Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verstooteling (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verstooteling
Afbeelding van VerstootelingToon afbeelding van titelpagina van Verstooteling

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

Scans (12.51 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verstooteling

(1930)–H.H.J. Maas–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 39]
[p. 39]

VI.

Aan den rand van de wijduit-neervlakkende hei woonde in een klein huisje Van der Poorten, een gepensioneerd Oost-Indisch militair. Na zijn terugkomst was hij getrouwd met een meisje van negentien jaren, en had één kind, Mina, zoo oud als Jan. In werken had hij niet veel zin, zijn handen stonden er niet meer naar, zei hij. Hij was het niks-doen te veel gewend. Kon dat maar zoo niet afleeren. Tweehonderd gulden vast was ook een heel mooi inkomen. Wat er bij knutselen, dat was genoeg. Moest hij zich dan nog moe gaan werken op zijn ouën dag? Hij had genoeg gedaan, hoor! Den koning gediend. En gevochten tegen die wilden uit Atjeh. Dat was een leventje geweest. In Holland was 't soldaat-zijn niks, wat had je daar nou aan? Nee, dan in den Oost, daar kon je je geweer nog 'ns gebruiken...

Dikwijls ging Jan naar Van der Poorten toe, en liet den hond bij de schapen op de hei. En luisterde dan met bewonderende blikken naar de verhalen van de avontuurlijke tochten en de woeste gevechten in den Oost. Van der Poorten vertelde met vuur. Sprong van zijn stoel, kroop op de knieën achter de verschansing en mikte... Pang!... Een flikkering gloeide op in zijn oogen. Toen hadden ze een zwaren marsch gehad, honger en dorst gelejen. Waren opeens overvallen door een troep zwarten. Het was gegaan man tegen man...

Jan luisterde, adem-ingehouden-stil, bedwingend de hijging, die opsteeg tot zijn keel. In spanning van verlangen hoe-'t-afliep, maar toch het einde ál-maar willend verschuiven.

Als het dan toch uit was, bleef hij een oogenblik stil; zijn oogen lagen peinzend-droomerig in zijn hoofd. Dan ontsnapte een zucht aan zijn lippen.

‘Hè, dat was schoon!...’

En als hij daarna in alleen-dwalen over de hei nog eens

[pagina 40]
[p. 40]

nabeleefde, wat hij had gehoord, dan wilde hij ook maar soldaat gaan worden, later. In den Oost.

Van moeder ging hij wel niet graag weg. 't Was zoo ver. Heel over de zee, zei Van der Poorten. 't Waren vreemde landen in den Oost. Zeker, waar de vogels heen gingen, in den herfst. 't Moest er wel plezierig zijn, altijd warm. Als moeder eens mee kon gaan. Maar dat zou zeker wel niet mogen. Een soldaat moest altijd vechten. En 't kon ook wel zijn, dat hij doodgeschoten werd. Als hij vooruit maar zeker wist, dat hij weer terugkwam... Dat zou toch wel lang duren. En dan kon moeder best dood zijn...

Voor vader gaf hij er niks om, en die zou er zelf ook wel blij om zijn. Maar voor moeder. En ook voor Mien. Hij moest er toch eens over praten met Van der Poorten, en met Mien ook...

Dikwijls ging Mien met hem mee. Dan dwaalden ze uren lang rond over de hei. Of lagen samen bij de schapen.

Mien liep graag met hem. Was altijd blij, als hij met de schapen naar de hei kwam. Onbewust nog, voelde zij zich tot hem aangetrokken.

Jan was een flinke jongen geworden. Er lag iets over hem van den beteren stand van zijn vader. Dàt was 't ook, waarom de vrouw van Van der Poorten hem aanhaalde. Hij was zoo'n ‘knappe jong’.

Eens had Mien haar verteld, dat ze van Jan een ei gekregen had. Op de hei had ze het leeggedronken. Dat was lekker geweest. Jan had altijd een paar eieren bij zich. Van den boer.

Zij had 't dadelijk begrepen. En toen Jan weer kwam, had ze hem gevraagd, waar hij die eieren haalde.

‘Die krieg 'k... van... vanne... den boer...

Aarzelend kwam 't eruit, even-verlegen over 't onverwachte van dat soort-verhoor. Dat Mien dat ook gezegd had... dom... hij had 't haar moeten verbiejen... of haar niks geven, gemelijkte het snel-opschietend door zijn kop heen.

Schel spot-lachte vrouw Van der Poorten op:

‘Neeë menneke, zeg 't mer rechtuut, die he de stil uut de neste gehaald...’

Jan hoogrood:

‘Da's nie waor...’

[pagina 41]
[p. 41]

‘Kun'de begriepe... mer 't is niks erg, dè kreng van'nen boer hit er genoeg... dat gier beest kan anders nooët wat misse...’

Toen stelde ze Jan voor, daar in huis de eieren op te eten. Hij moest er dan maar een paar meer meebrengen. Dan hadden ze allemaal wat. Zij zou er de suiker bij doen, dat was lekkerder. En dan zou ze d'r ook niks van zeggen, tegen niemand. Want als de boer 't hoorde, zou hij weggejagen worden, naar huis. En dan zou 't bij zijn vader geen Zondag zijn, hoor...

Zij pakte Jan vast, met haar arm om zijn schouder.

‘Ge bint 'ne knappe jong, Jan...’

Een vreemd gevoel doorrilde hem even. Later, alleen, voelde hij het nog.

En den volgenden morgen zocht hij de nesten af, om eieren mee te kunnen nemen voor vrouw Van der Poorten. Hij voelde er zich toe gedwongen door iets, waarvan hij niet recht wist, wàt. Als hij 't niet deed, zou ze hem zeker ‘verklappen’ aan den boer. En dan zijn vader... Ook wist hij, dat zij het graag had, zij zou hem bestuiten...

‘'k Begriep nie, dat er zò wennig eier zien, klaagde de boerin gauw genoeg.

‘De henne kakele den ganschen dag en d'r kumt niks ien de neste, 't is evvel te gek...’

Ze zouën eens allemaal goed zoeken, of de kippen misschien zelf ergens nesten gemaakt hadden, dat gebeurde meer.

Jan hoorde het. Een spotlach kriewelde op in zijn keel. Maar toch kwam er een even-bange klopping in zijn borst. Als ze d'r eens achter kwamen... En hij haastte zich weg met de schapen.

Toen de boerin geen geheime nesten vond, werd er opnieuw beraadslaagd. 't Kon ook zijn, dat de hennen zelf de eieren oppikten. Of dat een wezel op den stal kwam, 's nachts. Ze moesten de eieren maar dadelijk uit het nest halen, in het vervolg, 's morgens en 's middags.

Toen kostte het Jan moeite om er nog te krijgen. Alle geraffineerdheid was noodig, maar ook al zijn durf. Hij waagde het, hij mòest ze hebben...

Tot hij op een keer betrapt werd.

[pagina 42]
[p. 42]

Hij moest achtereen de deur uit. Kon zijn bundeltje bijeenpakken en gaan.

Bang voor de woede van zijn vader aarzelde hij den weg naar huis op. Als het er uitkwam, zou het verschrikkelijk zijn thuis. Zijn vader sloeg hem wel dood. Hij durfde niet. Ging terug. Naar Van der Poorten...

Snikkend wierp hij zich daar op een stoel neer. Uit zijn schokkende borst wrongen zich de verwijten tegen de vrouw omhoog, door zijn tranen heen: 't is ow schuld, ow schuld... wat zal vader kwaod zien... en moeder... In het eerst driftte vrouw Van der Poorten fel tegen hem op, met hooggaande kijfstem.

‘Wat mènde wel, mien schuld? Dat wil 'k nie gezeed hebben, mien schuld, dat gii eier gaot stèle...’

‘Jao, ow schuld, ow schuld’, schreeuwde Jan tartend. Uurst kreeg 'k er altied mer tweeë, dat was niks, daor worre ze nooët achter gekome... ik zal 't ok zegge, dat het ow schuld is...

Daarvoor schrikte zij terug. Wat zou er dan weer een gepraat loskomen. De monden zouden niet stil staan, er werd toch al zooveel over haar gekletst. Dat zij niet genoeg had aan haar eigen man. En dat ze de boerenjongens bedierf. Dan dit weer. Zij hoorde het schamperen al: Zie 'de wel, dat er niks aan dat wief is...

Toen deed ze lief tegen Jan. Hij moest er zich maar niks van aantrekken. Daar dien nacht maar blijven slapen. En 's morgens maar vroeg vertrekken naar Pruisen. Zich verhuren als knecht. Zij zou het wel tegen zijn moeder zeggen. 't Was allemaal niks...

's Morgens in alle vroegte ging Jan weg, naar Pruisen.

Eer de dag om was, was het gepraat het heele dorp doorgetrokken. De boer en de boerin, woedend over de schade, lawaaiden het rond; die schelm, die dief, die hen altijd bestolen had! Zij zouden Hansen een proces maken, die moest de eieren betalen. En ie zou wel veel meer gestolen hebben ook...

Anderen dikten de praatjes nog aan. Jan had gestolen en was er vandoor gegaan. Niemand wist waarheen. Misschien had hij zich wel van kant gemaakt. Of ging schooien. D'r was nooit wat aan Jan geweest. Hij was er ‘door gemeenigheid gekomen’, dus kon 't ook niet anders. Zijn

[pagina 43]
[p. 43]

heele familie was niks... Die zouën allemaal nog wel tot niks komen, dat zou men nog beleven...

Alleen de boer, waar Jan zoo dikwijls geholpen had, voelde medelijden. Hoofdschuddend meewarigde hij:

‘'t Is jaommer, 't is jaommer... 't was toch genne kwaoje jong...’

Met Hansen was het vreeselijk geweest dien dag. Floortje stond te sidderen voor zijn woestheid, die niet te bedwingen was. Zijn scheldwoorden en verwijten hagelden op haar neer. Dat sakkerjuusch andermans jong, daarvan moest hij het verdriet en de schand hebben... 't Was háár schuld... Hij zou hem vroeger wel recht gezet hebben... Hij had zich wat in huis gehaald... Jan van den Burgemeester was de groote mijnheer, die trok zich nergens wat van aan... en leefde er nog altijd maar op los... Floor ook niet, hij moest maar alles opvreten.

Zijn scherpe schamperwoorden van wilde woede doorpriemden haar 't hart.

Dat kreeg zij nu in plaats van troost. Jan, een schelm? D'r vandoor? En niet te weten, waarheen...

In stilte moest zij uittreuren haar schrijnende smart.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken