Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bezoeker uit de West (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bezoeker uit de West
Afbeelding van De bezoeker uit de WestToon afbeelding van titelpagina van De bezoeker uit de West

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (155.22 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
roman
thriller


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bezoeker uit de West

(1964)–W. van Mancius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 45]

Hoofdstuk 5

‘Het is kwart voor acht,’ zei Annelies en schudde George aan zijn schouder. ‘Hee, word eens wakker.’

‘Huhh,’ zei George en opende zijn ogen tot kleine spleetjes om ze direct daarop weer te sluiten.

‘Kwart voor achten,’ zei Annelies weer, ‘en om negen uur...’

‘Bah,’ zei George uit de grond van zijn hart en keerde zijn gezicht naar de muur.

Een ogenblik stond Annelies besluiteloos. Toen greep ze de dekens en trok die met één ruk van mijn bed. George vloog overeind, greep en miste. ‘Opstaan,’ zei Annelies.

‘Het is nog nacht,’ protesteerde George onduidelijk. ‘Je klok loopt verkeerd.’

‘De radio niet,’ zei Annelies.

‘En om negen uur...’ zei George en was met een sprong uit het bed. ‘Huu, wat een rottige kou. Wat voor weer is het?’

‘Regen,’ zei Annelies, ‘en een koude wind.’

‘Nou vooruit maar,’ bibberde George. ‘Een goeie dag om een auto te verkopen. Kijk eens meneer, hij lekt niet, ziet u wel? Nee, dat wordt niks.’

Het werd niks.

Hij was met de tram van hun huis aan de P.C. Hooftstraat naar de zaak van Aberson aan de Overtoom gegaan en de korte afstand,

[p. 46]

die hij te lopen had, was genoeg geweest om hem doornat te maken. Aberson keek zuinig. ‘Zou je het niet liever uitstellen tot het beter weer is?’

‘En dan die ouwe geldwolf in een nieuwe Chevrolet tegenkomen.’

‘Tja, maar met zulk weer...’ en toen zag ook Aberson wel in, dat het moest gebeuren. ‘Succes dan maar,’ zei hij terneergeslagen.

De nieuwe Mercedes voerde George snel door de stad. Om tien voor negen stapte hij de hal binnen van het kantoor van Kempenaars aan de Keizersgracht. In de hal van het gebouw zag hij de portier, die hem argwanend vanuit zijn hokje zat gade te slaan. Hij wist wie George was, hij had hem al eerder bij Kempenaars aangediend.

‘U treft het niet,’ zei hij.

‘Hoezo?’ vroeg George en zette een opgewekt verkoopgezicht.

‘Isterniet,’ zei de portier.

‘Maar ik heb om negen uur een afspraak,’ zei George.

De portier grijnsde en haalde zijn schouders op. In de hal stond een tafeltje met een tijdschrift erop en een paar stoelen, die voor een heel kort gebruik bestemd leken. George nam het drukwerk op om het direct weer neer te leggen. Hij wist genoeg van Kempenaars' financiën, zonder ook het jaarverslag van zijn zaak te bestuderen. Hij haalde een pakje sigaretten te voorschijn en stak er een op. Een blik op zijn horloge bevestigde, dat het vijf over negenen was. Van zijn zitplaats had hij het oog op de straat en hij hield zich een tijd lang bezig met het verkeer gade te slaan. Er gingen tien minuten voorbij, toen stond hij op en liep naar de portiersloge.

‘Wilt u even vragen of meneer Kempenaars vandaag misschien niet komt?’ De man kon op het laatste ogenblik ziek geworden zijn, door zich in zijn kadetje te verslikken, dacht George. De portier draaide een nummer en sprak een tijd lang, zonder dat George kon verstaan waarover het ging. Toen legde hij de hoorn op de haak en keek George aan.

‘Er is niets aan de hand. Hij komt wel eens meer wat later.’

[p. 47]

‘Bedankt,’ zei George en keerde naar zijn tafeltje terug.

Om half tien stopte er een auto voor de deur. Hij zag Kempenaars uitstappen en even later ook een jonge man, die hij opeens herkende als Muller van de Centrumgarage. En Muller was vertegenwoordiger voor Chevrolet. George sprong overeind. Nu zou het vechten worden tussen Muller en hem en Kempenaars als doelwit.

Wat echter niet gebeurde. Kempenaars stapte de hal binnen, zag, George en zijn gezicht betrok. Hij zei vaag: ‘O, bent u daar, meneer... eh..., ik was het vergeten, maar het is niet meer nodig, ik heb mijn keus al gemaakt.’ Hij wuifde vaag naar de deur, waar zojuist een stralende Muller door binnenkwam, George een knipoog gaf en tegen Kempenaars zei: ‘Zullen we gelijk de papieren maar in orde maken, meneer Kempenaars?’ Er was voor George hoegenaamd geen kans zijn woordje in het midden te brengen.

‘Maar meneer Kempenaars...’ begon hij, want hij wilde zich niet zo gemakkelijk gewonnen geven.

‘Het heeft geen zin meneer,’ zei Kempenaars, die naar de trap toeliep, ‘het spijt me voor u, maar ik heb al een besluit genomen. Komt u meneer Muller?’ en hij begon de trap te beklimmen.

‘Sorry Berger, maar zaken zijn zaken, he?’ zei Muller en volgde Kempenaars.

De portier in zijn hokje grijnsde meewarig.

‘Pech gehad,’ stelde hij vast, toen George zonder te groeten langs hem liep.

Pech gehad, dacht George toen hij buiten op straat liep naar de glanzende Mercedes, die nu het eigendom van Kempenaars had moeten zijn.

Het was geen gelukkige dag. Gauw liet hij zich niet ontmoedigen, maar na Kempenaars volgden er die dag nog twee teleurstellingen en dat was genoeg.

Het lukt vandaag niet, dacht George, ik schei ermee uit. Hij trok zijn jas aan, zette zijn hoed op en verliet het kantoor, waar hij Aberson in geen bijster goed humeur achterliet.

Aberson, die hem peinzend nakeek en die zich afvroeg of het

[p. 48]

salaris, dat hij George betaalde wel goed besteed was. Een dag als vandaag...

George was zich die gedachten natuurlijk niet bewust. Een dag waarop niets scheen te lukken kwam wel eens meer voor. Het betekende niets. De wind blies de landerige stemming uit zijn hoofd. Hij floot zachtjes voor zich heen toen hij naar de tramhalte liep. Verdraaid, dacht hij opeens, straks komt Bob, ik mag wel zorgen dat ik iets in huis heb, je kunt iemand toch niet een hele avond op een droogje laten zitten.

Een paar haltes voor zijn huis sprong hij van de tram, daar was een drankzaak en er naast een sigarenwinkel. Het kostte hem zijn laatste zakgeld.

Het salaris, dat Aberson betaalde was geen slecht salaris en met de provisie zorgde het voor een bestaan. Maar het zorgde niet voor dergelijke uitgaven, dacht George grimmig, zeker niet na een dag als vandaag. Hij trachtte met de pakjes in zijn hand de huissleutel in zijn broekzak te bemachtigen, maar op hetzelfde ogenblik ging de deur open en stond Annelies voor hem.

‘Blaaa,’ zei George.

‘Wat nou weer?’ vroeg Annelies lachend. ‘Heb je een cadeautje van Aberson gekregen?

‘Blaaa,’ zei George. ‘Als ik een cadeautje van Aberson krijg, is het de zak.’

‘Geen succes gehad?’ vroeg ze de pakjes overnemend. ‘Wat zit hier in?’

‘Drank en tabak.’

‘O, wat duur.’

‘Je moet toch iets in huis hebben. Je kunt iemand niet ontvangen op een kop koffie, niet de hele avond tenminste.’

‘Ja, dat weet ik, maar Bob wilde het toch zelf liever zo.’

‘Hij hoeft niet te weten, dat we dat niet elke dag doen.’

‘En hoe is het gegaan?’

‘Rot. In een woord rot.’ Ze waren de huiskamer binnengegaan. George haalde zijn neus op. ‘Wat ruik ik?’

‘Ik heb iets gebakken.’

[p. 49]

‘Hm. Dat wilde Bob toch niet.’

‘Je kunt toch niet...’

George begon te lachen. ‘Maak mij er dan ook geen verwijt van.’

‘Dat doe ik ook niet.’

‘Hoe laat is het?’

‘Bij vijven.’

‘Goed, hij zal direct wel hier zijn.’ Als om zijn woorden te bevestigen ging de deurbel over.

‘Zal ik...’ zei Annelies besluiteloos.

‘Nee, ik ga al. Zeker een man met stofzuigers...’

‘Of met verzekering,’ zei Annelies lachend.

George opende de deur. Hij wilde juist een uitroep slaken om Bob te verwelkomen, toen iets in diens gezicht hem plotseling een stap naar voren deed doen. ‘Bob, kerel, ben je niet goed?’

Bob glimlachte. Zijn gezicht was asgrauw.

‘Het is niets,’ zei hij, ‘een oude kwaal. Het gaat direct weer over.’

‘Kom toch binnen,’ zei George geschrokken, en ziende hoe Bob wankelend een pas naar voren deed: ‘Wacht, laat me je helpen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken