Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen (1617)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen
Afbeelding van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghenToon afbeelding van titelpagina van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.05 MB)

ebook (6.71 MB)

XML (0.97 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen

(1617)–Lodewijk Makeblijde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]

Dry ghebeden tot de H. Drijvuldicheyt, uyt de meditatien van S. Augustijn.

I. Ghebedt tot Godt den Vader.

O Almoghenden Godt, Vader mijns Heeren Iesu, Ick bidde v, weest goedertieren, ende ontfermt v mijnder, door uwen lieuen Sone. Desen offere ick v deuotelijck voor mijne sonden, ende stelle hem middelaer tusschen v ende my, betrouwende vergheuenisse door sijne verdiensten te verkrijghen: want wat hy ghedaen oft gheleden heeft, is al gheschiedt om mijne verlossinghe. Ick gheloove dat de Godlicke Persoone, die van v gesonden is gheweest, om het menschelick gheslachte te verlossen, aenghenomen heeft onse menschelicke nature, door de mede-werckinghe des Heylighen Gheest in't lichaem van de Heylighe Maghet Maria ende dat de selue Persoone, in die nature verdraghen heeft voor my, vermoeytheyt, ghevanghenisse, gheesselinghe, bespottinghe, doorne croone, het cruyce, ende bittere doodt. Dit is, o vader, mijne versoeninghe ende uwe bermherticheydt. Aensiet hier hoedanich eenen Sone ghy voordts ghebrocht hebt, ende wie dat ghy

[pagina 17]
[p. 17]

door hem verlost hebt. In hem is alle mijn hope ende inde liefde, met de welcke ghy hem van alle eewicheydt bemint hebt. Aensiet dan uwen Sone, om wien dat ghy my ghenadich soudt zijn. Laet mijne sonden ghedeckt, ende verborghen worden in sijne heylighe wonden; ende sijn kostelick bloedt de vlecken mijnder siele uytwasschen; ende gelijck mijn sondarich lichaem v verweckt heeft tot gramschap, soo laet nu dat H. lichaem van uwen Sone v bewegen tot bermherticheydt. Maeckt my deelachtich van sijne passie, verdiensten, gracien, doodt, verrijsenisse, ende hemelvaerdt, ende verleent my door hem in uwe liefde ghestadigen troost: op dat ick v, o hemelschen Vader, om uwen Sone, mach loven ende dancken in der eewicheydt. Amen.

II. Ghebedt tot Godt den Sone.

HEere Iesu Christe, levenden Sone van Godt den hemelschen Vader, die om ons te verlossen de bittere doodt gheleden hebt: Ick arm ghebreckelijck mensch, kome tot v die rijck zijt: ick ellendich, tot v die bermhertich zijt: ick hongherich ende dorstich, tot v die alle dieren spijst ende laeft: En laet my niet onghetroost van v gaen, o fonteyne aller ghenaden. Ick ben in sonden

[pagina 18]
[p. 18]

ontfanghen ende gheboren; maer ghy hebt my ghewasschen, ende gheheylicht met v dierbaer bloedt: ick hebbe wederom in andere sonden ghevallen, ende ghy hebt my bermhertelick daer uyt ghetrocken: ende siet (dat ick niet ghenoech beklaghen en kan) dies niet teghenstaende, ic hebbe mijne oude weghen gaen herwandelen, de weghen der traecheydt, ondanckbaerheydt, hooveerdicheydt, idel glorie, onsuyuerheydt, haet ende nijdt, achterklap, liefde deser wereldt, ende veel andere. Ende nu, o lieuen Sone Godts, wien eyghen is ontfermhertich te wesen, ende te sparen: t'en zy dat ghy de handt uwer hulpe onder my houdt, soo moet ick ellendelick in mijne sonden verrotten. Aensiet, o goedertieren Verlosser, den prijs, die ghy voor my ghegheuen hebt, v dierbaer bloet, v lichaem, uwe siele, uwe faem ende naem, v verdiensten, ende uwe godtheydt. Ick bidde v, o seer goeden Salichmaker, versoent uwen toorne ouer my, ende om den onschattelicken prijs, die ghy voor my ghegheuen hebt, ontfermt v mijnder. En keert v lieflick aenschijn van my niet, die om my wederom te coopen ende uwe te maken, dat niet en hebt afghekeert van de ghene die v beschimpten ende bespauden. Doet open, o ghebenedijden Sone Godts, uwe bloedighe armen, ende omhelst my in uwe ghenade. Amen.

[pagina 19]
[p. 19]

III. Ghebedt tot den Heylighen Gheest.

O Liefde der Godtlicker moghentheydt Heylighen Gheest, alder-goedertierensten Vertrooster der bedroefder herten: Comt daelt in het binnenste mijnder herte met uwe gracie, door-straelt de donckere hollen van mijne siele met v blinckende licht. Wilt mijn hert besoecken ende vruchtbaer maken in alle deughden, met de ouervloedicheyt van uwen salighen dau: wilt dat met den pijl uwer affectie door-wonden. Ontsteeckt dat flau merch van mijnen wille met den brant uwer liefde, ende verlicht met de vlammen vwer gratie het binnenste mijns verstandts. O Heyligen Gheest, die ghy bewoont, daer maeckt ghy de wooninghe des Vaders ende des Soons: Comt dan, o goedertieren vertrooster, die onse sonden suyuert, ende onse wonden gheneest: die als wy ghevallen zijn ons opheft, ende de oodtmoedighe herten onderwijst. Comt hope der armen, ende vermaker der flauwe: komt alder-heylighsten gheest, komt ende leert my uwen wille doen; want ghy mijnen Godt zijt: stelt my naer uwe handt. Vernedert v ghenadelick tot my, ende ontfermt v mijnder. Maeckt dat mijn

[pagina 20]
[p. 20]

kleinicheyt uwe goetheyt aenghenaem zy, door onsen Salichmaker Christum Iesum, die beyde, met den Vader leeft ende regneert in der eewicheydt. Amen.

Ander Ghebedt tot de Heylige Drijvuldicheydt.

O Heylighe Drijvuldicheyt, eenen waerachtighen Godt, ende dry persoonen, Vader, Sone, ende Heylighen Gheest: die alleen bewoont die eewicheydt, ende dat onghenakelijck licht: die de wereldt gheschapen hebt door uwe moghentheydt, ende regeert door uwe wijsheydt, ende den mensch saligh maeckt door uwe goedtheydt: Ick love, ghebenedijde, ende aenbidde v, met alle de krachten mijnder siele, alle de leden ende sinnen mijns lichaems, ende alle de vruchten mijnder wercken. Ick dancke uwe goedertieren mildtheydt, voor alle uwe weldaden, ende singhe uwe glorie eenen lof-sanck, segghende: Heyligh, Heyligh, Heyligh, zijdy Heere Godt der heyrcrachten. Ick aenroepe v, uyt het diepste mijnder herte, ende bidde, dat ghy in my wilt komen, ende v Godtlick beeldt, door uwe hemelsche gracie, in my vernieuwen, tot een weerdighe woonstede van uwe Maiesteyt. Amen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken