Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen (1617)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen
Afbeelding van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghenToon afbeelding van titelpagina van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.05 MB)

ebook (6.71 MB)

XML (0.97 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen

(1617)–Lodewijk Makeblijde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio ††10r]
[fol. ††10r]

Hoe de Catholiicke Kercke de Heylighen eert ende aenroept.

BEmerckt ten eersten: Dat den eyghen loon van deught, die natuerlick spruyt uyt de godtvruchticheydt, ende de selue noodt sakelick volght, is eere ende glorie. Ter contrarie, dat de eyghen straffe van de sonde, is beschaemtheydt. Dit leert ons de Heylighe Schrifture, Prouerbiorum in't 3. Glorie sullen de vvijse besitten: het verheughen der dvvase, is schande.

In't 2. Capitel van het 1. Boeck der Koninghen Godt spreeckt: Soo vvie my eere bevvijst, die sal ick met glorie begauen; maer die my versmaden, die sullen onedel blijuen.

Tot de Romeynen in't 1. Glorie, eere, ende vrede allen den ghenen, die goedt doen.

Bemerckt ten tvveeden: Dat de Katholijcke Kercke de Heylighen niet en eert als Goden: maer met eene mindere eere, te weten: als vrienden Godts, weerdich in deuchden, ende vergheuen in glorie. Ja om eygentlick te spreken: eert Godt selue in de Heylighen: want alle de weerdicheydt die sy in henlieden eert, komt van Godt ende behoort Gode toe. Hier toe verweckt ons den H. Propheet Dauid in sijnen 150. Psalm, als hy seght: Looft den Heere in sijne Heylighen S Ambrosius Serm. 6. schrijft: Soo vvie de Martelaren eert, die eert

[Folio ††10v]
[fol. ††10v]

christum; ende die Heyligen veracht, die veracht oock Godt. S. Joannes Damascenus lib. 4. fidei Orthodoxa, c. 16. Het betaemt, seght hy, dat vvy de Heyligen eeren, als vrienden Christi, als kinderen ende erfghenamen Godts. S. Hieronymus Epistola Riparium: VVy eeren, seght hy, de dienaren: op dat de eere van de dienaren soude komen tot den Heere.

Bemerckt ten derden: Dat de Heylige Kercke de Heylighen niet en bidt noch en aenroept als autheurs, ende principaelste ghevers, van de weldaden die wy door hen begheeren: want S. Jacob leert, Cap. 1. dat alle beste gaue, ende volmaeckte ghifte is van bouen nederdalende, van den Vader der lichten, by den vvelcken gheene veranderinghe en is. Maer sy aenroept de Heylighen, als de ghene die veel voor ons by Godt vermoghen. Ghelijck een Prince, die sijnen Koninck vele ende groote diensten gedaen heeft, vermach veel by hem voor sijnen vriendt: alsoo doen oock de Heylighen by onsen Godt. Ende dit is den eyghen loon van alle oude goede diensten, te weten, dat diese ontfanght eewichlick die bekentbaer moet wesen: waer in Godt niet ghebreken en kan.

Dit wel wetende den H. Propheet Daniel, bidt op dese maniere, capite 3. Heere en neemt uvve bermherticheydt van ons niet, om Abraham uvven beminden, ende om Isaac uvven dienaer, ende om Israel uvven Heylighen.

Bemerckt ten vierden: Dat de H. Kercke, de Heylighen anders niet en aen-bidt noch en aenroept, om deur hunne bijstandt van Godt iet te verkrijghen, dan door Christum onsen

[Folio ††11r]
[fol. ††11r]

Salich-maker. Want Joannis in't 10 staet, dat Christus de deure is. Joannis in't 14 dat Christus den wech is, ende dat niemandt tot den Vader en komt dan door Christum.

Hierom alle de ghebeden van de Heylighe Kercke, steunen op de verdiensten Christi, t zy dat sy Godt selue aenroept, 't zy de Heyligen. De Heylighen oock en verkrijghen ons noyt iet, dan door Christum. noch de begeerte ende meyninghe van de Heylighe Kercke, en is niet anders, dan dat Godt door Christum, na ons versoecken, ende nae het versoecken der Heylighen, ons soude willen met sijn gauen ghebenedijden.

S. Bernardus Serm. de B. Virgine segt: VVy hebben van doen eenen middelaer tot den middelaer (te weten tot Christum) noch daer en is gheenen bequamer, dan Maria.

Bemerckt ten vijfden: Dat Godt, ende Christus den Sone Godts, onsen Salich-maker, meer ghe-eert wordt, als wy door de Heylighen Godt bidden, dan als wy door ons selven hem aen-roepen. Want 1. Godt wordt dan, van veel meer persoonen ghe-eert, die by hem groot zijn in weerde; dan hy is, als wy alleen door ons seluen bidden. 2. Godts weldaden, die hy de Heylighen gedaen heeft, worden door ons meer gheacht; ende ten opsiene van die, Godt wordt meer ghelooft. 3. Wy bewijsen, dat wy alle de gauen, die wy van Godt begheeren, meer weerderen, als wy verscheyden vrienden ghebruycken om die te verkrijghen. Ten 4. ons ghebedt wordt oodtmoedigher, als wy onse on-weerdicheydt belijdende, andere gebruycken tot onse

[Folio ††11v]
[fol. ††11v]

voor-sprake, die Gode meer behaghen dan wy doen. Dit heeft ghedaen Moyses Exodi 22. als hy bidt: Zijt ghedachtich, o Heere, Abraham, Isaac, ende Israel uvve dienaren. Op welcke woorden aenmerckt den Heylighen Theodoretus 17. in Exodum, dat als Moyses bemerckte, dat hy niet ghenoechsaem en was, om Godt te versoenen, heeft versocht de hulpe van de Patriarchen.

Soo doet oock den H. Apostel Paulus Rom 15. Ick bidde v lieden broeders, dat ghy my by Godt met uvve ghebeden tot hem, vvilt helpen.

Den H. Hieronymus Lib. 7. de Baptismo contra Donatistas capite 1. schrijft: Dat den H. Cyprianus met sijne gebeden ons helpe, die noch in de steruelickheydt van dit vleesch, als in een duystere vvolcke arbeyden, op dat vvy, door Godts hulpe, souden moghen, soo veel als't in ons is, sijn voedt stappen nae-volghen.

Basilius in oratione in 40. Martyres: Die, seght hy, in eenighe benautheydt is, dat hy tot de Martelaers sijn toevlucht neme, vvederom die blijde is, dat hy dese bidde: hy om verlost te vvesen van sijn ellenden; desen om in vreuchde te moghen blijuen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken