Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Aardebanden (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Aardebanden
Afbeelding van AardebandenToon afbeelding van titelpagina van Aardebanden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.53 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Aardebanden

(1922)–Herman de Man–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

VII.
Weer moeder.

Om vijf uur dien anderen ochtend klopte ze op de deur waar de familie sliep en Pa zei slaperig ‘present’. Dadelijk daarop hoorde ze iemand uit het bed springen, veerkrachtig en lenig. Ze had een slechten nacht gehad en lang voor vijven was ze al wakker geworden, bang zich te verslapen.

En als Juffrouw Thérees 's morgens zoo lang wakker lag, dan kon 't gebeuren, dat ze heel slechte gedachten kreeg; dan had ze vergeving voor ieder, die langs de streep was gegleden; en ook gebeurde 't dan, dat ze verlangen kreeg, verlangen naar Adriaan en nu hij niet meer op haar pad was, zelfs naar mijnheer Verroen, den Kapitein met zijn reeds zwellend buikje.

's Avonds aan de speeltafel, als de Kapitein eens minzaam over zijn kaarten naar haar keek, kon ze zoo plots, denkend aan

[pagina 68]
[p. 68]

die ochtenden, een felle kleur krijgen, zonder dat iemand wist waarom dat was.

En toen ze daar voor de kamer stond van Liesje's Pa en zijn vlugge stappen van binnen hoorde, moest ze ineens overwegen, dat hij nu rondliep in zijn ondergoed. Ai... ze wilde dat wel wegduwen, maar 't ging al niet meer, ze zag zijn lenige jonge gestalte, zijn fijnen slanken kop, zijn breede armenvlucht. Ze sloot haar oogen, want zij, Thérees, de dochter uit ‘De Zalm’, had daar geen recht op; zij mocht voor de deur staan met haar slechte gedachten, hoogstens eens spelen met het kindje van dien ander, van dat trippelende jonge mevrouwtje, dat zelf nog precies een kind was.

Als een schuldige sloop ze de trap af; maar achter haar was de gedachte aan Liesje's Pa en als ze omkeek, zag ze duidelijk in het donkere van de trap zijn oogen blinken.

De Lek, die schier verborgen lag in witte ochtendsluiers en zoo schoon was, als nimmer nog voor dien, gaf haar geen rust; over het tipje water, dat reeds zichtbaar was, juist aan den Zomerdijk zag ze weer zijn gestalte uit den nevel komend en die wenkte haar en lachte. Met haar handen boven 't hoofd liep ze, hollend zooals kin-

[pagina 69]
[p. 69]

deren doen, den hoogen Lekdijk af, dan door 't zomerland, struikelend over molshoopen en kloeten. Voor het water bleef ze staan; het beeld was heen. Ze liet zich vallen in het welige, natte gras; daaruit stegen zinnen-verkwikkende dampen. Met klamme handen rukte ze gras en weegbrêeblaren uit; daarmee depte ze haar heete voorhoofd en dat gaf koelte en rust.

Trotsch stonden de reine hooge margrieten hier zorgeloos verwaaid tusschen het gras, kaarsrecht als lantaarns. Ze plukte een dikken bos en daarmee in de handen, liet zij zich op de knieën glijden, om te kunnen turen over de Lek, waar nu de nevelsluier gracielijk van wegtrok naar 't land van Gorkum toe.

En weer lag plots een hand op haar schouder, juist als gister en weer was het Liesje's Pa in zijn sober grijs zomerpak.

‘Een weinig aan 't peinzen, juffrouw Thérees? U peinst geloof ik graag, nietwaar?’

‘Ja,’ lachte ze verward.

‘Ik kom hier ook wat zitten. Curieus, dat die prachtige bloemen hier zoo maar in 't wild groeien. Ik zal er vandaag òok een bouquet van plukken om mee te nemen naar huis.’

‘Hier!’ zei ze spontaan: ‘Neem deze dan, meneer.’

[pagina 70]
[p. 70]

‘Och neen, Juffrouw, ik kan ze zelf wel plukken, anders doe 'k het straks met Liesje als ze op is.’

Iets oneindig biitters gleed over haar gezicht. Zelfs haar bloemen wilde hij niet, wèl die van zijn kind. Tot dien kring van elkander minnenden hoorde zij niet... zij die oud werd en norsch.

Haar mooie groen-wit-gouden bouquet gleed moedeloos in haar gespannen schoot en haar stem was rul van de tranen die erdoor klonken, terwijl zij smeekte: ‘Toe, neem ze wèl, ik heb het graag...’

De Pa van Liesje nam de bloemen uit haar trillende hand, keek haar van terzijde aan en zei bedachtzaam en innig: ‘Ik denk, dat u hier veel ontbeert in deze omgeving, altijd zoo in het café, niet Juffrouw Thérees?’

Maar ze wist geen woorden voor hetgeen in haar omging... ze zweeg. Toen wist hij daar naast haar er ook geen weg meer mee en hij wilde opstaan en zich bescheiden terugtrekken. Maar zij, dat ziende, greep ineens zijn pols, zoodat de statige margrieten heftig nijgden en vroeg, telkens stokkend, vallend over haar eigene woorden, hem naar zijn moeder.

Nu meende hij haar droefheid begrepen te hebben.

[pagina 71]
[p. 71]

‘Is de uwe al lang dood?’ vroeg hij en er was een edele toon van medeleven in zijn stem.

Ze ging er niet op in, maar stelde weer haar vraag, nu dringender.

‘Nu, juffrouw, als u dat graag weten wilt: Moeder woont in Breda en toekomend jaar zult u haar misschien hier krijgen, want ze gaat ook nog een keer naar de familie aan den Vuilendam, ziet u. Moe is nog flink, Juffrouw, maar al erg grijs natuurlijk, net als uw Vader, die zal zoo van haar leeftijd zijn. Ze gaat een beetje mank, maar voor wie 't niet weten is dat nog niet eens zoo heel erg te zien, Maar Moe is een lieve oude dame en Liesje houdt heel veel van haar, trouwens iedereen die haar kent. En uw Moeder, Juffrouw?’

‘Dood!’

‘Dat wist ik al. Reeds lang?’

‘Twee jaar... Kom, ik moet gaan thee zetten.’

‘Wacht, ik loop mee zoover.’ Liesje's Pa stond op en stapte naast haar voort. Juffrouw Thérees voelde zich opgelucht als een kind, dat zonden beleden heeft bij haar Moeder. Weg waren de slechte gedachten van daarnet, kalm en beraden als een

[pagina 72]
[p. 72]

vrouw met een wil, liep ze door 't nog vochtige zomerland waarboven de witte zon begon te stoven van geweld.

‘Verrèk!’ vloekte de Kapitein, die van uit zijn ‘Snackert’ haar in 't oog kreeg, ‘ze komt met een meneer het land uit; als ik goed zie met dien vrijer, die er met zijn vrouw op logies is.’ En hij was voor de mannen dien dag niet te verdragen, want hij ketterde als een kermisklant en niemand deed iets goeds.

 

En de sierlijke ‘Vreeswijk’ van de Reederij, die Liesje en haar Pa en haar Ma dien ochtend om halfelf van Klein-Ammers meevoerde naar Rotterdam, sloot een vreemd hoofdstuk in het levensboek van Juffrouw Thérees af.

Versteeg wuifde met zijn rooien zakdoek, van den aanlegsteiger de familie na.

Juffrouw Thérees liep vreemd zoekend door 't huis, ook eens naar de rommelige kamer waar zij geslapen hadden en legde heur handen gelaten op haar borst.

‘Alleen!’ fluisterde zij tegen de muren.

De ‘Snackert’ salueerde voor de ‘Vreeswijk’ met een benauwd gilfluitje. De dag ging draaien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken