Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Peel omnibus (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Peel omnibus
Afbeelding van Peel omnibusToon afbeelding van titelpagina van Peel omnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.46 MB)

Scans (21.45 MB)

ebook (3.17 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Editeur

Toon Kortooms



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Peel omnibus

(1969)–H.H.J. Maas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

11

Het eerstvolgende nummer van Het Nieuws van Peelland had een hoofdartikel vol snorkende zinnen over de Peelheimse veenexploitatie.

Nu een zeker lasterpamflet getracht had een smet te werpen op het gezag in de gemeente, en alle zorgen en moeiten voor het welzijn der bevolking had uitgekreten voor - de redactie kon de vuige beschuldiging nauwelijks naspreken - voor eigenbelang en diefstal, nu achtte zij het nodig de waarheid, de zuivere waarheid eens bekend te maken. Getracht had, ja, want al dat vuil was op de schrijver zelf neergekomen in de vorm van een reeks onheilen, door hem gesticht.

De bevolking van Peelheim had spontaan uiting gegeven aan haar gevoel van eerbied en erkentelijkheid voor de heer Jennesen. Overal, waar hij zich verleden zondag had vertoond, was hij met luid gejuich begroet. Als zijn bescheidenheid er zich niet tegen verzet had, zou men hem op de handen rondgedragen hebben als een triomfator, die zijn vijanden had vernietigd. Uit de aandrang htms harten hadden de ingezetenen als één man een feest gemaakt van de dag, om eerherstel te geven aan het verguisde bestuur. Het gold hier niet meer een persoon maar een beginsel, het beginsel van gezag en orde als de hoeksteen van de maatschappij.

Feestdronk op feestdronk werd ingesteld, ieder toonde als om strijd zijn aanhankelijkheid, en geen enkele wanklank werd vernomen, een bewijs ten overvloede, dat de beschuldiging van drankmisbruik enz. ten onrechte de bewoners van de streek zo vaak naar het hoofd geslingerd werd.

Een woord van bijzondere hulde kwam toe aan de Heikantse boeren, die in hun eenvoud en rechtschapenheid het leeuwenaandeel hadden in de grootse, het rechtzinnig gemoed weldadig aandoende betoging. Zij hadden getoond wars te zijn en te blijven van alle bederfbrengende denkbeelden, zij hadden blijk gegeven niet gediend te zijn van een geest van verzet. Een bravo voor de Heikantse boeren! Zij hadden weer eens het bewijs geleverd dat de landbouwersstand de kern is van de samenleving als de drager van christendom en orde.

Waren er dus eigenlijk voor de velen, die gelukkig nog naar aloude degelijkheid het gezag wilden gehandhaafd zien, alle redenen tot dankbaarheid voor een optreden, dat - hoe laakbaar op zichzelf - de stoot had gegeven tot een zuivering van de toestand, het lasterstuk had helaas ook treurige gevolgen gehad. De redactie hoopte vurig, dat de stichter

[pagina 396]
[p. 396]

dier onheilen nog tot inkeer mocht komen, eer hij door zijn haat tegen boven hem gestelde personen misschien nog ergere jammer zou uitstorten over eenvoudige mensen, die gehoor gaven aan de stem van de verleiding. Zijn drijven had zelfs buiten de gemeente de kostwinning ontroofd aan een tweetal gezinnen. Het was de redactie een vreugde hier echter dadelijk bij te kunnen voegen, dat die mensen voor algehele ondergang bewaard waren gebleven door het menslievende Peelheimse bestuur. De zo zeer gesmade veenexploitatie van de gemeente had hen gered in de nood, door hun de gelegenheid te bieden een eerlijk stuk brood te verdienen.

Had tot nog toe het voor zijn taak ten volle berekende bestuur welvaart en vooruitgang gebracht in de hele gemeente, en dat met een belangeloze moeite en zorgen, waarvan zich het eerste het beste nietige schrijvertje nog zelfs geen denkbeeld kon maken, in de toekomst beloofde de veenexploitatie nog meer zegen te zullen verspreiden over de bevolking. Het altijd ijverende, nooit vermoeide bestuur was onafgebroken in de weer om de zaken nog uit te breiden. De mensen moesten toch niet vergeten, welk een last van beslommeringen dat op de schouderen drukte van hen, die bezield door naastenliefde hun rust en kans op eigen voordeel hadden opgeofferd aan hun zucht het algemeen belang, en anders niets, te dienen. Een alleszins bekwaam handelsagent was sedert enige tijd in het buitenland voor de gemeente werkzaam gesteld, en reeds waren de goede gevolgen daarvan te merken in een grotere afzet. Waarlijk, het Peelheimse bestuur, en in het bijzonder de bekwame secretaris, die edele mensenvriend, verdienden geen blaam, maar hulde, welke hun gelukkig - de redactie voelde zich dankbaar gestemd het te kunnen vermelden - de vorige zondag ook ruimschoots was bewezen. Waren er gifzuigers, die zonder het veelomvattende van al die goede zorgen te kunnen begrijpen, zich op hen wierpen, och, dat zij die toch met een verachtelijk gebaar van zich afschudden! Mannen, riep de redactie het bestuur toe, ga voort op de ingeslagen weg, laat u niet ontmoedigen door miskenning, gij kunt met voldoening wijzen op uw gemeente, gij kunt iedere aanval afweren door te zeggen: ziedaar Peelheim, ziedaar ons werk! Het u rechtmatig toekomende loon zal u zeker eenmaal rijkelijk toevloeien als een schadevergoeding voor gebrek aan waardering van sommigen! Zo zij het!

 

De Visscher las het artikel, glimlachend: Schreeuw nu maar eens tegen zo'n wijdgapende schuurdeur!

De snoevende leugens, die zijn schrijven niet weerlegden, wonden hem niet meer op, maar gaven hem een kracht van kalmte en rustig overzien.

Hij hoefde geen woord terug te nemen van alles, wat hij had gezegd. En de werkelijkheid van de rampzalige toestand lag op het ogenblik

[pagina 397]
[p. 397]

duidelijker dan ooit zichtbaar voor iedereen. Gods molen maalt langzaam, maar zeker, kon hij zich zelf troosten.

Het meest trok zijn aandacht de list van Jennesen, die de Peetersen dus scheen aangenomen te hebben als arbeiders van de gemeente. Die daad moest dienst doen om de secretaris te verheerlijken, te meer, omdat het werklui betrof, die door ‘De Nijverheid’ afgedankt waren. Zo werd getracht de blikken van Peelheim af te leiden op het onmeedogende van een concurrent.

Innige blijdschap doorstroomde zijn ziel, toen De Visscher verrast werd door een ingezonden stukje van zijn vriend Pietersen. Het stond verscholen in de druk met een kleine letter op de laatste pagina, nog achter de advertenties. De meeste lezers zouden het niet eens opmerken.

Pietersen protesteerde met alle kracht, die in hem was, tegen de verdachtmakingen, waardoor de heer De Visscher in zijn edelste bedoelingen werd gekrenkt en in zijn werk als onderwijzer werd voorgesteld als iemand, die geen ander doel had dan de kinderen te bederven. Hij raadde de redactie aan maar eens onbevooroordeeld de veenexploitatie te onderzoeken, dan zou zij wel tot andere conclusies komen. En zonder op het ogenblik het vraagstuk openbaar of bijzonder te willen aanroeren, achtte hij zich verplicht er op te wijzen, dat de heer De Visscher ook als onderwijzer een streng plichtsgevoel bezat. Hij kende hem van nabij en wist, dat de heer De Visscher als opvoeder der jeugd zo zuiver in zijn schoenen stond als van iemand kon verwacht worden. Overigens was er immers ook nog de wet, die tegen aanranding van iemands overtuiging in de richting van onderwijs waarborgde, als dat misschien in een bepaald geval nodig was. Pietersen kende zulk een geval nog niet, de redactie wellicht evenmin, maar hij aarzelde niet de verzekering te geven, dat een dergelijk wetsartikel voor de heer De Visscher overbodig was.

De redactie had er een naschrift bijgevoegd.

Het had haar met leedwezen vervuld, een dergelijke verdediging van iemand als de heer De Visscher te moeten ontvangen van een priester. Ofschoon ieder weldenkende verontwaardigd zou zijn over het partij kiezen ten gunste van een schrijver, die zijn haat luchtte tegen een hoogstaand gemeentebestuur en een brave, godsdienstige bevolking vernederde door zijn geschriften, waarin hij haar voorstelde als een bende van achterlijken, dronkaards, moordenaars en erger, toch had zij plaatsing niet willen weigeren om zelfs de schijn van partijdigheid te vermijden al had het belang van de zaak haar het recht gegeven het stuk te verwijzen naar de snippermand.

Goede raad had zij niet nodig en de bedekte beschuldiging van vooringenomenheid moest zij terugwijzen naar de schrijver zelf, die immers bekend stond als een vriend van de heer De Visscher. Zij oordeelde niet over de veenexploitatie zonder kennis van zaken. En wat het onder-

[pagina 398]
[p. 398]

wijzerschap van de heer De Visscher aanging, zij deelde het gevoelen van de Eerw. inzender niet, dat het voldoende was, als in de schooluren niets bepaalds verkeerds geleerd werd. Zij verlangde mannen als opvoeders der jeugd, die heel andere begrippen toegedaan waren dan waarvan de heer De Visscher blijk gaf. Bovendien, hoe gemakkelijk viel het een onderwijzer ongemerkt het zaad des verderfs in de kinderharten uit te strooien, drupje voor drupje het gif over te storten in het licht ontvankelijke, tedere gemoed der kleinen. Al waren er Gode zij dank nog onderwijzers, ook in Peelheim, die geen reden gaven tot vrees, toch achtte zij wegens het overal voortwoekerende kwaad in de tegenwoordige slechte wereld het bijzonder onderwijs noodzakelijk.

 

Daags daarna, tegen de avond, kreeg De Visscher een telegram van Pietersen, dat hij overgeplaatst was als rector van een liefdadigheidsgesticht en reeds de volgende dag dat ambt moest aanvaarden. Een haastig geschreven, in de luchtige toon gehouden brief, volgde, waarin zijn vriend hem schreef, dat hij aan zijn bisschop gehoorzaamde. Het gesticht was een inrichting, waarin half idiote mensen verpleegd werden en verkwisters door hun familie waren uitbesteed. Ook dáár zou hij zijn geluk kunnen vinden. Hij verzocht De Visscher het geval aan zijn ouders zo rooskleurig mogelijk voor te stellen en te zorgen, dat zij niet veel leed hadden over die overplaatsing.

Maar verslagen door zijn eigen smart was het De Visscher nauwelijks mogelijk een opvrolijkend licht op die achteruitzetting te laten vallen, zijn gevoel verzette zich door een heftige opstand tegen de bejegening, zijn vriend aangedaan, en weerklankte de uitingen van leed, die door de luchtig-doende regels van de brief heen optrilden.

Bovendien maakten de notabele partijgangers van Jennesen de opdracht nog moeilijker uit te voeren, doordat zij het dorp rondgrinnikten, wat er met professor Pietersen gebeurd was. Achter hun betreurend hoofdschudden, dat zo'n geleerde mens zo onverstandig had kunnen doen, grijnsde hun plezier over de nieuwe versterking van hun macht.

De familie Pietersen ging gebukt onder droefheid en zorg over Karel. De oude dokter beefde van drift, terwijl zenuwtrekkingen zijn mond omkrampten.

‘Moet mijn jongen zo getroffen worden, omdat hij de waarheid stelt boven alles, omdat hij de stem volgt van zijn eerlijk gevoel. Het spijt me, dat ik hem priester heb laten worden. Men zou gaan zeggen, dat de ouders hun kinderen moeten opvoeden tot leugenaars en huichelaars. De wereld dwingt hen er toe, als zij wensen, dat het hun kinderen later wel gaat. Maar ik ga naar de bisschop.’

Het troostte de Pietersens en De Visscher wel als een verzachting van meegevoel, dat meer gemoederen zich door uitingen van afkeuring en ook daadwerkelijk verzetten tegen die overplaatsing. Tot aanzienlijke

[pagina 399]
[p. 399]

standen behorende ouders van leerlingen der onderwijsinrichting wendden zich met brieven tot de bisschop. En toen zij daarop geen antwoord ontvingen, vormde zich uit hen een comité, dat bij de bisschop audiëntie aanvroeg. Na hen aangehoord te hebben, klaagde de bisschop, dat hij er ook niets aan kon doen. Dan was hij verkeerd ingelicht. Maar hij kon die overplaatsing voorlopig niet veranderen, want dan maakte hij zich belachelijk voor het publiek.

‘Een groot man maakt zich nooit belachelijk door een fout te herstellen,’ driftte een van de afgevaardigden uit.

‘Het geeft mij een grote last en veel moeilijkheden. Ik moet toch afgaan op mijn inlichtingen. Ik kan toch niet zelf alles gaan onderzoeken.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken