Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Olie op de golven (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Olie op de golven
Afbeelding van Olie op de golvenToon afbeelding van titelpagina van Olie op de golven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.16 MB)

Scans (250.47 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Olie op de golven

(1961)–W. van Mancius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 189]

Hoofdstuk XXII

Oberon stond tegen de wand van de gang aangeleund. Om zijn lippen speelde een sarcastische glimlach.

Keller wilde langs hem heen lopen, hij was niet geïnteresseerd te weten hoe Oberon in die toestand geraakt was, hij wilde alleen zekerheid hebben wat de Munsters betrof.

‘Een ogenblik, meneer Keller,’ zei Oberon en trachtte hem tegen te houden.

‘Wat wilt u?’ Keller was niet van plan de man met beleefdheid te behandelen, zeker niet, als hij op een dergelijke manier aangesproken werd.

Oberon lachte. Het was een kort aanmatigend lachje, dat Keller hevig irriteerde.

‘Niet veel. Ik zou u alleen willen verzoeken mijn vrouw in het vervolg met rust te laten.’

‘Wat bedoelt u in godsnaam?’

‘Dat weet u zelf het beste. Ik zou niet graag een tweede geval Grace Norton willen meemaken.’

‘Wat wilt u insinueren...’ vloog Keller woedend op.

‘Niets waarde heer. Ik weet, dat u zich op bewonderenswaardige wijze van alle verdenking hebt vrijgepleit. Maar het feit blijft bestaan, dat ze in uw bijzijn om het leven gekomen is, nietwaar?’

‘U weet donders goed, dat Grace Norton zelfmoord heeft

[p. 190]

gepleegd in een vlaag van waanzin. Wat heeft u ermee voor mij daarin te betrekken?’

‘Kom, kom, meneer Keller,’ zei Oberon met een meewarige stem, ‘moeten we het daar nog over hebben? Maar we hebben het nu niet over Grace Norton, maar over mijn vrouw. Ik wil niet, dat haar hetzelfde in een zogenaamde vlaag van waanzin overkomt.’

‘U bent gek. Laat me door, ik ben niet van plan langer naar u te luisteren.’

‘Ik zou u aanraden, dat toch wel te doen, meneer Keller. Ook in het belang van mevrouw Helmers.’

‘Ga opzij.’ Keller wilde met geweld langs hem heen dringen, voordat de laatste woorden tot hem doorgedrongen waren. Hij had zijn arm al opgeheven om Oberon opzij te schuiven, maar aarzelde. ‘Wat zegt u daar?’

‘Aha, ik dacht wel, dat u verstandig zou zijn. Laten we maar even in mijn hut gaan, daar kunnen we rustiger spreken, het is hier vlakbij.’ Hij draaide zich om en zonder erop te letten of Keller volgde, liep hij de gang in en bleef voor een van de deuren staan. Hij keek om, terwijl hij de knop omdraaide en het Keller voorgaan. ‘Gaat u zitten, een sigaret?’ zei Oberon.

‘Nee dank u.’ Keller deed zijn uiterste best zich te beheersen, hij moest weten hoever deze man dacht te gaan. ‘Wat betekende die opmerking over mevrouw Helmers?’

Oberon was op de rand van de tafel gaan zitten. Hij maakte met zijn gehavende gezicht allerminst een imponerende indruk. Langzaam met een sigaret op zijn duim tikkend, zei hij: ‘Ik veronderstel, dat mijn vrouw u al duidelijk gemaakt zal hebben, dat er tussen ons een tijdelijke verwijdering is.’

‘Niet tijdelijk.’

‘Zoals u wilt. In ieder geval is dat de manier waarop ik de zaak wil bekijken. U begrijpt dat alle inmenging van buiten af, vooral door een romantisch aangelegd jongmens zoals u, mijn kansen op een verzoening niet bevordert.’

[p. 191]

Keller stiet een korte lach uit. ‘Ik geloof niet,’ zei hij scherp, ‘dat u enige kans maakt.’

‘Dat kunt u beter aan mij overlaten om te beoordelen. In ieder geval wens ik niet, dat u daar een hinderpaal voor vormt. U laat dus mijn vrouw met rust, dat wil ik.’

‘Denkt u niet, dat uw vrouw, als u het zo nog wilt noemen, daar ook een woordje in mee te spreken heeft.’

Oberon haalde zijn schouders op en stak een sigaret aan. Toen zei hij: ‘Als we het daartoe Heten komen, misschien wel. Ze schijnt nogal op u gesteld te zijn. Maar dat zal een einde nemen.’

‘Hoe wilt u dat voorkomen?’

‘U bent ook nogal op mevrouw Helmers gesteld, nietwaar? U ziet ik ben goed ingelicht.’

‘Wat is daartegen?’

‘Niets. Integendeel, maar u ziet zelf nog niet in wat voor u verstandig is. Bepaal u tot mevrouw Helmers, dat is mijn advies.’

‘Waarom zou ik uw advies nodig hebben?’

‘Omdat het anders voor mevrouw Helmers onaangename gevolgen zou hebben.’

‘In welke vorm?’

Een ogenblik bleef Oberon Keller aankijken, alsof hij de vraag niet gehoord had. Toen zei hij: ‘U weet misschien, dat ik niet onbemiddeld ben. Een groot gedeelte van mijn kapitaal is belegd in grond. Soms heb ik het geluk gehad, doordat de eigenaar in moeilijkheden zat, die grond goedkoop in handen te krijgen.’

‘Ik ben niet geïnteresseerd in uw financiële manipulaties.’

‘Nee, vanzelfsprekend niet. Maar toch is het wel interessant te weten, dat op die manier niet lang geleden een aardig landhuis met een mooi stukje grond, niet te ver van de stad, in mijn bezit is gekomen. Ik heb erover gedacht het huis te laten verbouwen, wat te moderniseren en er zelf te gaan wonen. Maar

[p. 192]

ach, uit piëteitsgevoel... de mensen die er wonen zijn er vreselijk aan gehecht, tot nu toe is het bij een plan gebleven.’

Het was Keller duidelijk genoeg wat hij bedoelde, maar hij zei niets. Daar bestond dus de macht van de man uit. Het was gewone chantage, alleen met een ander doel dan het gebruikelijke financiële voordeel. Maar waarom wilde deze man Helen nog aan zich binden? Hij wist toch, dat er niets meer tussen hen zou kunnen bestaan? Kennelijk gaf hij ook niets om haar. Wat was er gebeurd, dat hem in zo'n staat gebracht had, alsof hij gevochten had? God, dacht Keller ineens, Munster, wat was er met Munster gebeurd?

‘Ik zie, dat het u duidelijk is meneer Keller. We begrijpen elkaar nietwaar?’

Aarzelend stond Keller op. Wat moest hij doen? Hij voelde de neiging de man in zijn keel te grijpen en dat grijnzende masker van zijn gezicht te slaan. Maar wat schoot hij daarmee op? Maakte hij daarmee de zaak niet nog veel moeilijker?

Oberon lachte.

‘Het is voor u niet zo moeilijk meneer Keller. U hoeft namelijk niets te doen. Begrijpt u dat? U hoeft niets te doen, voor de rest zorg ik. Het is toch een redelijke vraag nietwaar, als een man een andere man vraagt of hij zijn vrouw met rust wil laten?’

Keller antwoordde niet. Hij wilde weg uit deze hut, want hij voelde, dat hij zich niet veel langer zou kunnen beheersen. De schoft draaide de zaak zo, dat een buitenstaander de indruk zou krijgen, dat Oberon de beledigde partij was. Zonder een woord te zeggen liep hij de deur uit en de gang in.

Voor de hut van de Munsters bleef hij staan. Hij moest even tot zichzelf komen, het scheelde niet veel of hij had Oberon neergeslagen. Gelukkig, dat het zover niet gekomen was. Hij zou zich dan toch de zwakste getoond hebben. Er moest een andere mogelijkheid zijn Oberon onschadelijk te maken.

Na een ogenblik klopte hij op de deur. Er werd niet direct

[p. 193]

opengedaan en hij was al van plan opnieuw te kloppen toen de deur op een kier geopend werd en hij Ans Munster erachter zag staan. Hij zag hoe haar haren verward om haar hoofd hingen en hij meende, dat hij tranen in haar ogen zag. Zij sloot de deur weer onmiddellijk, maar hij had tijd genoeg gehad om te begrijpen, dat er hier iets verkeerd gegaan was. Hij had een vermoeden, dat bijna zekerheid was, van wat er gebeurd moest zijn. Daarom greep hij de deurkruk beet, en voordat zij tijd gehad had de grendel ervoor te schuiven, duwde hij de deur open.

‘O, nee, gaat u weg,’ fluisterde Ans hees. Ze was doodsbleek en staarde hem met wijd opengesperde ogen aan. Op haar arm zag hij een kras, waar geronnen bloed op plakte.

‘Laat me binnen,’ zei hij zacht en zonder verder op haar protest acht te slaan, drong hij langs haar de hut binnen.

‘Wat is hier gebeurd?’ vroeg hij en ontdekte opeens Munster, die gekleed op bed lag. ‘God, is hij...’?

‘Nee,’ zei Ans toonloos, ‘alleen bewusteloos.’

Keller liep naar de kooi en keek op Munster neer. Het gevecht, want dat moest er ongetwijfeld geweest zijn, had op beide mannen zijn sporen achtergelaten. Maar Oberon was er het beste afgekomen. Munsters gezicht was één massa bloed. Hij zag nu ook, dat Ans bezig was geweest met een vochtige doek er wat van weg te vegen. Hij keek naar Ans en zag dat zij met een nietsziende blik in haar ogen troosteloos tegen de muur leunde.

Keller begreep, dat hij iets doen moest. Hij vond het bakje, dat Ans gebruikt had om water in te doen en het washandje. Alles zat vol bloed. Hij nam het mee naar de wastafel en draaide de kraan open. Gelukkig, er was warm water. God, wat werd het nu een hoop bloed, dacht hij. Hij spoelde het doekje uit en vulde het bakje opnieuw. Toen liep hij terug naar de kooi en knielde ernaast. Voorzichtig waste hij het bloed weg, dat uit een diepe snede boven Munsters rechter oog vloeide. Hij moest

[p. 194]

iets hebben om het te stelpen. De wond zou eigenlijk gehecht moeten worden, maar misschien met een paar pleisters... Waar haalde hij die vandaan?

‘Heb je pleisters?’ vroeg hij Ans.

Ze staarde hem aan alsof ze hem niet verstond.

De steward, dacht hij. Hij keek rond of hij de bel zag en ontdekte die naast de deur. Hij belde, wachtte even en belde weer. Even later werd er geklopt, hij opende de deur een klein eindje.

‘Steward, kun je me een paar pleisters brengen?’ vroeg hij. ‘Meneer Munster heeft zich gesneden. Een paar flinke, zo'n vijf centimeter lang.’

Hij sloot de deur en liep weer naar de kooi.

Hij zag hoe het bloed nog steeds langzaam uit de wond vloeide en veegde er wat van weg. Het zag er niet naar uit, dat er iets gebroken was. Behalve de wond boven zijn oog, had Munster een kapotgeslagen lip. Hij keek naar zijn handen en zag, dat de knokkels ontveld waren.

Er werd aan de deur geklopt en Keller sprong overeind. Hij nam het pakje pleisters van de steward aan en sloot de deur weer. Daarna opende hij het pakje en zocht een paar pleisters, die de juiste maat schenen te hebben. Voorzichtig drukte hij die over de wond en zag dat het bloeden ophield. Toen keek hij Ans aan. ‘Nu, mevrouw Munster. Is er nog iets, dat ik voor u doen kan? Ik moet dit aan de kapitein melden.’

Haar ogen waren groot van angst. Ze greep hem bij zijn jas en hij voelde, hoe haar vingers in zijn arm drongen. ‘O, nee,’ fluisterde ze, ‘dat niet.’

‘Ik begrijp wel wat u bedoelt,’ zei hij weifelend, ‘het zal natuurlijk een hoop onaangename vragen geven. Maar uw man kan daar zo niet blijven liggen. Er moet iets gebeuren.’

Uit de kooi klonk een diepe zucht. Keller keerde zich om en zag, dat Munster de ogen geopend had. Ans liep naar hem toe en Keller volgde haar.

‘Wie is daar?’ vroeg Munster zacht.

[p. 195]

‘Meneer Keller,’ zei Ans.

Even was het stil. Munster draaide zijn hoofd op het kussen om en keek Keller aan.

‘Keller?’

‘Ja?’

‘Dit moet tussen ons blijven, Keller.’ De toon van zijn stem was niet mis te verstaan. Het was tegelijk een vraag en een smeekbede.

‘Dat hangt ervan af, hoe je eraan toe bent,’ zei Keller.

Munster bracht langzaam de hand naar zijn kaak en bewoog die zacht heen en weer. Hij voelde aan de pleister op zijn voorhoofd.

‘Ik geloof, dat het nogal meevalt. Keller, wat weet je hiervan?’

‘Ik heb zojuist Oberon gezien.’

‘O.’ Munsters gezicht vertrok zich in een pijnlijke grijns. ‘Ik moet je iets vertellen, Keller.’

‘Ja?’

Ans zei: ‘Zou je dat nu wel doen Paul? Dat kan toch wel wachten?’

‘Nee. Keller heeft te veel gezien, hij moet alles weten, anders kunnen we hem niet vragen te zwijgen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken