Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen (1617)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen
Afbeelding van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghenToon afbeelding van titelpagina van Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.05 MB)

ebook (6.71 MB)

XML (0.97 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Lusthof der gheestelicke oeffeninghen

(1617)–Lodewijk Makeblijde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 234]
[p. 234]

Kort begrijp der sonden die gheschieden met de ghepeysen, woorden, wercken, ende versuymenisse der deuchden.

Met de ghepeysen.

1.Door hooueerdighe ghepeysen.
2.Idel behaghen.
3.Blasphemien.
4.Twijfelachticheydt in het gheloove.
5.Idele ghedachten.
6.Behaghelickheydt in de sonde
7.Inwendighe murmuratie.
8.Begheerte van wrake.
9.Haet ende nijdicheydt.
10.Onsuyverheydt des herten.
11.Kleynmoedicheydt.
12.Mistroosticheydt.
13.Onghestadicheydt des herten in eenich goedt voornemen.
14.Quaedt vermoeyen.
15.Verstroytheydt in het ghebedt.
16.Vermetentheydt.
17.Verachtinghe van andere.
18.Lichtveerdighe vonnissen.
19.Onghereghelde blijdschap oft droefheydt.
[pagina 235]
[p. 235]

Met vvoorden.

1.Door idele woorden.
2.Lieghen.
3.Met andere kijuen.
4.Sweeren.
5.Teghen Godt oft sijn Ouersten murmureren.
6.Achter-tale spreken.
7.Andere onbehoorlick berispen.
8.Yemandt iet verwijten.
9.Toenamen gheuen.
10.Curieuselick andere onder-vraghen.
11.Vloecken ende sweeren.
12.Quade wenschen gheuen.
13.Oneerlicke woorden spreken.
14.Sy seluen beroemen ende prijsen.
15.In spreken onbehoorlick roepen, spijtich zijn, te seer vleyen.
16.Twist maecken.
17.Quaeden raedt gheuen.
18.In het quaedt prijsen.
19.Van het quaedt hem beroemen.
20.Valschelick yemandt ouerdraghen oft beschuldighen.
21.Belouen sonder meynen.
22.Godt, sijn wercken, oft Heyligen lasteren.

Met wercken.

1.Door verboden boecken lesen, ende by hem houden.
2.Superstitieuse dinghen ghebruycken om iet te verkrijghen.
[pagina 236]
[p. 236]
3.Op heylighe daghen, koopen, verkoopen, oft slauelicke wercken doen.
4.Andere van eenich deuchdelick werck beletten.
5.Quaedt zijn teghen den armen.
6.Sijn gheldt onnuttelijck verdoen.
7.Quaedt met quaedt loonen.
8.Rebel ende onghehoorsaem zijn aen sijne Ouersten.
9.In de Kercke slapen, wandelen, met eenighe idelheydt spelen, curieuselick ouer al de ooghen draeyen.
10.Sijnen tijdt onnuttelick ouerbrenghen.
11.Iet stelen, teghen recht iemandts gewin beletten, panden verergeren, onrechtveerdichlick uyt-deylen.
12.Iemandt in sijne beesten, huysen, vruchten, koopmanschap schade doen.
13.Achter-houden dat ghevonden is.
14.Iemandt dreyghen, slaen, terghen, vechten, quetsen.
15.Te dickwijls, te veel, te leckerlick eten, oft drincken.
16.Andere droncken maken, oft tot eenighe andere sonde trecken.
17.Te curieus ende te kostelick zijn in sijn kleerderen, huysraedt, kinderen, maeltijden.
18.Veel gheldts verquisten met spelen.
19.Oneerlick aensien, dansen, aen-raken sy-selven oft andere, natuerlicke besmettinghe besorghen.

Door versuymelickheydt der deuchden.

1.Vraghelick sy-seluen onder-soecken, ende kleyn berou hebben als men te biechten gaet.
[pagina 237]
[p. 237]
2.Met kleyne devotie ende bereydinghe het lichaem ons Heeren ontfanghen.
3.De in-spraken Godts, vermaninghen tot de deughdt, ende goede exempelen niet waer nemen.
4.Op sijnen roep, staet, officie, ende salicheydt luttel letten.
5.Ondanckbaerheydt tot Godt, ende onse weldoenders gheestelick ende tijdtlick.
6.Het quaedt van andere niet beletten, niet straffen, niet ouer-draghen als wy dat behooren te doen.
7.Sijn beloften Gode, de Heylighen, oft de menschen ghedaen, niet volbrenghen.
8.Het morghen ende auondt-ghebedt achterlaten.
9.Gheen Misse hooren op heylighe daghen.
10.Met kleyne oft gheen aendachticheydt bidden.
11.Iet verswijghen in de biechte.
12.Door traecheydt achter-laten op feestdaghen het sermoon te hooren, ende andere ghewoonelicke goede oeffeninghen.
13.Het ghebodt der Ouersten versuymen.
14.Niet berispen, noch schouwen, die in onse teghenwoordicheydt spreken van andere achterklap, oft oneerlicke woorden, oft eenighe blasphemie.
15.Onghetrouwelick dienen, traghelick om loon wercken, etelicke ware ende ander goet, daer wy last af hebben, laten bederuen.
16.Den arbeyder sijnen loon ontrecken.
17.De crediteurs niet betalen als men kan oft mach.
[pagina 238]
[p. 238]
18.De armen in hunnen noodt niet helpen.
19.Gheestelicke wercken van bermherticheydt versuymen: ende namentlick sijn ondersaten ter salicheydt niet leeren, noch vermanen.
20.De testamenten, ende uyterste willen der overledene niet volbrenghen.
21.Gheen ghetuyghenisse willen gheuen der waerheyt.
22.Gheenen peys willen maken, noch misdaedt vergheuen.
23.De persoonen, plaetsen, ende naeste oorsaken der sonden niet vlieden: ende de bequame remedien teghen de tentatien versuymen.
24.De schuldt des houwelicks in eerbaerheydt ende gheleghender tijdt niet willen voldoen, noch toe-laten.
25.Gheen neersticheyt doen om af te staen van sonden.
26.Wt stellen sijne bekeeringhe, ende het volbrenghen der goede op-setten.

Om-standen, die de sonde dickvvijls besvvaren, vermenichvuldighen, oft van soorte veranderen.

DE plaetse: ghewijde, oft onghewijde: op de strate, oft in huys.

Den tijdt: Feest-dach, oft werck-daghe: hoochtijdt, &c.

Persoonen: Gheestelicke, Religieuse, weereldtlicke: ghehoude oft on-ghehoude.

[pagina 239]
[p. 239]

Conditien: Ouerste, oft onder-saet.

Ghesellen: Met uwen vader, sone, onder-saet: met veel, oft luttel.

Het eynde: Wt wat meyninghe dat het ghedaen, oft ghelaten is.

Hoe vremde sonden ons voor Godt schuldich maken.

1.Door quaden raedt te gheven.
2.Door het beschermen van eens anders sonde.
3.Door te ghebieden, dat eenen anderen de sonde doen soude.
4.Door het prijsen van andere in hun quaedt.
5.Mededeylende van het ghestolen goedt.
6.Behaghen hebbende, ende consenterende in eens anders boosheydt.
7.Niet straffende in tijden ende stonden, sijn ondersaten, als sy sondighen.
8.Niet belettende onsen naesten van te sondighen als wy konnen, ende moeten.
9.Niet openbarende, noch ouer-draghende, aen den ghenen, die de sonde moet straffen oft beletten, als wy dies ghehouden waren: soo dat om onsen wille, de sonde noch belet, noch ghebetert en is gheweest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken