Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Maerlants werk. Juweeltjes van zijn hand (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Maerlants werk. Juweeltjes van zijn hand
Afbeelding van Maerlants werk. Juweeltjes van zijn handToon afbeelding van titelpagina van Maerlants werk. Juweeltjes van zijn hand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.46 MB)

Scans (21.07 MB)

ebook (5.51 MB)

XML (1.20 MB)

tekstbestand






Editeur

Ingrid Biesheuvel



Genre

poëzie

Subgenre

bloemlezing
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Maerlants werk. Juweeltjes van zijn hand

(1998)–Jacob van Maerlant–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 580]
[p. 580]


illustratie
Het tekstfragment van pagina 582 begint in de linkerkolom (achtste regel van onder) en loopt door tot de grote letter in de rechterkolom.


[pagina 581]
[p. 581]

Aanwijzingen voor het lezen van Middelnederlands

Hoe vaak er in de voorafgaande inleidingen ook is gesproken over het Middelnederlands, nu moet hier toch gezegd worden dat het Middelnederlands niet bestaat.

Anders dan tegenwoordig was er in de tijd dat Jacob van Maerlant zijn werken schreef, en in de tijd daarvoor en daarna, namelijk geen sprake van een standaardtaal met een vaste spelling, waarvan de regels te vinden zijn in een Groen Boekje. We moeten het Middelnederlands zien als een verzamelnaam voor een aantal dialecten die gesproken werden in het toenmalige Nederlandse taalgebied, in de tijd tussen ongeveer 1170 en 1500. Vóór die tijd spreken taalkundigen van Oudnederlands; het beroemde zinnetje ‘hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu’ [hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij] is er een voorbeeld van. Ná 1500 spreekt men van Vroegnieuwnederlands, met een onderverdeling in zestiende-eeuws, zeventiende-eeuws, enz. Beter dan het te hebben over Middelnederlands, zou het dus zijn te spreken van middeleeuws Vlaams, Brabants, Hollands, Limburgs of oostelijk Nederlands.

De verschillende dialecten werden in hun eigen gebied als een soort standaardtaal gezien en daarom ontwikkelden zich evenveel schrijftaalvariëteiten als er dialecten waren. Ook gebeurde het wel dat een afschrijver een tekst bewust aanpaste aan het dialect van zijn opdrachtgever en zijn publiek. En zelfs ging een schrijver, wanneer dat hem voor het rijm goed uitkwam, wel te rade bij andere dialecten om daar woorden aan te ontlenen; in de proloog van Sinte Franciscus leven geeft Jacob van Maerlant het volmondig toe.

Veel van de afschriften die van Maerlants werk bewaard zijn gebleven, zijn geschreven in het Vlaamse dialect. De Rijmbijbel en Der naturen bloeme zijn er duidelijke voorbeelden van. Het enige volledige afschrift van een werk als de Historie van Troyen, uit veel later tijd dan het origineel, bevat evenwel veel oostelijke dialectkenmerken, zoals het gebruik van een lange a voor o: aver, Gade, enz. Het handschrift van de Historie van den Grale is - we zagen het al in de inleiding bij het fragment - geschreven in een Middelnederduits dialect.

Naast deze dialectkenmerken bevat het Middelnederlands - we zullen de term toch maar handhaven - een aantal eigenaardigheden, die het lezen

[pagina 582]
[p. 582]

en begrijpen van een tekst in eerste instantie moeilijk maken. De belangrijkste daarvan zullen we toelichten aan de hand van het hierna volgende tekstfragment.

Gekozen is voor een bekend verhaal: de reis van Jozef en Maria naar Betlehem en de geboorte van Jezus Christus, zoals Jacob van Maerlant dat vertelt in zijn Rijmbijbel. Het fragment is bewust niet van een vertaling voorzien. Steeds zullen een aantal voorbeelden mét versregel gegeven worden en waar mogelijk daarna een of meer versregels waarin zich hetzelfde verschijnsel voordoet, zodat de lezer kan zien of hij de moeilijkheid herkent.

Op de afbeelding op pagina 580 is te zien hoe onderstaand tekstfragment eruit ziet in het oudst bekende Rijmbijbel-handschrift, dat wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Iedere versregel begint met een hoofdletter, die los van de rest van de regel staat. Iedere versregel eindigt met een punt; verdere interpunctie ontbreekt. In de bovenste regel van de rechter kolom zijn zogenaamde afkortingstekens te zien: een soort boogje boven de n van ‘ende’ en iets dat lijkt op een komma boven de d van ‘sonder’. Getallen worden in het handschrift weergegeven door Romeinse cijfers, die, om ze te onderscheiden, tussen puntjes geschreven werden. Het is te zien in de twaalfde versregel van de rechter kolom.

 
Doe voer Joseph in Bethleem
 
Van Nazareth, ende met hem
 
Maria, sijn wijf, van kinde grod,
 
Om dat Augustus dit ghebod
5[regelnummer]
Ende si van Bethleem waren gheboren,
 
Van Davite, als ghi sult horen.
 
Tien tiden dat si waren daer,
 
Ghenas die maghet sonder vaer
 
Ende sonder wonder ende sonder pine
10[regelnummer]
Van haren oudsten cnapeline.
 
- Niet dat soe enech hadde der na,
 
Mar vor dien Sone, weet vor waer,
 
So ne ward noit mensce gheboren. -
 
In cleden want soet, als wijt horen,
15[regelnummer]
Ende leid in eene crebbe mede.
 
So vele volx was in die stede,
 
Dat arme liede dar ter stonden
 
Quaden tijt dar herberghen vonden.
 
Mar in eenen ghemenen durganc
20[regelnummer]
Tusscen ii huus, te maten lanc,
[pagina 583]
[p. 583]
 
Dar een decsel boven was
 
Ende porters plaghen, als ict las,
 
Dor hitte of dor dachcortinghe
 
Te comene spreken onderlinghe,
25[regelnummer]
Herberghetsi doe ter uren.
 
Dar adde Joseph bi aventuren
 
Eene crebbe gheset, dar ud ad
 
Sijn osse ende sijn ezel. Dar ter stad
 
Waest tkint gheboren ende gheleit
30[regelnummer]
In die crebbe, alst es gheseit.
 
In sulker welden, als ghi moghet horen,
 
Was der magheden tkint gheboren.

In de eerste plaats behoeft het nauwelijks betoog dat een tekst die op rijm geschreven is, soms een wat gewrongen zinsbouw zal vertonen; wellicht zou in een prozatekst de volgorde ‘in Bethleem van Nazareth’ (vs. 1/2) anders gekozen zijn. Zie bijvoorbeeld ook in de beschrijving van de hond in Der naturen bloeme: ‘Jacob spreket van Vitry, dat somege maniere van onden si...’ [Jacob van Vitry zegt dat er een soort honden bestaat...].

Vervolgens zijn in het tekstfragment veel formuleringen te vinden in de trant van ‘als ghi sult horen’ (vs. 6) en ‘weet vor waer’ (vs. 12). Zie ook nog vs. 14, 22, 30 en 31. Deze formuleringen zorgen ervoor dat de verzen vólkomen en rijmen. Ze worden wel eens denigrerend ‘stoplap’ genoemd. Vaak echter gebruikt Maerlant dit type formuleringen bewust. Door de formulering ‘als wi 't horen’ bij voorbeeld kan hij laten merken dat hij het gegeven uit zijn bron wantrouwt. Zie voor een voorbeeld hiervan de beschrijving van de jena in het Der naturen bloeme-fragment.

De spelling ‘daer’ (vs. 7) zal wél gekozen zijn onder invloed van het erop volgende ‘vaer’. Dat er echter geen uniforme, enig juiste spelling bestond, bewijzen vs. 11 (‘der’) en vs. 17 (‘dar’). Zie ook nog vs. 18, 21, 26, 27 en 28. De ae in woorden als ‘daer’, ‘vaer’ (vs. 8) en ‘waer’ (vs. 12) zal geen moeilijkheden opleveren. De e achter de a duidt op een uitspraak met een lange a-klank. Een dergelijke e, die wijst op een lange klank, komt ook voor in woorden met een lange o- of u-klank. Het fragment geeft er geen voorbeeld van, maar zie bijvoorbeeld de allereerste versregel van het Historie van Troyen-fragment: ‘Nu hoert...’ en Sinte Franciscus leven vs. 21: ‘aventuert’. In woorden met lange o-klank kan bovendien de letter i een zelfde functie vervullen. Vergelijk moderne plaatsnamen als Oisterwijk, Helvoirt en Oirschot.

In het fragment zijn ook dialectkenmerken aan te wijzen. Vlaams is bijvoorbeeld de vorm ‘soe’ voor het vrouwelijk persoonlijk voornaamwoord

[pagina 584]
[p. 584]

enkelvoud ‘zij’. Zie vs. 11 en vs. 14. Ook het Alexanders geesten-fragment, Der naturen bloeme en Sinte Franciscus leven hebben deze vorm. Verwarring met ‘zo’ (gespeld als ‘soe’) ligt voor de hand.

Ook in het tegenwoordige Vlaamse dialect is het wegvallen van de h aan het begin van een woord nog te horen. Dat de uitspraak vroeger ook al zo was, bewijst vers 26: ‘daer adde Joseph...’. Daarentegen kan een h ook voorkomen op plaatsen waar we hem juist niet verwachten en zo kan het gebeuren dat we in Der naturen bloeme lezen over een ‘ont’ die, wanneer hij last heeft van zijn maag, gras ‘heet’.

Een ander verschijnsel dat in het begin als lastig wordt ervaren, is het veelvuldig aaneenschrijven of gedeeltelijk wegvallen van woorden. Het gebeurt vaak bij ‘kleine’ woorden en we zien het ook nu nog: wat 'n pech, 'k denk, 't is jammer, enz. Sommige van deze gevallen zijn in het Middelnederlands heel goed te herkennen, bij andere is het wat lastiger. Zie bijvoorbeeld voor een eenvoudig geval vs. 14: ‘soet’ [= soe het] en ‘wijt’ [= wi het]. Zie ook nog vs. 7: ‘Tien’ [= Te dien] en vs. 22, 25, 29 en 30. Ook méér dan twee woorden kunnen samengeschreven worden. In een enkel geval is een woord onherkenbaar ‘opgelost’ in het woord waarmee het is samengesmolten. Dit is het geval in vs. 15: ‘leid’ [= legde het].

Het Middelnederlands is, net als het huidige Duits, een taal met naamvallen. Voorbeelden hiervan zien we in vs. 3: ‘van kinde’ en in vs. 16: ‘so vele volx’, een tweede naamvalsvorm. Zie ook nog vs. 6, 7, 10, 25, 28, 31 en 32. De functie van naamvallen wordt in de jongere taal overgenomen door voorzetsels. Vergelijk bijvoorbeeld Alexander de Grote was ‘der orloghen vro’ met ‘hij verheugde zich op de strijd’.

Een volgende eigenaardigheid van het Middelnederlands is het voorkomen van de zogenaamde tweeledige ontkenning, zoals we die nu nog zien in het Frans: ‘Je ne sais pas’. Vs. 13 in het tekstfragment geeft er een voorbeeld van: ‘... so ne ward noit mensce gheboren’. Het gaat bij deze tweeledige ontkenning om twee elementen: het woord ne of en, dat steeds onmiddellijk vóór de persoonsvorm staat en een tweede element in de vorm van een ontkennend woord als niet, noit, gheen, enz. elders in de zin. Zie voor meer voorbeelden Alexanders geesten vs. 92/93: ‘Ic bem Porus, jeghen mi en mach niemen ghestaen!’, Historie van den Grale vs. 724 (over de ‘valse’ Mozes): ‘He en wolde nergen gaen’ en Torec vs. 3061/62: ‘Ende doe die joncfrouwe die tente sach, en wist si niet watter ane gelach.’ Zie ook nog Historie van Troyen vs. 5642, Heimelijkheid der heimelijkheden vs. 40 (hier is het element en samengeschreven met de persoonsvorm!), Der naturen bloeme vs. 346/47, Rijmbijbel vs. 9489 en Sinte Franciscus leven vs. 21.

Betekenissen van woorden kunnen veranderen door de eeuwen heen en sommige woorden kunnen zelfs geheel verdwijnen. Op het eerste gezicht doet

[pagina 585]
[p. 585]

‘Maria, sijn wijf’ (vs. 3) misschien vreemd aan in de ogen van twintigsteeeuwse lezers. Het woord ‘wijf’ heeft bij ons een negatieve gevoelswaarde, maar in het Middelnederlands betekent het onder andere gewoon ‘vrouw’, ‘echtgenote’ (vgl. ook Engels ‘wife’). Een ander voorbeeld van betekenisverandering, of liever: veranderde toepassing, is ‘decsel’ (vs. 21). Voor een goed begrip van de tekst zal dit woord echter geen onoverkomelijke problemen opleveren. Anders is dat met het werkwoord ‘ghenesen’, waarvan we in vs. 8 de onvoltooid verledentijdsvorm aantreffen. Het betekent hier ‘bevallen’. Juist die woorden die in ons moderne Nederlands nog wel bestaan, maar een andere betekenis hebben gekregen, kunnen de lezer van Middelnederlandse teksten op het verkeerde been zetten. Zo is in het Alexanders geestenfragment herhaaldelijk sprake van een ‘deghen’ (zie bijv. vs. 209). Hiermee wordt niet het steekwapen bedoeld, maar de drager ervan: een ridder of held. Het Middelnederlandse woord voor ‘degen, dolk’ is ‘dagge’ of ‘degge’. In de Rijmbijbel (vs. 26365) laat Pontius Pilatus op verzoek van het joodse volk ‘den onnoselen Jhesus’ geselen. Voor wie bekend is met de juiste betekenis van het woord ‘onnozel’ in de verbinding ‘onnozele kinderen’ zal de formulering in de Rijmbijbel geen problemen opleveren, voor anderen is het goed te weten dat hier ‘onschuldig’ wordt bedoeld en niet ons tegenwoordige ‘onnozel’.

Parate kennis van de betekenis van veel voorkomende Middelnederlandse woorden maakt het lezen gemakkelijker. Daarom volgen hier enkele veel voorkomende woorden waarvan de betekenis niet meteen duidelijk is: cume [nauwelijks], dicke [vaak], doe [toen], geeste/jeeste [verhaal, geschiedenis], goem nemen [waarnemen], gomen [acht slaan op], harde/herde [zeer, in hoge mate], here [leger, troep], pine [moeite, ellende], saen [spoedig, weldra], wijch [strijd].

Gelukkig kunnen we voor problemen op het gebied van de woordbetekenis beschikken over het nog steeds onmisbare grote Middelnederlandsch woordenboek. Zie verder de literatuursuggesties in deze bloemlezing.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken