Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verstooteling (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verstooteling
Afbeelding van VerstootelingToon afbeelding van titelpagina van Verstooteling

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

Scans (12.51 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verstooteling

(1930)–H.H.J. Maas–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 110]
[p. 110]

XVI.

Toen het nieuwe klooster zoover gereed was, dat de aannemer het gebouw kon overgeven, kreeg Jan werk aan den muur rondom het heele terrein. Die vorderde veel tijd. Zoo had hij nog altijd een goede verdienst.

Wel had 't werk gedurende den winter verscheidene weken stil moeten liggen. Maar van den tijd af, dat het bouwen van het klooster was begonnen, hadden de boeren geen arbeiders meer kunnen krijgen. Toen het vriesweer het voortwerken belette, was er op de boerderijen nog genoeg te doen. Men moest nu maar gauw zijn, nu was er volk te krijgen, zoolang tot het weer open weer werd. Dan ging weer alles naar het klooster. De boeren mopperden wel, dat ze hooger dagloon moesten geven dan vroeger, door al die ‘vreemdigheden’, en die ‘nieuwerwetsche fratsen’, maar zij hadden de arbeiders toch noodig. En betaalden.

De Zondagen waren echte zuipdagen geworden, meer dan ooit. Er werd veel verdiend en veel gedronken. 's Avonds woelden en herrieden de werklieden het dorp rond, van het eene café naar het andere. Vooral, waar meiden in de herberg waren, ging 't wild toe. Verscheidene menschen begonnen een café, ‘er was veel aan verdiend’, meenden ze...

's Zaterdagsavonds en 's Zondags plaste het bier over de tafels en den vloer. Ze konden het wel dweilen, zoo druk was 't weer geweest, zwetsten de lui tegen elkander op. Als ze 't maar hadden, waren de jongens van het dorp ‘rejaal’. Ze lieten de marken rollen, 't kwam er hun op een paar niet aan. Zoo moest het ook zijn. Tot laat in den nacht, tot 's Maandagsmorgens toe vaak ging het door. Al maar drinken en lawaaien. Dikwijls deden ze als razenden. Om zich uit te woesten, als de bierroes hen dol gemaakt had. Wat kon hun de heele boel verrekken, geld zat... Lol moesten ze hebben...

Met de knieën wipten zij de tafels omhoog, dat de volle bierglazen omvielen. Onder dronkemans-gelal en getier.

[pagina 111]
[p. 111]

Hun zwaar neerstampende voeten, op de maat van het uitgeschreeuwde lied, verscherfden de glazen en trapten de stukken tot splinters. Dan de tafels 't onderste boven, en hossend sprongen ze er om heen. Tot er een daar weer genoeg van had, en de pooten er af trapte. Op een plaats werd zelfs op een avond de lamp van den zolder geslagen.

De herbergier, die het beletten wilde, kreeg ruzie met den wilden troep. Ze lieten hem met de stukken zitten en kwamen niet meer in zijn café. Maar de meesten waren slimmer, lieten hen maar aandoen. Op betalen keken zij zoo nauw niet...

Jan was er altijd bij. In de week werkte hij hard en verdiende goed. Dan mocht hij toch ook wel eens wàt verzet hebben? Dat was ook alles, wat werkende menschen hadden, hè? Ja, hij wist wel, dat Mien 'r moeder hem dat niet gunde, net zoo min als vader Hansen. Maar daar zou hij zich nu eens niet aan storen. Hij gaf 'r de bliksem van, van al het gezanik. Hij zou zich nou ook 'ns niet den baas laten spelen. Als hij 's Zaterdags of 's Zondags zijn loon afgaf, dan was het altijd: ‘o, ik mende, dat 't meeër was,’ of: ‘ze betalen an 't klooster ok zo goed nie mer as ien 't begin,’ of zoo iets. Met een heel nuchter gezicht. Hij deed dan net, of hij niets begreep. Hield zich maar van den domme. En liet 't maar zoo. Maar hij snapte het drommels goed. Als ze meenden van niet, dan kenden ze hem nog niet, hoor. Hij zou zeker tot op den laatsten cent toe alles moeten afgeven. En niks verteren. Thuis zitten als een ouwe huisvader. Hij alleen werken en verdienen, en de anderen opmaken. Daar dankte hij toch voor, hij nam 't er zich vóóraf van...

Toen ze pas getrouwd waren, hielp Mien hem altijd, als haar moeder zoo iets zei. Maar nou keek ze ook al zuur en begon wel eens te mopperen. Hij begreep 't wel. Als hij op zijn werk was, bleef Marie er tegen haar over zaniken, dat Jan zooveel dronk en zooveel geld noodig had. Hij had er een paar keer woorden met haar over gehad. 't Moest nou niet lang meer duren, dan zou hij 't ronduit zeggen, dat hij het verdomde, voor allemaal te werken, dan moest ze het maar weten. En ze hoefde zich door haar moeder niet te Iaten opstoken tegen hem. Als ze zijn verdienst niet hadden, zou 't hen zoo niet gaan... Dat Van der Poorten iede-

[pagina 112]
[p. 112]

ren dag zijn klare moest hebben, dáár werd niets over gezegd... dat kostte toch óók... 't Was hem ook niets naar den zin, dat die ‘Rooie’ nog zooveel bij Van der Poorten aan huis kwam. Die lag er den halven tijd, zeiden de lui. Zijn werk-kameraden hadden er hem al wat mee voor den gek gehouden. Ze vertelden hem terug, hoe de ‘Rooie’ ging zwetsen en stekelig-spotten: Bij Van der Poorten was het goed, daar had hij maar voor het kiezen...

Hij geloofde d'r geen woord van, het zouën gemeene leugens zijn, maar dat gelach en gepraat was toch om helsch te worden. 't Was eigenlijk maar gelukkig, dat de ‘Rooie’ hèm niets zei, als hij een stuk in z'n kraag had, want dan gaven 't misschien dooien...

Zijn kameraden van 't werk meenden 't niet kwaad, dat wist hij wel. 't Was maar plagerij, als ze hem voor den gek hielden met den ‘Rooie’ en Mien. Toch was het vervelend, en hij kon tegenwoordig niets verdragen. Durfde hij er maar eens ronduit met Mien over spreken... Maar Mien was zoo anders dan vroeger... zei wel weinig over den ‘Rooie’, maar scheen niet kwaad meer op dien vent... en tegen hèm was ze zoo vreemd... alsof ze niets om hem gaf... Overal had hij het land over. Dikwijls zou hij op het minste woord woedend kunnen worden. Waarom precies, wist hij niet. Soms was hij net gek en wild, en dan weer was hem alles hetzelfde, of hij werd over alles kwaad...

't Was thuis ook niet meer, zooals kort na den trouw. Toen was Marie vriendelijk en goed voor hem geweest. Heel bezorgd. 't Was Jan voor en Jan na. Gauw genoeg was ze ook weer begonnen van vroeger. Hij had 't haar voor den trouw beloofd, zei ze, dat alles weer goed zou zijn...

Maar 't wàs nu toch ook goed...

Nee, zooals... vroeger... hij wist wel, hij had haar nog niet vergeten, had hij zelf gezegd...

Dat was hem dan toch te erg geweest. Hij was om den donder geen fijne, dat wist hij wel, en hij had genomen, wat hij krijgen kon, vooral onder dienst, maar dàt kon hij toch niet van zich verkrijgen. Als het dan nog een andere geweest was.

Maar sinds was Marie heel veranderd. Als hij thuis was, kreeg hij van haar een lang gezicht en nauwelijks een goed

[pagina 113]
[p. 113]

woord. Altijd even kortaf. Dit was niet goed en dàt deugde niet. Hij kon niets meer naar haar zin doen.

Met een grimmig gezicht keek ze naar de boterhammen, die hij meenam naar het werk. Nu Mien niet goed meer kon, omdat het op een eindje met haar liep, kwam zij 's middags het eten brengen. Maar dikwijls lang over den tijd. En soms maar half genoeg. 't Beste was er uit. Hij was al eens met een hongerigen buik weer aan het werk moeten gaan. 's Avonds had hij erover gesproken met Mien, heel in 't goeie, maar zij was kwaad geworden. Hij moest maar wat minder drinken, was het toen. 't Ging ook allemaal zóó niet... Voor hèm was alles te veel, dat merkte hij wel. Van der Poorten deed met zijn vrouw over, hij was 'n sul. Die liet zich behandelen als een kwajongen. Was bang voor Marie. Keek haar naar de oogen om een borrel. Dikwijls liet zij hem lang schooien, eer ze den drank gaf, maar weigerde nooit. Nu hij hem zòo goed kende, wist hij ook heel goed, dat Van der Poorten nog lang niet versleten was. Bejaard ja, maar zijn kracht had ie nog wel... Zou nog best wat kunnen werken... Maar dat Mien zóó was! Dat die zich liet ophitsen door haar moeder. Van een huisje te huren voor hen alleen, wilde zij niets hooren. Dan begon zij dadelijk te schreien en te kijven. Hij moest ook maar anders zijn. Hij was ook nooit content. Met moeder en háár was 't zoo goed. Er waren ook wel redenen voor, dat moeder kwaad op hem was. Moeder had er haar wel iets van verteld. Dat was gemeen van hem. Ook had moeder er wel wat van gehoord, waarom hij zoo lang in het hospitaal gelegen had...

Hij was opgestoven, wie die gemeene leugens daar was komen vertellen. De ‘Rooie’ misschien, dan zou hij toch eens kijken, wat hij met dien smeerlap te doen had, die alle dagen daar in huis lag en van alles ging rondzwetsen...

Nee, de Rooie niet... die was zoo slecht niet, als hij wel meende...

Wat was hij woedend geweest. Hij wist niet, wat hij deed of zei van kwaadheid! Nu zou hij op den duur nog de gemeene kerel worden... en niet eens meer wat kunnen zeggen, of zoo iets werd hem dadelijk in 't gezicht gegooid... Zoo'n heks van een wijf, die hem zelf zoo nageloopen had en bij hem had aangehouden... Zij en de ‘Rooie’ waren

[pagina 114]
[p. 114]

van alles de schuld, dat was zeker. Maar hij kón dat niet tegen Mien zeggen... en dat Mien dien vent nu ook al ging voorspreken...

't Eenige pleizier, dat hij had, zou hij dan ook nog niet mogen hebben. Hij nàm 't er zich van, als ze dàt maar wisten...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken