Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen (1617)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen
Afbeelding van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghenToon afbeelding van titelpagina van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.05 MB)

ebook (6.71 MB)

XML (0.97 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen

(1617)–Lodewijk Makeblijde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 120]
[p. 120]

Het eerste ghebruyck van dit Examen dient om eenighe sonde te verwinnen.

Hoe datmen dese onder-soeckinghe doen moet.

OM dese onder-soeckinghe wel te doen, soo sullen wy, Ten eersten, daghelicks 's auondts na ons ghebedt bemercken, wat sonde oft ghebreckelickheydt dat wy begheeren des anderen daechs aen te vallen: ende daer toe opheffende ons herte tot Godt, sijne godtlicke hulpe versoecken.

Ten tvveeden, des anderen daechs 's morghens sullen wy in Godts teghenwoordicheydt vastelick sluyten, dat wy ons neerstelick van die selue sonde willen wachten: ende als wy bevinden, dat wy in die ghevallen zijn, daer af door eenich teecken sekere kennisse houden.

Wanneer dat men dat besonder Examen doen sal.

TWee tijden zijn hier toe daghelicks seer bequaem.

Den eersten tijdt, is ontrent den noen, voor oft na den eten, alsoo het beter gheleghen is.

[pagina 121]
[p. 121]

Den tvveeden tijdt is 's auondts na den eten, eermen gaet slapen.

Wat dat men in het bijsonder Examen doen sal.

TEn eersten, Wy sullen Wij-water nemen in eenighe bequame plaetse neder-knielen, het teecken des Heylighen Cruys maken, ende oodtmoedelick met t'samen ghevoechde handen onder-soecken, hoe dat wy ons dat voorleden deel des daechs in de ghestelde sonde te bevechten ghedraghen hebben: ende van elcke foute kennisse nemende, ons voor Godt in die beschuldighen.

Ten tvveeden, Vernieuwen ons propoost, ende vastelick sluyten, dat wy alle occasien der seluer sonde willen vlieden, ende alle gheleghentheydt, om die te bevechten, aenveerden.

Ten derden, Godts hulpe ende bijstandt, t'elcker reyse met oprechter affectie daer toe versoecken.

Ses bemerckinghen tot breedere kennisse van dese bijsondere onder-soeckinghe dienende.

DE eerste, Men mach dese bijsondere ondersoeckinghe, behaluen de andere tijden, oock doen, in het derde punt van het Generael

[pagina 122]
[p. 122]

Examen, na de ghemeyne onder-soeckinghe aller ghebreken van elcken dach: lettende met eenen, op de ghestelde sonde, na de voorschreven maniere: voordts den eenen haluen dach met den anderen voeghende, oock den eenen dach met den anderen, en weke met weke, maendt met maendt, half iaer met half iaer, iaer met iaer, soo langhe aenhouden tot dat wy gheheel victorieus worden.

De tvveede, Hier toe, sal men een boecxken ghereet hebben, in't welck, voor elcke weke van den iare, op elck bladt oft sijde, een figure ghelijck dese navolghende is, staen sal.

 

De eerste weke van de maendt.Voor den noenNa den noen.
Sondach.1. 3, 10.2. 4.
Maendach............
Dijnsdach.  
Woensdach.  
Donderdach.  
Vrijdach.  
Saterdach.  
[pagina 123]
[p. 123]

De derde, Men sal in dese figure, na elck Bijsonder Examen, het ghetal der fauten, die men vinden sal ghedaen te hebben, teeckenen in de plaetsen, daer sy, na den eysch van den dach ende tijdt, moeten gheteeckent zijn: ende na het verkleynen van elcke plaetse; oock elcke reyse de ghebreken verminderen.

De vierde, Men mach in't bevechten van een ghebreck, oft de selue sonde, luttel oft veel daghen, weken, oft maenden blijuen, na dat men voordt ghegaen is, sonder daghelicks te veranderen.

De vijfde. Men moet toesien als men victorie heeft teghen eenighe sonde, datmen niet en verslappe, noch uyt en stelle terstont eene andere sonde aen te vallen: wachten oock, als men hem tot andere oeffeninghen begheeft, datmen niet en verliese het ghene dat men ghewonnen heeft.

De seste, Is't dat den voordt-ganck van dese bijsondere ondersoeckinghe soo voorspoedich niet en is, als sy behoorde te wesen, men sal rijpelick de beletselen ondersoecken, waer nemen, ende beteren.

Seuen beletselen van het bijsonder Examen.

1.KLeyne begheerte tot de volmaecktheydt.
2.Vrees van het versteruen sijns selfs.
3.Te veel tijdtlicke bekommernissen.
4.Natuerlicke traecheydt ende flauwicheydt.
[pagina 124]
[p. 124]
5.Ghebreck van directie, oft onderwijsinghe.
6.Affectie tot de sonde die wy behoorden te verwinnen.
7.Diuersche beletselen binnen 's huyse, als van de ouders, kinderen, andere persoonen, van ontijdighe wercken, ende dierghelijcke dinghen.

Remedien teghen dese beletselen.

TEghen het eerste beletsel. Bidt Godt gheduerichlick, om meerdere begheerte tot de volmaecktheydt: bemerckt oock de ruste, ende schoonheydt der volmaeckter sielen: ende hoe mildelick dat Godt dese besoeckt.

Teghen het tvveede beletsel: Denckt, ist dat wy ons niet en versteruen, soo gaen wy eewichlick verloren: want onse eyghen liefde, die wy volghen, is eenen vijandt onser salicheydt, ghelijck oock het vleesch een vijandt is der sielen.

Teghen het derde beletsel: Schout alle onnoodighe bekommernissen, ende gheeft v meer tot het oeffenen der deuchden.

Teghen het vierde beletsel: Peyst op de vier uyterste: dat het rasch te steruen sal wesen, dat het oordeel strenghelick zijn sal, hoe swaer dat het ons vallen sal de eewighe blijdschap des hemels te verliesen, ende eewichlick verdoemt te worden.

[pagina 125]
[p. 125]

Teghen het vijfde beletsel: Vraeght in alles raedt van uwen Biecht-vader, te weten, wat sonde ghy nemen sult te bestrijden, door wat middelen, ende hoe langhe.

Teghen het seste beletsel: Bemerckt wat een groot quaedt dat de sonde is, ende hoe schadelick dat het is aen onse siele, tot de selue affectie te hebben.

Teghen het seuenste beletsel: Doet dit Examen in stillicheydt op v werck, ende teeckent de fauten met de graenkens van v roosenhoeyken, kan het anders niet gheschieden.

Diuersche sonden, die ons beletten in de volmaecktheydt van onsen staet, ende die men na bequamicheydt sal moghen, door dit bijsonder Examen uyt-roeyen.

1.GRoot-achtinghe ende prijsen sijns-selfs.
2.Menschelick opsicht in doen oft laten.
3.Selden ende onachtsamelick letten op sijn ghepeysen, begheerten, woorden, seden, ende wercken.
4.Vreese van't versteruen oft kastijden sijns selfs.
5.Achterklap spreken oft hooren.
6.Murmuratie met der herten, oft met den monde.
7.Onverduldicheydt in ghepeysen, woorden, ende ghelaet.
[pagina 126]
[p. 126]
8.Idel vermoeden oft oordeel.
9.Quaedt exempel gheuen, oft na volghen.
10.Lichtveerdighe onmanierlickheydt.
11.Kurieusheydt in kost, kleederen huysraedt, woorden, wercken, etc.
12.Verstroytheydt in't ghebedt.
13.Verquistinghe des tijdts.
14.Verachtinghe van kleyne ghebreken.
15.Idele ghepeysen.
16.Alleenlick uyt ghewoonte sijne gheestelicke oeffeninghen doen.
17.Liefde tot de idelheydt der weereldt.
18.Wtghestortheydt in lacchen, ende onbedachtelick spreken.
19.Sijnen eyghen wille volghen.
20.Te veel tijdtlicke bekommernisse aen-nemen.
21.Ghemack-soeckelickheydt.
22.Kleyne achtinghe sijnder salicheydt, ende der inspraken Godts.
23.Dobbelheydt ende gheveynstheydt in woorden oft ghelaet.
24.Afghekeertheydt des herten, van sijnen naesten.
25.Spijticheydt ende stuerheydt van woorden oft ghelaet.

DIt zijn ghemeyne sonden, die eenen ieghelicken te passe moghen komen, om het Bijsonder Examen daghelicks te doen. d'Andere, die meerder zijn, oft iemandt eyghen, sal men lichtelick, door het letten op sy seluen, oft aengheuen sijns Biecht-vaders bemercken, ende ghebruycken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken