Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Peel omnibus (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Peel omnibus
Afbeelding van Peel omnibusToon afbeelding van titelpagina van Peel omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.46 MB)

Scans (21.45 MB)

ebook (3.17 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Editeur

Toon Kortooms



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Peel omnibus

(1969)–H.H.J. Maas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

7

De grote maatschappij ‘De Nijverheid’ had haast alle veengrond van de gemeente aangekocht.

‘De Heidebloem’ was door de tegenvaller met Veendorp, waaraan zij tenslotte al haar hoop hing, blijven zitten met een terrein, niet uitgestrekt genoeg om de exploitatie te beginnen. Haar pogen om door telkens weer verhoogd bod de kans tot slagen te dwingen, had niet gebaat. Met de toewijzing van Veendorp's Peelgebied aan ‘De Nijverheid’, terwijl Peelheim besloten had zelf te exploiteren, zag zij geen ander uitzicht meer dan een zaakje op te zetten, van een dorps-winkeltjes-nietigheid tegenover een stadsbazaar in vergelijking met ‘De Nijverheid’. Concurrentie zou niet mogelijk zijn. Aan het gesukkel,

[pagina 264]
[p. 264]

dat de toekomst haar dreigend voorspelde, wenste de vergadering van de aandeelhouders zich niet te wagen.

Men zou trachten de gronden aan de andere maatschappij over te doen en een goeie winst te slaan uit die handel. Voor ‘De Nijverheid’ was het wat waard, haar terrein nog te kunnen vergroten. Vooral omdat de gronden aan elkaar grensden op een punt aan de spoorlijn, waar 't terrein van ‘De Heidebloem’ met de spits van een driehoek in de andere boorde.

‘De Nijverheid,’ rekende op het gedwongen-zijn van haar concurrenten, deed echter nog onverschillig, zonder uitbreidingsplannen.

Toen stelde Verstegen uit de Peelgemeente Haarst zich met ‘De Heidebloem’ in verbinding.

 

Verstegen was een rijke houthandelaar.

Als jongen van een jaar of achttien had hij als sjouwer dienst genomen bij een ongetrouwde heer, die uren ver in de omtrek alle dennebossen opkocht voor Duitse en Belgische kolenmijnen. Gossens had een groot aantal vaste arbeiders, die hij door een harde behandeling en dreigen met wegjagen geheel beheerste. Hij trad tegen hen op met verachtende, vertrappende ruwheid. Meende in zijn volk niets anders te kunnen zien dan een troep slaven, met wie hij spelen kon, zoals zijn grillen hem dat ingaven. Het was hem een genot plotseling in een bos neer te vallen tussen enige arbeiders en hen te zien sidderen van angst en machteloze woede, als hij hen overdonderde met zijn vloeken, die later nog nadaverden in hun koppen. Kruipende gedweeheid wilde hij. Zijn natuur smachtte naar die lust. Het was zelfs meermalen gebeurd, dat hij er met zijn knuppel op los had gebeukt, als iemand het geterg niet langer meer wilde verdragen en zijn rechtsgevoel liet opleven. Met een kort hoongelach wierp hij zo'n ‘rebel’, zo'n ‘hond’ uit het werk en buiten verdienst.

Een paar arbeiders hadden gewoonlijk het voorrecht zijn bijzondere gunstelingen te zijn, omdat zijn zoekende begeerte op hun vrouwen viel.

Ze moesten echter van niets weten. Zonder kwaaddenken, argeloos-doend hem in de waan laten, dat hij ongemerkt hun woningen opzocht tijdens hun afwezigheid van huis om het werk. Vooral ook geen verhouding aannemen van een streepje voor te hebben. Hij was de baas, zij bleven de ondergeschikten.

Zijn wilde hartstochten hunkerden naar de ruwe, zwaarknokige arbeidersvrouwen. Met wellust snoof hij de slonzige geur op van haar kleren in de armelijk-vuile woning, terwijl zijn gulzige blikken brandden op de brede heupen en de benen, die lang uitstaken onder de hoog opgeschorte rokken.

In grofheid zocht zijn dieren-natuur bevrediging. De platste gesprek-

[pagina 265]
[p. 265]

ken bij zijn bezoeken hitsten het meest zijn woeste driften aan. Zijn naar voldoening hijgende begeerte maakte hem gedwee tegenover de vrouw, terwijl hij haar man bij de arbeid toebulkte. Zonder enig verzet liet ie zich welgevallen, dat ze hem een van de kinderen op de knie gaf om het wat te houden, en zag niet, hoe vies het was van dag op dag aangeplakt vuil door het rondkruipen over de grond en met de hand door het gezicht gestreken onreinheid.

Hij beloonde die vrouwen rijk, maar nooit met geld. Nu eens liet ie een kar brandhout brengen, een andere keer kleren voor allemaal, en hopen van winkelwaren. Dan hield hij zich als een weldoener. De arme drommels hadden 't nodig, deed ie. Hij wilde toch ook eens wat goeds uitvoeren, dat zou hem later wel te pas komen.

Maar zodra hij hoorde, dat er tussen de arbeider en zijn vrouw geruzie over kwam, had hij er ineens genoeg van. Gewoonlijk was dan 't einde, dat hij de hele ‘bende’ wegjoeg.

‘Hier is uw geld. Hoeft niet meer terug te komen. Mars maar!’

Kortaf, zonder enige verklaring en zonder gelegenheid te geven tot een vraag. Er was niets aan te veranderen, met geen woede en met geen weeklagen.

De oude Gossens was niet groot, maar bonkig gespierd. Zijn kleine ogen knepen in zijn beenderig, gegroefd gezicht. Een witte baard liep in twee punten uit tot op zijn borst.

Doordat nu deze, dan die arbeider weg moest, was zelfs in enkele jaren tijds zijn personeel enige malen geheel vernieuwd.

Hij zelf, met zijn ondernemingslust, zijn handelsdoorzicht, zijn kapitaal, scheen onvernietigbaar. Zijn niets ontziend willen knapte alle tegenstand van zijn weg.

Toen hij eens een hele ploeg houtwerkers tegelijk gedaan gaf, omdat zij mopperden over de zware arbeid en te weinig loon, meende een kennis, dat het toch verdrietig was, dat gesukkel met werkvolk.

‘Verdrietig?’

Verbazing lag op zijn gezicht. En even minachtte zijn kort gelach op. Daarna sneed zijn stem, knerpend als het scheuren van een ijzeren plaat:

‘Daar komen nieuwe voor in de plaats, die gaan weer, maar ik blijf!’

Geld en zinnelijk genot waren voor hem het leven.

Niets was voor hem bespottelijker dan te horen spreken over ‘een goeie man’.

Dan schamperde hij:

‘Een goeie man? Een goeie man? Wat moet je daarmee? Verdienen is de zaak, géld verdienen! Wie geld heeft, is goed, de rest niks.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken