vroomdoening in de vooroverbuiging van haar bovenlijf en 't wat scheef hellende hoofd.

Haar hand steekt onder de falie uit en trekt Marieke waarschuwend bij de arm, het kind met een duw-rukje recht zettend, terwijl zij half-fluisterend berispt:

‘Foei, Marieke! Mooi bidden, dat vader in de hemel komt!’


Vorige Volgende