Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn (1627)

Informatie terzijde

Titelpagina van De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn
Afbeelding van De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijnToon afbeelding van titelpagina van De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.50 MB)

Scans (58.29 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (1.32 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De gulden harpe, inhoudende al de liedekens, die voor desen by K.V.M. gemaeckt, ende in verscheyden Boecxkens uyt-ghegaen zijn

(1627)–Karel van Mander–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina *iijv]
[p. *iijv]

Tafel van alle de Liedekens, in dit Boecxken begrepen:

Op de eerste sijde worden de Liedekens, ende op de tweede de wijsen ghestelt.

Liedekens. A.

ABraham den goeden Vader,fol.40.
Abrahams God waer op Iacob.fol.19
Achab over Israel verheven. Regeerde binnen Samaria,fol.42.
Aenhoort vrienden eerbaer,fol.20.
Ahasueros een seer groot, Coningh,fol.12.
Al die daer zijn beladen Met hare sonden swaer,fol.37
Al die hebben tot jaghen // sin,fol.26
Al die in 'sdoots schaduw logieren,fol.10
Al die om strijden hebben lust,for.17
Al eer men komt ter eeren siet,fol.1.
Al laghen wy ons leven // lanck,fol.52
Al schijnt menich verlaten Van den Heere te zijn,fol.22
Al 'swerelts ydel wesen, Al schijnt het veel en groot,fol.31
All' Aertsche dingen // die men verstringen,fol.49
Alle vleesch is hoy, na Schrifts belijdt,f.36
Als men aen't reyn eersame,fol.47
Altijdt te treuren is gheen baet,fol.27

B.

BArmherticheyt en vrede,fol.73
Bedrieghelijcke gheesten,fol.66
Bekeert u, wilt bedwinghen V lusten, dese dinghen,fol.63
Bekent den Heere, sulck vermaen,fol.69
Breect uyt, en roept verblijt in u gespanf.71
Broeders devijn het plagh te zijnfol.55
Broeders hout vast aen Gods gebodt,f.61
Broeders, vrienden generale,fol.57
Broeders uytverkoren,fol.59
Bruydegom Heer, hooge verheven,fol.60

C.

CHristen broeders verkoren,fol.85
[pagina *iiijr]
[p. *iiijr]

Wijsen.

SChoon lief ghy zijt prijs weerdt,40
Susann' un jour.19
La douce face: oft, Ick hebbe gemint den tijdt is leven.42
Vrienden verheught, verblijdt.20
Entre Paris & Rouan, il y a trois marchans12
Orpheus droef van sinnen: oft het Nachtegaelken kleyne.37
Elck wil met ons te velde slaen.26
Sal ick om een Vrouwe, lang' in rouwe,10
Geeft my te drincken na mijnen dorst.17
Om een nieu Iaer sy haren man badt.1
Geeft my te drincken na mijnen dorst.52
Wilhelmus van Nassouwen: oft Saligh is hy bedegen: oft, Nachtegael int.22
Ick hoorde een Maeghdeken singhen: oft, Wt den diepten, o Heere.31
Een ghebroken herte, etc.49
Il me suffit.36
Willem van Nassouwen.47
Van den blinden Man.27
  
Ick hoorde een water ruysschen.73
Wie klopt daer voor mijn deure.66
Perijckeleuse tijden: oft, Hoort vrienden al te samen.63
Siet ick sal komen in't oordeel snel.69
Laet ons den Heere gaen singen een lof.71
Niet meer alsoo.55
Onder veel Meyskens die men bindt.61
Dieu vous garde belle Bergiere.57
Wy vry saluteren.59
Cuore mio caro, la tua partita,60
  
Ick peyns' om een persoone.85
[pagina *iiijv]
[p. *iiijv]
Christen Eegade mijn,fol.77
Christus Gods Sone goedertier.fol.79
Christus zijnde verresen.fol.81
Clappen, lieghen en rellen,fol.83
Comt en ick sal u toonen hier,fol.76

D.

DAer moeten secten wesen eenpaer,f.118
Daer was een Herder wijs vermaert, Eens ongevaert, int leven,fol.104
Daer was een man in den lande Hus,f.150
Danckbarigh bequaeme, Looft Godt, Broeders, dat wyfol.129
Danckoffer soet // den Heere moet,fol.148
Dat soete Nieuwe Iaer playsant,fol.117
Dat wijs ingien Salomon die heeft sien geschien,fol.146
David met soet gheluydt,fol.163
De Bruyloft schaer,fol.112
De Hooftsomme des ghebodts, Dat is de liefde Gods,fol.98
De hoovaerdije / is Godts partije,fol.99
De mate in als te treffen,fol.159
De Mensche is te wonder // bot,fol.114
De Weereldt een vreemde wander stede,fol.168.
* De Schrift is alder weghen,fol.176
Den aenghenamen tijdt,fol.131
Den eersten Hof van lusten playsant,f.102
Den Heere triumphant,fol.120
Den Heyrleger Israels, aen Elims.fol.93
Den ouden Abraham,fol.140
Den Oyvaer en die Swaluw' snel,fol.138
Den Saeyer van 'tbegin // in,fol.123
Den schoonen lichten morgen,fol.157
Den soeten Somer tijdt Is voorhanden, Godt danck,fol.91
Den Somer in saysoene,fol.95
Den tijdt van gratien, Is in saysone.f.86
Den tijdt dierbaer // dag, maent, en jaer,f.116
[pagina *vr]
[p. *vr]
O Menschen excellent.77
Ghedrongen ben ick in mijn ghemoedt.79
Godt sprack in voorleden tijden.81
Als ghy komt uyt den Haghe.83
Vrou Moeder ick ben soo seer ontstelt.76
  
Ist nu niet wel ghekriemt, geklaeght.118
Och lighdy nu en slaept schoon, Lief in u eersten droome.104
Gheeft my te drincken na mynen dorst.150
Laet ons verjolijsen: oft, Wy vry saluteeren.129
Het was een Man in den Lande Hus,147
Ghetackt als Lauwerieren.117
Weest al verblijdt, Ghy die Vrou Venus kinders zijt.146
Godt is onse toevlucht.163
Elck dierken bout.112
Laet ons leven met jolijt, Christum ghebenedijt.97
Van diemen op de Galeye wilde stellen.99
Als men schreef duyst vijfhondert.159
O Vader ons, in Hemelrijck.114
O Waerheydt, hoe light ghy nu vertreden.168
Ick arm schaepken aen der heyde 176
Regiert u na den tijdt.130
En sy hadt eenen Bootsman lief.101
Een dier, een aerdich dier.120
Op sinte Martens avondt.93
Ick hebben den tijdt ghesien.140
Vanden Verloren Sone.138
Der Philistijnen stam // quam.123
Ick gingh noch heden morghen.157
Daer gater veel int stadt. Met haerlier borse plat.91
Ons Coningh vanden drooghen.95
Bedruckt herteken, etc.86
Ist wel ghedaen // ist wel, etc.116
[pagina *vv]
[p. *vv]
Den tijdt gaet voorby // en hy,fol.132
Den tijdt is hier,fol.134
Den Wijn, die edel Creatuere,fol.88
Des nachts socht ick eenpaer,fol.135
D'Euangeliste, Lucas doet ons vermaen,fol.155
Die kort' History van,fol.106
Die gracy soet,fol.175
Die heyligen Gods, lieve vrienden jent,170
Dochter Syon, eersame // maeght,fol.89
Dochter van Sara, hoort en verstaet,127
Doen Pharao lagh vermoort,fol.110
Door 's meys virtuyt // rijst nu.fol.122

E.

EEn beetgen broots g'eten met.fol.200
Een bloem tot Saron delicaet,fol.205
Een Bruylofts feeste vol weelde,fol.192
Een Cananeetsche Vrouwe minjoot,177
Een eeuwige vreucht na dit verdriet,219
Eenen gheboren blinden sat,fol.178
Een herder liedt aenhoort,fol.187
Een ghebroken herte na Gods,fol.214
Een is alleen // mijn reen,fol.217
Een Liedt t'onsen vermane,fol.207
Een reyn gemoet, om recht den Echt,204
Een seer fijn Liedt, moet uyt mijn hert ontspringhen,fol.185
Een teltmen nu het Iaer,fol.203
Een troostigh Liedt, Om niet treuren met zwaer ghedachten,fol.196
Een vast gheloove met ootmoet,fol.190
Een yegelijcke sonde is als een zweert,210
Egypten-landt // vol schoon samblant,182
Elck Christen ledt aen 't lijffol.184
Elck medegenoot // in't gheloove minjoot,fol.195.
Elck waerheyts amoureus,fol.183
* Eylaes hoe macht geschieden,fol.223
[pagina *vjr]
[p. *vjr]
Francis snare.132
Al die in Syon zijt.134
Copken set op u jente hayren.88
Alle die in Syon zijt.135
Wie hoor ick suchten, Van waer komt dit geklanck: Oft, van soet Robertgen.155
Cupido Heere Fel.106
Werelt vergult.175
Al die belast en beladen swaer.170
Goeder ghesel ick moes wanderen.89
Ick wilde ick ware een wilde Swane.127
Verlijdt Zuydt, West en Noordt.110
Den lustelijcken Mey.122
  
Hoort toe ghy dochters gracieus.200
Gods kinderen ghy meught wel.205
Ick stondt op hoeghe berghen.192
Vrouwe wacht u Hennekens wel.177
Alst begint.219
Vanden blinden Man.178
Maeghdelijck pilaer // eerbaer187
Ontwaeckt Israel, doet op u ooren.214
O Vlaenderlandt, edel landouwe soet.217
Van Hans de Grave.207
Susann' un jour.204
Si mon travail vous peut donner plaisir, Recevant, &c.185
Den soeten somer tijdt.203
Des Meysche jeught: Oft, Om dat men siet, int Houwelijck mis. etc.196
Van Andries Kespe,190
Iesabels Priesters.210
Dat ick om een schoon beelde soet.182
Mijn Ziel maeckt groot den Heer.184
Broeders als ghy lijdt: Oft, Alle die belast zijt, en beladen swaer.195
Elck gheestken amoureus.183
Adieu bloemken Rosiere,223
[pagina *vjv]
[p. *vjv]

F.

FElix was even gierigh,fol.229
Flou in onmacht vernedert hert,f.227
Fraey en ghesont, by maten,fol.232
Fruyt int ghemeen Ter tafel is 'tlaetste gherecht.fol.234

G.

GHeluck moet u ghebeuren,fol.258
Ghy Christen aert,251
Ghy Israel // meught wel Tot vreuchden zijn ghenghen,fol.242
Ghy vry verstroyde Nacy Wt Vlaender hier en daer,243
Gods wijsheyt slechtigh // voor,fol.244
Godt alleen wijs weet alle dingh,fol.236
Godt de Vader almachtigh,fol.256
God is een God in goetheyt boven,f.253
God, voor wiens ooghen alle ding is,f.247
God weet wel wat zijn volck behoeft,239

H.

HAdd' ick een vloet van tranen,fol.270
Heer uwen name // is groot eensame260
Hemelen ghy // merckt op, siet, ic wil,f.284
Herders eerbaer // alle die daer.fol.267
Het Iaer van gratien is nu voorhanden,307
Het is een schoon dierbaer sake,fol.289
Het is gheschiet, al nae Lucas verklaren,fol.302.
Het leven van Noah wil ick gaen ver.293
Het plagh te zijn.fol.268
Heyligh, heyligh, heyligh Godt, Heer almachtigh,fol.299
Heyligh, oprecht, ghestadigh vroet,fol.274
Hoe langh o Heer der Heeren,fol.273
Hoe mach o God, het volck soo rasen koen,fol.276
Hoe Paulus hem beriep op den Keyser,261
Hoe schoon is uwen gangh,fol.282
* Hoe konnen de lieden, des, etc.fol.309
[pagina *vijr]
[p. *vijr]
Ick arm schaep aen die groen heyde.229
Susann' un jour.227
In bitterheyt der zielen.232
Mijn jonghste dochter is wech: Oft, Den slaenden Enghel.234
  
Ghy vry verstroyde Natie.258
Een Vlissingher boot.251
Den Mey lustigh en schoone: Oft Era di Mayo.242
Plus je ne scay que dire. Oft, Ghy Adams zaet verheven,243
Lief uytvercoren, lief triumphant.244
Die altijdt jaegt, en niet en vanght.236
Rijst uyt des doodts beswaren.256
O Schepper fier.253
Den lustelijcken Mey, Christus playsant.247
Het is een rogghe cantgen.239
  
Godt sprack in voorleden tijden.270
Het spruyt een bloemken aen die Landouwe.260
Een Venus dierken heb ick uytvercoren.284
Laet ons loven den Heere soet.267
Bedruckte herteken.307
Christen broeders laet u leeren.289
O schoonste boven de kinderen der Menschen.302
Van 't Schipken Petri.293
Der gratien bloedt.268
Vanden 133.Psalm. Mijn Ziele wilt den Heer met lofsangh prijsen.299
Ick roep u Hemelsch Vader aen.274
Elck wacht hem nu van sneven.273
Waerom raest dat volck met sulcken hoogmoet276
O waerheyt, hoe zijt ghy nu vertreden.261
O Menschen excellent282
Laet ons verjolijsen,309
[pagina *vijv]
[p. *vijv]
Hoort Kinders, weest gedachtigh,fol.278
Hoort toe, met sange wil ick vertellen,f.304
Hy kusse my met sijns monts kus,fol.280

I.

ICk heb een uytghelesen,fol.332
Ic heb gedocht, een Liedt, oft, etc.Fol.335
Ick prijs' u saligh weven,fol.339
Ick weet ons noch een Lied // siet,fol.350
Ick wil ons singen van u boos, etc.356
Iephthah een strijtbaer Heldt, etc.fol.315
Iesus des soons Syrach,fol.310
Iesus die quam gheganghen,fol.349
In Annas noch in Caiphas hof,fol.347
In Babylon met onverstande,fol.353
In cromme wegen duyster en swaer,fol.314
In desen tijt fel ende stranck,fol.312
In Eliseus tyden, Den Coningh van Syrien,fol.320
In liefden reyn een jonstigh, etc.fol.361
Int Aerdtsche dal,fol.318
Int goede vroet // Men moet,fol.345
Int huys Godts reyn, dat geestelijck Besthel,fol.327
In vreucht en druck,fol.357
Ioannes seer voordachtigh,fol.341
Ioden met hiet, die nacy siet,fol.329
Ionas Propheet des Heeren, De soon Amithai.fol.322

K.

KInderen van hondert Iaren,fol.363

L.

LAet ons verjolijsen,fol.365
Laet ons offeren danck,fol.370
Laet ons met herten jolijt,fol.375
Leefter wel yemant soo blyde.fol.385
Liefd' is de Christen Wet,fol.381
Liefde tot Godt en even Mensche,fol.376
Lieve Kinderen soet,fol.387
[pagina *viijr]
[p. *viijr]
Ghy Adams kinders kleyne.278
Hy mach wel blydelijdk wesen.304
God die der Goden Heer is, spreken sal.280
  
Warent alle mijn vrienden.332
Al mijn gheklagh // is nacht en dagh.335
Fy schaemt u Brabant seere.339
Der Philistijnen stam // quam.350
Ick was een Clerxken.356
Rooskens in de Mey.315
Godt is onse toevlucht.310
Van Ionas, God sprack in voorleden.349
Laet ruysschen en laet waeyen de wint.347
'tVlas is vanden rocke ghewaeyt.353
Ist nu niet wel ghekriemt, geclaeght.314
O Clemine bedruckt en zwaer.312
Sy saten en klapten, end' en snapten drie uren langh.320
In desen tijt fel ende stranck.361
Dit Aerdsche dal.318
Dan komen daer de dochters even net.345
Den lustelijcken Mey, Christus playsant.327
Antwerpen rijck.357
Wy die hier zijn gheseten.341
Van't Caetspel der Fransoysen.329
Orpheys droef van sinne: Oft, Waeckt op waeckt op, o Ziele.322
  
Ick en ben niet als de pluyme.363
  
Wy vry saluteren.365
Looft den Heere in aller tijdt.370
Robin vous trompera.375
Ghelijck als de witte Swane.385
Ick weet een schoon Casteel.381
De werelt is gheheel in roere.376
Meenenaers u verkleent.387
[pagina *viijv]
[p. *viijv]
Lof met jolijt, Zy God ghebenedijt,fol.367
Looft al den Heere snel,fol.379
Looft den Heere hier boven,fol.383
Looft onsen God alle zijn knechten,fol.372

M.

MAch een Vrou haer selfs kint.fol.399
Magdalena herborenfol.422
Meer aerd' als gout, meer quad'fol.405
Menschen onvroet, hebben als crancke,394
Met hongherigher Sielen,fol.419
Met Israel te Mara,fol.402
Mijn fijn ydoone, Vriedinne, etc.fol.391
Mijn hert is vol jolijt,fol.396
Mijn jock is soet, de Heer sprack,fol.392
Mijn Lief devijn // is mijn,fol.413
Mijns herten lust, Zy om dienenfol.407
Mijn ziele sucht in ellende,fol.389
Mijn Ziel is stille bly,fol.398
Mijn Ziele looft den Heere Al mijn inwendicheyt,fol.417
Mijn vrient com' in sijns hofs besluyt,410
Moyses Gods Knecht ghepresen, Leyde Leven en Doot.fol.408
Musijck gheschal,fol.415

N.

NAe 'tAvondtmael divijne,fol.430
Nebucadnesar triumphant,fol.426
Neemt waer, o Heer, uws Kercken // bedefol.434.
Niemant volcomen // Mosis wet,fol.432

O.

O Broeders in dees Landen,fol.492
O Broeders reyn // looft den Heeren,461
O Broeders u vermanen wy,fol.438
O Bruydegom, mijn Vorst, mijn Cap.fol.440
O Bruydegom verheven, Aen 's Vaders rechter handtfol.442
Och hoe verblint // ydel ghesint,fol.445
O Christen leden, Verstroyt breet,fol.437
[pagina **ir]
[p. **ir]
Ist niet een plaghe groot, dat elck, etc.367
Cupido Heere fel.379
Rijst uyt des doods beswaren.383
Schoon Lief, ghy zijt prijs weert alleyen372
  
Met herten wil ick u bewijsen.399
Als ghy comt uyt den Haghe422
De vier tijden, vinden wy claer beschreven405
Antwerpen rijck, etc.394
O Baal hooghe verheven, etc.419
Guilielmus van Nassouwe.402
Vmbrosa vale, che da beifior dipinta.391
Verblijdt Zuydt, West ende Noordt.396
Cupido seer op my ontpaeyt.392
Maegdelijck Pilaer // eerbaer.413
Tant que vivray.407
Het voer een Ridder uyt jaghen.389
Vienden verheught, verblijdt.398
Ghy vry verstroyde Natie: Oft, Plus je ne scay que dire.417
Lof zy u God hooghsten Regent.410
Och wee ick mach wel klaghen: Oft, Te Brugg' al bin de mueren.408
Schoon Venus dier.415
  
Fy schaemt u Brabant seere.430
Ick roep u o Hemelsche Vader aen.426
Verhoort, o Godt, mijn woorden klachtigh.434
Vanden blinden Man.432
  
Alsmen schreef duyst vijfhondert.492
O Heere reyn.461
Ghy die niet meer int vleesch en zijt.438
O Cupido, hoe heb ick soo gheleeft?440
Venus ic moet u clagen, fortuyn is my geschiedt.442
Meester Clement // ghy vuyle vent.445
Francisnare, wie hevet u ghedaen?437
[pagina **iv]
[p. **iv]

O.

O Christus, Heer der Heeren,fol.463
O Christus God Heere van grooter.f.482
O Christus lief minnare soet,fol.491
Och schoone, ydoone, greyn,fol.449
Och sterckt mijn leden // Heer,fol.473
Och vrienden al,fol.446
Och waerheyt slecht // en recht,fol.476
Och werelt, ghy singt speelt, ende lacht,f.450
Of ick ghehanghen konde,fol.451
O ghy Christen eerbaer,fol.444
O God, ghy woont daer boven int.fol.455
O Heere wy zijn u wel schuldigh,fol.457
O Heer, ick dencke sulcker tijdt,fol.485
O Heer, wanneer ick met aendacht.fol.474
O Mensche // ghy, Die nu Godsfol.489
Om inden Heere // den Echt t'aengaen.459
O mijn broeder,fol.479
Om niet te verliesen,fol.435
O Moses schoon // persoon // van grooter.fol.452
Onder de Bruydegommen,fol.448
Onder veel Meyskens diemen vindt,441
Ontwaeckt al na des Heeren woordt,495
O vrienden en verwondert u niet,fol.464
O wandelaer hier vremt, int woest.f.467
O Zyon delicaet // zaet.fol.487

P.

PAESschedagh feest alle daghe,fol.496
Pascha, dat hier // voorby te lyden,f.498
Paulus doet ons een goet vermaen,fol.504
Pharao een Coningh der Eyptenaren.499

Q.

QVuackels met hoopen,fol.506

R.

RAven, Wouwen, en Gieren, Onder d'onreyne dieren,fol.513
Reyn kleyne schaer,fol.510
Reyn maeghdelijck pilaer,518
[pagina **ijr]
[p. **ijr]
Waer dat wy gaen oft keeren.463
Van 'tschipken Petri.482
Lof sy u Godt hooghsten Regent.491
Noch weet ic een roosken root, minjoot.449
Hoe veel is des volcx Heer.473
O liefde bloot.446
Maechdelijck Pilaer // eerbaer476
Aenhoort gheklagh, o bloeyende jeught.450
Het viel een 'sHemels dauwe.451
Vira non Voglio piu.444
Rooskens inde Mey.455
O Hollandt Brabant, Zeelandt.457
O Christus lief Minnare soet485
O God waer sal ick henen gaen.474
Van bataille Pavenne.489
Lief uytvercoren, lief triumphant.459
Dees Meysche jeught.479
Zijnder gheen nieu maren.435
O Isaacx Godt, en Iacobs toeverlaet.452.
Mocht sy my ghebeuren.448
Ian wilt ghy u beteren niet.441
Sterckt my, o God, mijn toeverlaet.495
Den soeten somer tijdt.464
Adam ons Vader al.467
Ick danck u God almachtigh.487
  
Orpheus slaet uwe snaren.496
Ick wilde wel om vier mijten mijn care,498
Ick roepe u Hemelsche Vader aen.504
Moses seer vyerigh.499
  
Nero moordadigh.506
  
Wilt my niet straffen: Oft, Fy schaemt u Brabant seere.513
Schoon bloemken jent.510
Alle die in Syon zijt.518
[pagina **ijv]
[p. **ijv]
Reyn van manieren // is den Echten.f.511
Rijst uyt den slaep, ghy 'sHeeren knecht.516
Rocken van vellen, dat waren die habijten.fol.508
Roemt u des Heeren,fol.515

S.

SAcharias Priester uytghelesen,fol.528
Salomon een wijs Coningh rijcke,536
Schoon duyvinne // die reyn van sinne,529
Schriftuere doet ons weten,fol.522
Siet een Man Gods, door Godts krachtigh bevel,fol.525
Siet hoe fijn, end' hoe lieflijck medefol.538
Siet mijn vriendinne, ghy zijt schoone.534
Sonder Godt, niet zijn alle Menschen wercken,fol.530
Syon verblijven // wilt in u lyden,fol.533

T.

TAmme Lammerkens van Christi.577
'tGeloof is een seker betrouwen,556
'tGesichte, 'teerste der vijf sinnenfol.554
'tGrootste ghebodt,fol.545
Tis den wille Gods, broeders in eeren,571
Tis nu den tijdt // subijt // soet aen.fol.553
Tis u gheseyt, o Mensch, hoe Godt de Heere,fol.539
T'nieuw Iubile, 'tLuyt-Iaer Christi.f.567
Tobias tot sterven gheneghen.fol.562
Tot Cain sprack de Heere,fol.564
Tot Leeuwaerden op eenen dagh,fol.548

V.

VAn der Leeuwen woonsten, o Syon,fol.598.
Van eenen grooten Coningh,fol.605
Van ghenade en recht te singhen, wil // ick.fol.583.
Van 'sCruycen boom verheven,fol.586
Veel boecken maken en heeft geen endt,588
Veel Werelts Wijse willen wijsen,fol.603
[pagina **iijr]
[p. **iijr]
Het was de moere rondt.511
Staet op Heer toont u onvertsaeght.516
O schoonste boven alle kinderen der menschen.508
Rijst uyt versijcke.515
  
Een Vrouwe met een Oly vate.528
De Weerelt is gheheel in roere.536
Schoon figuere529
De Nachtegael int wilde.522
O Isaacx God, en Iacobs toeverlaet.525
  
Hy magh wel vrolijck wesen.538
Wy Bevenaers als nu by desen.534
Nae mynen sangh wilt hooren altemale.530.
Aenhoort Gods woorden, vrienden eersame.533
  
Schoone blauwe bloeme ghy staet etc.577
Schoon Lief light ghy in wake556
Laetst gingh ick inde Mey spanceeren.554
Blaest op Trompet.545
O Wereldt hoe light ghy nu vertreden.571
Tis nu den tijdt // verblijdt.553
O Lief loyael: Oft, Werelt vergult.539
Ghy die niet meer int vleesch en zijt,567
Venus der Minnen Goddinne.562
Wy die roemen te zyne,564
Gheeft my te drincken na mijnen dorst:548
  
O Isaacx Godt, en Iacobs toeverlaet.598
Als men schreef duyst vijf hondert.605
Mijn Godt voedt my, als een Herder ghepresen,583
Te Brugghe bin die mueren586
Geeft my te drincken, etc.588
Swinters Somers even groen.603
[pagina **iijv]
[p. **iijv]
Veel weten en is gheen-voordeel,fol.584
Verblijdt nu met den Pincxter tijt,fol.594
Verblijdt Zuydt, West en Noordt,fol.581
Voor alle malle spotterie,fol.601
VOOR alle menschen kinders, En is maer eenderley.fol.609
Voorsichticheyt belet schadigh verseeren591
Voort gaen int quaet, maeckt al ver.f.592
Vrienden loyael,fol.579
V vry verblijdt // ghy Gods Gemeente.600

W.

* WAt magh d'oorsaeck wesen,fol.650
Wasdom in Gods Ackerwerck.f.637
Wat vindtmen nu al blinde lien.fol.615
* Wanneermen qua geruchten hoort,f.651
Weest al verblijdt O Broeders inden Heer altijt,fol.623
Wel saligh blijct,645
Wel saligh is hy, die den Heere // kent,634
Werwaert is uwen vriendt gegaen,fol.644
Wie komt, wie komt, wie komt daer van Edom,fol.632
Wie hem beroemt, die beroem hem des.628
Wie hier niet, acht yet,fol.640
Wie met den Wijsen ommegaet,fol.624
Wie onder de bescherminghe soet,fol.618
Wie 's Heeren Cruys is opgheleght.f.631
* Wie sal ons gheraden vroet,653
Wijnrancxkens groen,fol.647
WIL ende lust, als David vroet,641
Wy en konnent niet laten,fol.629
Wy en zijn niet te samen,fol.617
Wy hebben een goe mare verstaen,fol.614
Wy hebben een Stadt ten besten,620
Wy menschen kranck,fol.639
wy zijn al t'ondanckbaer,fol.634

Y.

YDoone vrient, o ghy zijt wijs en schoonefol.656.
[pagina **iiijr]
[p. **iiijr]
In hondert duysentigh doleuren.fol.584
O Christus lief minnare // soet.594
Alst begint.581
Hy voerde de Valck al op zijn handt.601
Orpheus droef van sinnen, Oft: Ionas Propheet des Heeren609
Susann' un jour.591
Daer moeten secten wesen eenpaer.592
Susann' un jour.579
Mijn liefste schoon Thamar vol trouwe.600
  
Die reyn liefe vyerigh.650
Emanuel is uytghetoghen:637
Meester Clement, ghy vuyle vent.615
Van Ian Bloffaert.651
Weest al verblijdt, Ghy die Vrou Venus kinders zijt.623
Des meysche jeught.645
Van den j.Psalm. Die niet en gaet.634
Il me suffit de tous mes maux.644
Wilt hem, wilt hem, wilt hem gebenedien.632.
Vedi Palerma, ch'a fatta Messina,628
Gheene vreucht // verheught.640
By Aderen ende by Slanghen.624
Den lustelijcken Mey Christus playsant.618
O Cooplieden wel voor u siet.631
Vrome borghers doch aenhoort653
De Meysche jeught.647
Onder veel Meyskens, etc.641
Ghy en sult mijn dochter niet hebben.629
Tutto lo giorno piango.617
Laet ruysschen en laet waeyen de wint614
Het viel een s'Hemels dauwe.620
Looft God altijt.639
Och Menschen excellent.634
  
Mijn Godt voedt my, als mijn Herder gepresen.656

 

Eynde des Registers.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken