Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Olie op de golven (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Olie op de golven
Afbeelding van Olie op de golvenToon afbeelding van titelpagina van Olie op de golven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.16 MB)

Scans (250.47 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Olie op de golven

(1961)–W. van Mancius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 196]

Hoofdstuk XXIII

Toen Oberon die morgen ontwaakte was zijn eerste gedachte aan Helen. Niet, dat hij nog iets om haar gaf, maar het gevoel dat ze hem beledigd had door haar samenzijn met Keller maakte hem woedend. Hij besefte heel goed dat zijn huwelijk een mislukking was, maar het kwam geen ogenblik bij hem op, dat hij daar de schuldige van kon zijn. Het huwelijk, dat hem eerst een gevoel van triomf had gegeven en waarvan hij verwacht had, dat het hem in de ogen van zijn kennissen meer aanzien gegeven zou hebben was heel anders gelopen dan hij zich had voorgesteld. Helen was geen volgzame vrouw gebleken, ze stelde te veel en te lastige vragen. Maar zolang hij met haar getrouwd was had zij hem te gehoorzamen, dacht hij. De kans bespottelijk gemaakt te worden maakte hem door de gedachte eraan alleen al ziedend.

Hij lag een ogenblik naar de zoldering van zijn kooi te staren. Zelfs de tip, die hij door Munster aan Keller had laten geven scheen geen succes gehad te hebben. Ze zochten nog steeds elkaars gezelschap. Munster hoefde hij niet meer in te schakelen, ofschoon die er bereid genoeg toe was. De stommeling. Die vent kon hij laten doen, wat hij wilde. En dat vrouwtje van hem ook. Oberon grijnsde. Daar was geen haast bij. Dat was een appeltje voor de dorst.

Hij vroeg zich af, waar Helen op dit ogenblik zou zijn. Nu ze

[p. 197]

aparte hutten hadden kon hij haar nog minder controleren. Dat kon zo niet doorgaan. Er moest iets op gevonden worden, dat het Keller onmogelijk zou maken haar nog te ontmoeten.

Hij lag een tijdje te peinzen, strekte zijn hand uit en vond een pakje sigaretten op de stoel naast zijn kooi. Hij stak er een op en sloeg met zijn hand een paar vonken uit, die op de deken vielen. Hij inhaleerde de rook diep. Op zijn horloge kijkend, zag hij dat het halfelf was. Langzaam doofde hij de sigaret uit en stond op.

Hij liep op de spiegel toe en bekeek zijn gezicht. Het was geen prettige aanblik, maar Oberon was best tevreden. Hij begon zich te scheren, zeepte zijn gezicht in totdat alleen zijn ogen hem vanuit het schuim aankeken. Opeens liet hij de scheerkwast zakken en een brede glimlach spleet het witte masker in tweeën. Nu begon hij snel voort te maken. Vlug schoor hij zich, doopte zijn hoofd in het water en droogde zich al proestend af. Zacht tussen zijn tanden fluitend begon hij zich aan te kleden. Even later wierp hij nog een laatste blik in de spiegel, opende de deur en liep de gang in.

Op hetzelfde moment werd er op de gang ook een andere deur geopend en Ans Munster kwam naar buiten. Ze was gekleed in een korte luchtige sportjurk en Oberon liet met welgevallen zijn ogen over haar slanke figuurtje gaan. Later? dacht hij, waarom later?

‘Hallo Ans,’ zei hij.

‘O, hallo...’ ze bloosde en aarzelde.

Maar Oberon aarzelde niet. Hij liep op haar toe, sloeg zijn arm om haar heen en trok haar dicht tegen zich aan. Zij probeerde hem van zich af te duwen, terwijl zij met verschrikte ogen de gang afkeek. ‘O, nee, niet doen...’ fluisterde ze.

Dichter trok Oberon haar tegen zich aan, zijn mond zocht de hare en klemde zich erop vast. Zij voelde hoe zijn hand onder haar korte rok greep, zich langs haar dij omhoog werkte. Hijgend trachtte zij zich te verzetten, maar ze was machteloos

[p. 198]

in zijn sterke armen. Hij begon haar in de richting van zijn hut te trekken, zijn mond nog steeds stijf op de hare gedrukt, zodat het haar leek alsof ze zou stikken. Ze walgde van hem, maar langzaam voelde ze de kracht om zich te verzetten uit zich wegvloeien.

Opeens werd de deur van Munsters hut opengerukt. Paul Munster stond een seconde lang naar hen te kijken, toen wierp hij zich op Oberon. Ans rukte zich los en wankelde, naar adem snakkend achteruit.

Munster raakte Oberon met zijn eerste klap op zijn oog. Oberon wankelde achteruit, maar herstelde zich onmiddellijk. Hij ving de volgende slag met zijn voorarm op en direct daarop liet hij zijn vuist uitschieten, die Paul op zijn beurt een bloedende lip bezorgde. Weer sloeg Munster toe, maar Oberon ontweek hem handig en zijn kans schoon ziende sloeg hij hem hard op zijn kin. Het resultaat was verbluffend. Paul Munster stond even versuft te kijken en zakte toen door de knieën. Zijn hoofd sloeg tegen de scherpe ijzeren rand van de drempel... hij bewoog zich niet meer.

Ans stond met een trek van afgrijzen op haar gezicht naar Oberon te kijken. ‘Beest,’ fluisterde ze, ‘je hebt hem vermoord.’ Oberon keek een ogenblik naar Munster, zag hoe het bloed uit de wond in zijn voorhoofd vloeide en haalde zijn schouders op. Hij tilde Paul op en droeg hem de hut binnen. Half dragend, half slepend trok hij hem naar de kooi en legde hem erin. Zonder zich verder om hem te bekommeren, draaide hij zich om en liep naar de deur, waartegen Ans zich aandrukte om hem te laten passeren. Hij bleef vlak voor haar staan en stak zijn armen naar haar uit.

‘Kom nu,’ zei hij kort en wilde haar vastgrijpen.

Met alle kracht die in haar was, sloeg ze hem met haar vuist op zijn mond. Ze sprong op hem toe toen hij even achteruittrad en krabde hem met haar nagels in zijn gezicht. Ze wist niet meer wat ze deed, ze trapte en sloeg in het wilde weg.

[p. 199]

Even later was ze alleen, alleen in de hut met Paul. Ze leunde tegen de wastafel en streek met haar hand over haar hoofd. Ze zag niets, de tranen liepen uit haar ogen en maakten strepen op haar wangen. Hoelang ze daar stond wist ze niet, maar langzaam begon het tot haar door te dringen, dat ze iets moest doen, dat Paul daar maar niet zo kon blijven liggen.

Ze nam een bakje, vulde het met water en nam een waslapje van de wastafel. Ze boog zich over Paul heen en probeerde het bloed wat weg te vegen. Het maakte haar misselijk en ze moest zich aan de rand van de kooi vastgrijpen om niet te vallen.

Op dat ogenblik klopte Keller aan de deur.

 

Nadat Keller uit hun onsamenhangende woorden had kunnen opmaken, wat zich had afgespeeld, overwoog hij op welke manier het gebeurde voor buitenstaanders verborgen zou kunnen blijven. Van Oberon hadden ze in dit opzicht niets te vrezen, voelde hij. Als die zich eventueel zou willen wreken, zou hij dat later onder gunstiger omstandigheden doen. Maar Munster kon zich zo niet vertonen.

‘Het beste is, dat je een paar dagen in je hut blijft. Dat is ook misschien met het oog op je hoofdwond het verstandigst. Het is nogal aangekomen, weet je. We zullen daar wel een excuus voor vinden als het zover is.’

Paul was overeind gekomen en zat nu op de rand van zijn kooi.

‘De schoft,’ zei hij zacht, ‘hij dacht mij volkomen in zijn macht te hebben en zich alles te kunnen permitteren. Nu is het dan eindelijk zover gekomen. Oberon zal me dit nooit vergeven en het kost me mijn baan. Maar dat vind ik niet erg meer, ik vind wel wat anders.’

‘Het is allemaal mijn fout,’ zei Ans toonloos. ‘Ik heb me zo vergist.’ Ze begon te snikken.

‘Nee,’ zei Paul, ‘niet alleen jouw fout. Ik heb me te veel in

[p. 200]

een hoek laten drukken. Ik had hem al veel eerder op zijn smoel moeten slaan.’

Keller begreep dat hij te veel was. Wat er verder tussen die twee uitgesproken zou worden, daar had hij niets mee te maken. Oberon had zich verrekend, een blunder gemaakt die niet meer te herstellen was. Maar of hij zich er veel van zou aantrekken, betwijfelde Keller.

Hij liep langzaam naar de deur en zag dat ze hem beiden nakeken. Hij knikte geruststellend, van hem zou niemand vernemen wat zich hier afgespeeld had. Langzaam sloot hij de deur en liep de gang door naar het dek.

Het spel was in volle gang.

Hij ving een blik op van Helen, die aan een tafeltje zat met Hartog, die de score bij hield. Hij schudde even zijn hoofd.

‘Munster moet je maar van het schema afschrijven en zijn vrouw ook. Hij is ziek en zij zal daardoor ook wel niet meer meedoen.’

‘O, ja, wat scheelt hem dan zo opeens?’ vroeg De Graaf.

Keller haalde zijn schouders op.

‘Niets ernstigs, geloof ik, maar hij Egt in bed,’ zei hij, wat per saldo ook de waarheid was.

‘Zonde van het mooie weer,’ merkte Goedhals op, die naderbij gekomen was.

Het spel nam de hele middag in beslag. Het was een welkome afleiding, die de tot routine wordende gang van zaken aan boord doorbrak.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken