Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Olijfbergh ofte poëma van den laetsten dagh (1609)

Informatie terzijde

Titelpagina van Olijfbergh ofte poëma van den laetsten dagh
Afbeelding van Olijfbergh ofte poëma van den laetsten daghToon afbeelding van titelpagina van Olijfbergh ofte poëma van den laetsten dagh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (3.48 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

epos
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Olijfbergh ofte poëma van den laetsten dagh

(1609)–Karel van Mander–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het thiende Ghesangh.

Bewijst hoe de gheloovighe, niet hebbende, alle ding besitten. Oock de onversadighe begheerlijckheyt des ongeloofs. Besluyt dit ghesangh met de wijsheyt ende cracht Godts.
 
BEsien wy nu de reyne Schrift die gh'loof
 
Voor al is weert, wat een recht Philosooph
 
Ga naar margenoot+Sien wy dat is den Cilicer, vercoren
 
Tot s'Heeren vat, diet al hielt voor verloren,
 
Alleen op dat hy Christum winnen mocht:
 
Dit was alleen de wijsheyt dien hy socht,
 
Want Philosooph liefhebber heet der wijsheyt,
 
Daer mocht hem van ghescheyden gheen afgrijsheyt,
[pagina 71]
[p. 71]
 
Hoe aerem of hoe naeckt dat hy daer gingh,Ga naar margenoot+
 
Rijck was hy doch, besittend' alle dingh,
 
Vrolijck altijt, als die niet en behoefde:
 
Maer Achab nu daer tegehen die bedroefde,Ga naar margenoot+
 
En lagh te bedde' om t'meer begheeren, siet,
 
T'gants Coninckrijck van Israël cond' niet
 
Sijn armoed' of sijn waenghebreck vervullen.
 
Tis wis dat wy niet mede draghen sullen,
 
Wy quamen naect, wy scheyden naect hier van,
 
Als tuycht oock een groot Philosophisch man
 
Wt t'Oostich vat, dus merct hier al een ander
 
Diogen oock een Craet een Alexander:
 
Doch leefd' Achab met Paulus niet ghelijck.
 
Siet Felix dan den Lantvoocht ghier en rijck,
 
Ghelatend' hem van t'woort Gods gheeren hooren,
 
En siet daer oock, al dicwils staen hem vooren
 
Den armen knecht ghevanghen daer ghestelt,
 
Op hope van hem noch te crijghen ghelt.
 
Ay Felix slecht, hadt ghy dijn hert ghehanghen
 
Met dijn Drusill' aen dat u dijn ghevanghen
 
Van t'Christen gh'loof voorhielt, och welcken schat
 
Waer u gheschiedt, met aen te nemen dat:
 
T'schijnt of ghy van t'verrijsen hadt begrepen,
 
Want u hert was met vreesen stijf ghenepen,
 
Doen Paulus u, heeft van gherechticheyt
 
En cuyscheyt ja met waerheyt uytgheleyt
 
Van t'oordeel Godts, toecomstich en vervaerlijck.
 
Maer Christus seght de Rijcke comen swaerlijc
 
Ten Hemel in. O giericheyt het zaet
 
Of wortel ghy wel zijt van alle quaet.
 
Wat voor ghebodt of verbodt in des Heeren
 
Wet meer vervaet is, heeft natuer gaen leeren
 
Den mensch ooc in haer reden oordeelsch' wet,
[pagina 72]
[p. 72]
 
Die goet-aerts comt uyt Gods oudt goet opset,
 
En tot bewijs van desen is voorhenen
 
In Pallas stadt in't wijs vermaert Athenen,
 
Wt t'Godtlijc vat, gevloeyt door s'Heeren geest,
 
Dees reden hoe, de menschen aldermeest
 
Te soecken God hun moeten onderwinden,
 
Of sy hem doch ghevoelen of ghevinden
 
So mochten dan, tis waer niet verr' is hy
 
Van yeghelijck van ons, want in hem wy
 
Zijn levend' en in hem wy oock ons roeren.
 
Daer hoorde men noch tot bewijs invoeren
 
T'woort eens Poëts, diemen Aratus acht,
 
Hoe dat wy zijn van het Godtlijck gheslacht:
 
Hier speurtmen dat uyt sdeuchts fonteyn afvloeyen
 
De deuchden al, die natuerlijck in vloeyen
 
Den menschen hier in der natuer meest al:
 
Maer wat God met dit Heydensch volc doen sal,
 
Die voor t'gerucht van t'blymarich verconden,
 
Met ernste groot deuchtsaem na t'goede stonden
 
Wt der natuer: Ick oock yder wie't zy,
 
Sie toe voor een, ons en staet doch niet vry
 
Sijn oordeel, och wat diepte van Rijckhede
 
Der wijsheyt oock kennisse Gods mede,
 
Ga naar margenoot+Hoe gants en al zijn onbegrijp'lijck, sijn
 
Oordelen oock, hoe ongrondeerlijck zijn
 
Sijn weghen, want wie heeft doch de secreten
 
Van sHeeren sin bekent of recht gheweten?
 
Of wie heeft sijn raedtghever oyt gheweest?
 
Wie onderwijst oock yet des Heeren Gheest?
 
Wie leert hem doch den wegh des rechts gepresen?
 
Van wie wort hem t'verstants wegh onderwesen?
 
Ga naar margenoot+De Heydens zijn, so Amos soon beschrijft,
 
Gh'acht als een drup die in den eemmer blijft:
 
Hoe breet, hoe wijt al dees Eylants landouwen,
 
Sy zijn maer als cleyn stof in sijn aenschouwen:
[pagina 73]
[p. 73]
 
Op den omganck der eerden sit hy, daer
 
D'inwoonders zijn gelijc sprinckhanen maer,
 
Met gaet en comt, als Richter wijs bescheyden,
 
Sal hy te recht wel alles onderscheyden:
 
Maer eerst gepreeckt most zijn t'rijcx nare soet
 
De Werelt door, tot een ghetuychnis goet,
 
Op dat geen volc en hadd' onschult te maken,
 
En t'eynde soud' als dan toecomstich naken.

margenoot+
Paulus.
margenoot+
De geloovighe besitten alle dingh.
margenoot+
Een teghendeel van Achab.
margenoot+
Van de wijsheyt Gods.
margenoot+
Esaias.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken