Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Blauwe damp (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Blauwe damp
Afbeelding van Blauwe dampToon afbeelding van titelpagina van Blauwe damp

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (8.68 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Blauwe damp

(1994)–Marcel Maassen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 80]
[p. 80]

Schrijven

Ergens in een kantoorpand in Amsterdam ligt een grote toekomst op me te wachten. Ik heb het opgestuurd, Cel, en de ontvangstbevestiging is binnen:

 

Geachte heer/ mevrouw Muurens,

Hierbij bevestigen wij de ontvangst van uw manuscript.

Over ongeveer zes weken, nadat onze redactie uw werk beoordeeld heeft, zullen wij u kunnen berichten of uw manuscript in aanmerking komt voor publikatie in ons fonds.

Met de meeste hoogachting,

 

K. v/d B.

Directiesecretariaat

 

Dat is heel netjes. Drie dagen later heb je al de bevestiging en zes weken is niet eens zo gek lang. Zes weken en we zullen het weten. Over zes weken ben ik schrijver:

 

Geachte heer/mevrouw Muurens,

We hebben uw novelle ‘Cel’ met grote belangstelling en bewondering gelezen. We zijn van mening dat dit uitzonderlijk knap geschreven literaire werk, niet voor het Nederlandse publiek verborgen mag blijven.

U begrijpt: wij zouden dolgraag uw novelle willen publiceren. Teneinde tot concrete afspraken te komen, verzoeken wij u zo spoedig mogelijk contact met ons op te nemen.

Met de meeste hoogachting,

K. v/d B.

Directiesecretariaat

 

Zo'n brief uit Amsterdam waarin een man of vrouw of een commissie mij mededeelt dat niets voor niets is geweest, dat ik waarachtig een schrijver ben. Dat zou mooi zijn.

En misschien komt er wel een heel andere brief, zo'n brief

[pagina 81]
[p. 81]

waarin een of andere secretaresse mij vriendelijk bedankt voor de moeite en me aanspoort vooral door te gaan: ‘Stuur gerust nog eens wat op, wie weet, misschien leert u het nog wel.’

 

‘Ik wil voor mijn kunst lijden’, heb ik ooit gezegd. Tegen Marc. Hij geloofde mij. ‘Daar heb ik nou respect voor’, zei hij. Lieve jongen toch, Marc, ondanks alles.

‘Ik wil de grootste levende Nederlandstalige schrijver worden. Of, als dat niet lukt, een heel goede dode Nederlandstalige schrijver.’ Dat heb ik ook wel eens gezegd, ook tegen Marc. Hij vond dat grappig.

Hugo herlas weer eens De Uitvreter, ons bijbeltje. ‘Gisteravond heb ik De Uitvreter herlezen’, zei hij. ‘En’, vroeg ik, ‘stond het er nog?’

Schrijvers spreken boeken, nog te schrijven of reeds geschreven. Schrijvers leven hun biografie. Schrijvers leven niet: ze spelen hun biografie.

Ik wilde schrijver zijn. Ik was een schrijver: woorden in leer gebonden sprak ik, woorden voor later. Ik sprak thematiek, sprak betekenis, af en toe een onvergetelijke openingszin en af en toe een magistraal slot. Ik speelde cruciale scènes. Ik was een roman.

 

‘Ik wil voor mijn kunst lijden’, zeg ik tegen Marc. ‘Ik wil voor mijn kunst leven. Ik kan niet student zijn en tegelijkertijd schrijver. Of het één, of het ander. Ik kan niet schrijven wanneer ik me druk moet maken over tentamens. Ik kan niet schrijven wanneer ik me druk moet maken over later. [Herhaling, stijlmiddel.] Het is vreselijk aan het eind van je leven te moeten constateren dat het niet gelukt is, dat je niet hebt bereikt wat je wilde bereiken. Maar onvergeeflijk is het wanneer je het niet eens geprobeerd hebt, wanneer je niet alles hebt gegeven om je idealen te verwezenlijken. Ik wil schrijven, dat is mijn ideaal. Of het lukt, weet ik niet, maar in elk geval heb ik er alles voor over. Als ik er mijn studie voor moet opgeven, dan moet dat maar. En als ik er mijn toekomst voor moet opgeven, dan moet dat ook maar. Ik wil een schrijver zijn en daar wil ik voor lijden.’

Marc is er stil van en ik ook. We zijn onder de indruk.

[pagina 82]
[p. 82]

Negentien zijn we en volwassen. We lullen zoveel, Marc en ik en vaak ook Hugo. Elke dinsdag zien we elkaar in De Haan en dan wordt er geluld, een avond lang. Vijf halve liters drink je tussen twaalf en twee en een enkele keer zes, als je een beetje doordrinkt. Bij de vierde ben je elkaars beste vrienden, knijp je je vrienden in de wang of in de arm, hang je een beetje om hun nek en alles wordt opeens heel belangrijk. Een keer, bij de vierde of de vijfde halve liter, moest ik dringend iets belangrijks vertellen: ‘Luister Marc, ik moet je iets vertellen... Luister je? Goed dan: ik stop met m'n studie.’

 

Ik had gezegd dat ik zou stoppen met studeren en dus stopte ik met studeren. Dat was in het voorjaar van 1986. Marie-José en ik woonden bijna een jaar samen en het heilige liefdesvuur was al wat getemperd. Zoals dat gaat in de liefde: hoge pieken en diepe dalen en uiteindelijk een onafzienbare kale vlakte. Dan moet je wat. Stilstand is achteruitgang. Je moet toch iets zijn, iets worden. Goed in bed is prima maar niet genoeg voor een heel leven. Samen op de bank is gezellig maar niet tot de dood. We moeten allemaal vooruit: schrijven moest ik, zou ik.

 

Aan schrijven had ik niet gedacht toen ik zei dat ik zou gaan schrijven. Aan interessant en artistiek zijn had ik gedacht, geliefd bij vriend en vijand en bij zoveel mogelijk mooie meisjes. Voordragen uit eigen werk voor literaire vrouwen die met me willen kussen en nog veel meer, signeren in boekhandels, en vrouwen die mijn handtekening en nog veel meer vragen, recensies, praatprogramma's, boekenbal, uitreiking van aanmoedigingsprijs en staatsprijs en Nobelprijs in hetzelfde jaar, rijk en beroemd en gelukkig zijn in een wereld die mijn naam op haar lippen draagt: Marcel Muurens. Opeens moest ik schrijven.

 

Ik schreef. Uren zat ik in dat kamertje, uren en uren. Ik zat er voor me uit te staren totdat ik vond dat ik er lang genoeg had gezeten, lang genoeg had geschreven zonder iets te schrijven. Poëzie met veel gevoel in eenvoudige woorden, dat wilde ik. Korte verhalen met veel gevoel in eenvoudige woorden. Ik

[pagina 83]
[p. 83]

schreef niets. Ik wilde schrijven maar wist niet waarover, ik had geen onderwerp, geen verhaal en geen idee, niets. Ik was dom. Totdat... Ja, totdat: Cel!

‘Wat vind je van die titel?’

Marie-José staarde mij hulpeloos aan, begreep het niet, begreep nooit iets, zocht naar een mening en vond er geen, zocht naar woorden en vond er geen en zei: ‘Leuk.’

‘Stomme koe’, dacht ik, ‘wat ben je toch een stomme koe.’ Ik schreef. Hier zat ik, in dit kleine stille kamertje in dit ooit zo liefderijke huis dat ik ooit met haar bewoonde: ‘En in dit hokje - u mag fotograferen - schreef hij zijn debuut Cel en ook zijn tweede boek, zijn beroemde meesterwerk. Vragen? Dan gaan we nu naar de kamer waar hij haar voor het laatst heeft genomen. De bank is de originele bank en ook de bekleding is authentiek en als u heel goed kijkt, hier zo, ziet u nog de vlekken...’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken