Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Blauwe damp (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Blauwe damp
Afbeelding van Blauwe dampToon afbeelding van titelpagina van Blauwe damp

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (8.68 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Blauwe damp

(1994)–Marcel Maassen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

Zijn meisje

Alleen de ware leider kan het zich permitteren plotseling af te wijken. Jos was een waar leider. Dat was hij altijd geweest en dat was hij nog steeds, ook al zei niemand van ons dat hardop (ook Jos niet). Wij waren echte vrienden en echte vrienden zijn gelijk. Ook dat zou niemand ooit hardop zeggen. Als je stoer bent, zeg je zulke dingen niet. Dan lul je meer. We probeerden ons allemaal erg gelijk te voelen maar eigenlijk wisten wij allen beter: er was één leider (Jos, altijd Jos), één voetveeg (Eric) en er waren drie strijdende gelijken (onder wie ik). Zo was het en zo bleef het tot de dag dat Jos voorgoed afscheid van ons nam.

Terwijl iedereen wist dat je met wijven alleen hoorde te tongzoenen, had Jos opeens een wijf voor vast. Verkering had hij, een vriendin, en hij noemde haar ‘mijn meisje’. Daarmee stichtte hij nogal wat verwarring. Was hij verliefd, echt verliefd? En zij? We besloten af te wachten.

Een week of drie later schiep Jos zelf duidelijkheid toen we weer eens een avond met z'n vijven bij elkaar zaten op De Zolder. ‘Ik ben echt verliefd’, zei hij plotseling. Toen moest Jos natuurlijk vertellen. En Jos vertelde: hij voelde het in z'n buik en in z'n hoofd en eigenlijk overal...

‘Ook in je pik?’ vroeg Eric. Welachten.

‘Wat dacht jij dan? Vooral in mijn pik, ik krijg al een stijve als ik haar stem door de telefoon hoor.’

‘Dan ben je echt verliefd.’

Jos was echt verliefd. Het was om misselijk van te worden. De hele avond lang was het Marie-José, Marie-José en nog eens Marie-José en als hij dan eindelijk klaar was, dan stelde Eric of Gerard of TweedeJos weer een vraag over haar of over haar ouders of over haar tieten en dan begon het weer opnieuw.

Het was meteen onze laatste ‘homo-avond’. Jarenlang was De Zolder een verboden tempel geweest, verboden voor iedereen behalve voor ons, De Jongens van De Zolder. We zaten er al toen we elf waren en groen, toen we de avonden nog te lijf gingen met chips en cola en voetbal, en we zaten er nog steeds toen we wisten of meenden te weten wat er zoal te koop was daarbuiten, in de grote goede wereld. We waren er

[pagina 85]
[p. 85]

groot geworden, dronken, we hadden er gedanst met kussens die lekkere wijven waren, we hadden er elkaar sekslessen gegeven, seksboekjes uitgewisseld, sekskaarten en seksverhalen, we hadden er onze piemels gemeten, onze boeren en onze scheten, mannen waren we er geworden, stoere geile mannen die heel veel konden drinken. ‘Homo-avond’ had ik het ooit genoemd en vanaf die dag noemden wij het homo-avond. Dan zat moeder met oma aan de telefoon en dan vroeg oma - een oma vraagt dat soort dingen - wie er zoal in de kamer zat: ‘Die en die en die en ik. Nee, Marcel niet, Marcel is naar de homo-avond.’ ‘O’, zei oma.

Het was onze laatste homo-avond. Een week later hield Jos vriendelijk de deur open voor de eerste vrouw - na tante Keet - die ons heiligdom betrad. Marie-José, ons eerste levende kussen. Het zou nooit meer hetzelfde zijn op De Zolder.

 

Behalve Jos en Marie-José voelde niemand zich echt gemakkelijk die avond. Plotseling zat daar een wijf, een meisje, naast Jos, en samen zaten ze daar alsof het de normaalste zaak van de wereld was en af en toe fluisterden ze elkaar dingetjes toe en dan gniffelden ze en wij begrepen het niet maar gniffelden toch mee, voor de gezelligheid.

Ik was als eerste binnengekomen en ik schrok toen ik haar zag zitten, knus naast Jos op de bank. Halverwege de trap was ik begonnen met schreeuwen, iets over seks, en ik schreeuwde nog steeds toen ik de deur van De Zolder opengooide. Toen zag ik haar. Ik zweeg. ‘Grote lul’, lachte Jos, ‘ga zitten.’ Dat deed ik. ‘Hoe is 't?’ vroeg Marie-José. ‘Goed’, zei ik en zweeg. ‘En met jou?’ vroeg ik even later. Met haar was het ook goed. We zwegen. Jos graaide naar zijn pakje shag dat op tafel lag en toen keken we naar Jos die een sigaret rolde, Jos die een sigaret in z'n mond stak en Jos die een sigaret aanstak. Ik wilde iets zeggen of iets vragen of iets doen (‘schijt maar in je schoen’, zegt moeder), ik dacht na, ik dacht diep na, maar er was niets dat kon worden gezegd, gevraagd of gedaan. Ik keek naar Jos: hij blies wolkjes rook door zijn neus De Zolder in. En opeens een gedachte: ‘Mag ik een sigaretje van je draaien.’ Dat bedacht ik, dat zou ik vragen, ik vroeg ‘mag ik...’ en precies op dat moment vroeg Marie-José hetzelfde, en ze keek me aan en

[pagina 86]
[p. 86]

ik keek haar aan en we lachten allebei. ‘O sorry’, zei ze, ‘jij eerst.’ ‘Nee, zeg jij het maar.’ Ze glimlachte. We glimlachten. ‘Of ik wat mag drinken?’ Jos lachte. ‘Wat is het toch een schatje, vind je niet? Zo bescheiden en zo lief. Of ze iets mag drinken. Nee trut, je mag niks drinken!’ Hij trok haar naar zich toe en kuste haar in haar hals en zij giechelde. ‘Ja’, zei ik, ‘heel lief.’ ‘Wat wilde jij vragen, lulhannes?’ vroeg Jos. ‘Hetzelfde’, zei ik, ‘ik wil ook iets drinken, ik ben ook een schatje.’ ‘Ja lieverd, jij bent ook een schatje, maar je moet het wel zelf pakken, je weet waar het staat.’ Toen ging ik naar beneden, bier en fris halen, tante Keet gedag zeggen, met een hond of een kat of een hamster spelen, naar het journaal kijken, vissen voeren en ze nog een keer voeren, het maakte niet uit al moest ik het hele huis stofzuigen, het maakte niet uit zolang ik daar maar niet hoefde te zitten, bij hem en bij haar.

 

‘En?’ vraagt tante Keet.

‘Leuk’, zeg ik, ‘het is een leuk meisje.’

‘Een lief meisje, vind je niet?’

‘Jazeker, heel lief, heel bescheiden.’ (Ze is verdomme niet lief. Grote tieten heeft ze, lekkere grote tieten.)

‘En een plaatje is 't, een mooi dingetje. Vind je niet?’

‘Zeker, mooi, mooi meisje.’ (Wat is ze mooi, lekker.)

‘Echt iets voor Jos.’

‘Ja.’ (Echt iets voor Jos. Jos en Marie-José. Ze liggen natuurlijk te rotzooien daarboven. Ze liggen te vrijen. Zeker weten. En hij zit in haar broek, zo is ze wel.)

‘Van Op de Kamp is ze, van Tjeu op de Kamp.’

‘Van der Kamp, niet Op de Kamp.’

‘Van Tjeu op de Kamp, Tjeu van de garage?’

‘Nee, dat is Op de Kamp en zij heet Van der Kamp.’ (En zij pijpt hem natuurlijk.)

‘Ooh, ik dacht van Tjeu, Jos zei Op de Kamp.’

‘Nee, Van der Kamp, Marie-José van der Kamp.’ (En dan gaat hij haar neuken...)

‘Wie is dat dan, welke Van der Kamp is dat, waar wonen die?’

‘Begoniasingel.’

‘Begoniasingel? Woont daar een Van der Kamp? Die ken ik helemaal niet.’

[pagina 87]
[p. 87]

‘Ze hebben daar altijd gewoond.’ (En dan steekt hij hem er zo diep in dat ze meteen klaarkomt.)

‘Ja? Ik ken die mensen helemaal niet. Nooit van gehoord. Van der Kamp... Van der Kamp? Nooit van gehoord. Hollanders?’

‘Nee gewoon, Limburgers.’ (En nog even een paar keer flink diep stoten en dan spuiten.)

‘Nooit van gehoord. Gek hè, woon je al bijna vijftig jaar op de Lindenheuvel en dan weet je het nog niet. Weet je wel zeker dat het Van der Kamp is? Is het niet Op de Kamp?’

‘Nee, het is Van der Kamp. Marie-José van der Kamp.’

 

Tante Keet staat op en loopt naar de televisie. Ze zet 'm aan maar er gebeurt niets. Voor de televisie blijft ze staan wachten. Er gebeurt niets.

‘Is hij kapot?’ vraag ik. Ze hoort me niet. Soms hoort ze je gewoon niet, is ze even ergens anders. Dan staat ze zomaar wat te staan en te kijken naar niets.

‘Is hij kapot tante?’

‘Kapot? Nee, niet kapot: oud, het kreng is oud, een oud wijf is 't, net als ik, ik ben ook een oud wijf.’ Ze lacht en ik lach met haar mee. ‘Een oud wijf moet eerst een uur warmdraaien, anders lukt het niet.’ En we lachen weer. Dan loopt ze naar haar stoel en laat zich achterovervallen: haar manier om te gaan zitten.

‘Heb jij ook al een meisje?’, vraagt ze.

‘Nee, ik heb nog geen meisje’, antwoord ik. Maar ze hoort me weer eens niet want de tv begint alsnog te spelen. Geen stilstaand beeld, maar toch beeld.

‘Hij doet het’, zeg ik.

‘Jawel, hij doet het, het kreng doet het.’

Ik kijk tv maar niet echt: ik lig boven, op De Zolder, boven op Marie-José en ik ben diep in haar en ik fluister haar naam en zij hijgt mijn naam, hijgt zachtjes mijn naam in mijn oor, hijgt harder, hijgt dat ze komt, ze komt, kreunt, schreeuwt, ze komt en ik kom ook, we komen samen, we komen...

‘Komt ze niet?’

Wat? Ik kijk naar tante Keet en zij kijkt naar mij.

‘Wat zei u?’

[pagina 88]
[p. 88]

‘Of de rest niet komt. Komen de anderen niet?’

‘Ooh. Jawel, dadelijk. Ze komen zo.’

We kijken weer tv. Half negen. Ze zullen wel zo komen.

 

Het is vijf over negen wanneer er op de achterdeur wordt gebonkt.

‘Ik doe wel open’, zeg ik. Ik draai de sleutel om en onmiddellijk wordt de deur van de andere kant opengerukt.

‘Zuipen!’ Eric en TweedeJos en Gerard. Alle drie hebben ze een plastic draagtas in de handen en ze tonen mij trots de inhoud: drank, sterke drank.

‘Hoe komen jullie daar aan?’

Gerard legt zijn wijsvinger op mijn lippen. ‘Ssst, dat weet alleen God.’

‘En wij’, zegt Eric.

‘En Brouns’, zegt TweedeJos.

‘Want voor al uw dranken groot en klein, moet u bij Slijterij Brouns zijn’, zingen ze gedrieën.

‘Kom binnen!’ zeg ik.

Ze komen binnen. Eén voor één roepen ze ‘dag tante’ en één voor één worden hun namen door tante afgeroepen. Haar jongens. Dan lopen we met z'n vieren naar de trap.

‘Marie-José is er’, zeg ik. Ze schrikken.

‘Marie-José?’

‘Boven. Met Jos. Ze was er al toen ik kwam.’

Vertwijfeld kijken ze me aan.

‘Wat zijn ze aan 't doen?’ vraagt Eric.

‘Wat had je gedacht?’ zeg ik, ‘Wat zou jij met haar doen?’

‘Neuken!’ roepen we met z'n vieren.

Ja, inderdaad, we zouden haar neuken. We zouden alle vier weleens willen neuken, met Marie-José of met iemand anders, het geeft niet met wie, gewoon eens neuken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken