Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Olijfbergh ofte poëma van den laetsten dagh (1609)

Informatie terzijde

Titelpagina van Olijfbergh ofte poëma van den laetsten dagh
Afbeelding van Olijfbergh ofte poëma van den laetsten daghToon afbeelding van titelpagina van Olijfbergh ofte poëma van den laetsten dagh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (3.48 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

epos
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Olijfbergh ofte poëma van den laetsten dagh

(1609)–Karel van Mander–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het negenthiende Ghesangh.

Wort verhaelt der Saduceen ongeloove ende verwonderinghe inde verrijsenisse. Voorts de alwetenheydt Gods die gheen ghetuyghenis en hoeft, noch daer gheen onschult noch schijnheylicheydt voor en gheldt. Int eynde de heerlijcke belooninge der vromen.
 
Ga naar margenoot+OCh siet menhoeft nu ooc niet meer bewijsen
 
Den Saduceen, hoe datter een verrijsen
 
Des vleys is, ja so Enghel oock als Gheest,
 
Want sy sient claer, en spreken nu bevreest
 
Wie hadt gedocht, wy mochten ooc wel wenschen
 
Naer ons ong'loof, dat even nu de Menschen
 
Als beesten doot ghebleven waren g'lijck,
 
Wie had gedocht dat vleys van eerd' en slijck,
 
Verrot, verteert, of andersins verganghen,
 
Weer soud' opstaen met eygen huyt bevangen,
[pagina 111]
[p. 111]
 
En die daer zijn vercoren, in de locht
 
Te varen op, wie hadde't oyt ghedocht
 
T'gheen wy hier sien, hoe dat al hun lichamenGa naar margenoot+
 
Soo helder claer verclaert zijn al te samen,
 
Daer teghen d'ons' en eens yeders die wert
 
Ghelaten hier soo gants verduystert swert.
 
Oprecht gericht geschiet hier cleen als grooten,
 
Geen wort hier voort getrocken noch verstooten
 
Om sijn persoons aensien t'zy groot of slecht:
 
Niet gelt beroep yet meer dits t'hooghste recht,
 
Gunst noch afgunst can hier oock t'recht niet buyghen,
 
Valsch' eeden noch gehuyrt om gelt getuygen,
 
Ghetuyghen gheen behoeftmen hier omtrent,Ga naar margenoot+
 
Dan elcx ghemoet, den Richter wel bekent:
 
Hy kent van verr' al smenschen stil verzieren,
 
Siet en doorsiet, en proeft elcx hert en nieren,
 
Niet sijn ghehoor noch sien can letten, want
 
Soud' hooren niet, hy die d'oor heeft geplant?
 
Die d'oogh ghemaeckt heeft, soud' oock niet sien desen?
 
Gheen duysternis en can hem duyster wesen,
 
Den nacht is hem ghelijck als middach claer,
 
Niet heym'lijcx yet, ten blijckt hier openbaer:
 
Ay siet hoe dier men eyscht hier stil vergoten
 
Onschuldich bloet, ja dat oock diep besloten
 
In kerckers wreet stil heeft ghesmoort gezijn,
 
Oock t'kinders lijf, van stijfmoeders fenijn
 
Vercort, nochtans beweent met loose tranen:
 
Hier can den Wolf hem meer geen Schaep doen wanen,
 
By-g'loof geen recht, gheen doling suyver leerGa naar margenoot+
 
Hoe schoon gepronct, noch logen waerheyt meer:
 
Den valschen ooc niet meer hem voor den vromen,
 
Welc onvroom zijn, d'onvroomste wert genomen:
 
Sonun' al t'bedroch, boos-doen, onrecht gewelt
[pagina 112]
[p. 112]
 
Wert openbaer ghestraft hier en ghevelt.
 
Maer t'gloof oprecht liefdvruchtich in weldaden,
 
Sal hier den prijs behalven uyt genaden,
 
Den Heer ong'loont sal laten dan gheen ding,
 
Ga naar margenoot+Want hy bewaert ghelijck een zeghelring
 
Des menschs weldaet gedaen in sijnen stercken
 
Naem heylich groot, en sulck goede wercken,
 
Ghelijck men den oogh-appel vlijtich doet.
 
Ia die maer in den selven name soet
 
Den minsten die hem g'loofde gaf een beker
 
Cout water, die vint sijnen loon hier seker.
 
Ga naar margenoot+Laet horen nu dat wy verstaen den sin,
 
Hoe vriend'lijck soet den grooten Coning in
 
Sijn Rijck ontvangt sijn reyn gehoorsaem leden,
 
Die van t'begin hem hebben na ghetreden
 
In Dodlijck oft in Christlijck leven tem,
 
In alle stucx sijns ordeninghs aen hem
 
Ghewassen op, en hebben hem beleden
 
In woort en werck, en tot den eynt volstreden,
 
Hoe dat sy des voor sold vercrijghen schoon
 
Soet eeuwigh rijc huns Conincx selfs te loon.

margenoot+
Saduceen ongheloof van de verrijsenis.
margenoot+
Groote verwonderinghe der Saduceen.
margenoot+
Godt hoeft geen getuyghenis.
margenoot+
Ten gelt nu geen schaepsvel.
margenoot+
Godt bewaert alle weldaet gelijck een zeghelring.
margenoot+
De heerlijcke belooninghe ende blijde ontfangenis der Bruyt Christi.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken