Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schilder-boeck (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schilder-boeck
Afbeelding van Het schilder-boeckToon afbeelding van titelpagina van Het schilder-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.74 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schilder-boeck

(1969)–Karel van Mander–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[Folio 198r]
[fol. 198r]

Voor-reden op t'Leven der Nederlandtsche en Hooghduytsche vermaerde Schilders.

Dat niet seer haest in toecomende Eeuwen der Menschen gedachten en monden heel gheledight souden worden van het loflijck gherucht der uytnemende Schilders, mocht eenichsins te verhopen wesen: Doch is niet te twijffelen, dat onser Consten doorluchtighe Oeffenaers namen, leven en wercken, bestandigher en vaster sullen blijven in openbaer kennis by den naecomelingen, oock in meer volcomenheyt en ghewisheyt, met de selve door ernstighe beschrijvinghe altijt versch voor ooghen te houden, en bewaren, op datse van den altijt voort-varenden Tijdt niet worden met de graef der oudtheyt in den vergetelkuyl verschoven en toeghedeckt. Het sal evenwel eenighen, oft velen verwonderen (acht ick,) dat dusschen Boeck wordt gemaeckt, en so veel vlijt en moeyte toegheleyt, deser stoffen halven, die misschien, oft ghewis, van yemandt te slecht oft gheringe gheoordeelt soude mogen worden: meenende, dat alleen de gheruchtige in wapenen, om hun hooghe daden, de beschrijf-pen weerdigh waren oft zijn. Iae dat Marius, Silla, Catilina, en sulcke wreede Mensch-verslinders, meer verdienden oft behoorden in't ghedacht bewaert te worden, als onse edel, constbaer, Weerelt vercierende gheesten des ouden en nieuwen tijts. Dan sulcx soudmen my qualijck met wijsmakinghe connen in mijn meyninge ghedrucken oft ingebeelden, dat het eenige goede ghestaltnis soude hebben. Het zijn oock ander ghenoech, die gheleerdlijck en sorghvuldigh de beschrijvinghe der Iaer-tijden, oft Truer-spelen onses bebloedden Nederlandtschen Tooneels behertighen, daer ick niet toe deughen soude: eerstlijck, om d'ondoenlijckheyt, die my mijn onervarentheyt veroorsaeckt: tweedlijck, om de sorgh en ghevaerlijckheyt, daer de tweedrachtige Raserije over dweers siende, mede is dreygende. Ick mocht dan oock (indien ick my sulcx te doen onderwonde) het oorrecken van Cynthius verdienen: en met eenen te hooren, T'is u werck niet, oft, ten voeght u niet, t'Helden-boeck, den krijgh, oft t'salpeters krakende wreetheyt, maer wel Pinceel-streken en Tafereelen, te beschrijven. Daerom hebb' ick veel liever t'Schilder-boeck voor-ghenomen, voor welcken mijnen willighen arbeydt daer aen toegeleyt, ick niemants ondanck verwachte te becomen. My gedenckt, dat eertijts mijn Meester, Lucas de Heere, van Gent, in Rijm dese stoffe, van het leven der vermaerde Schilders, by der handt en aengevangen hadde: maer in den hoeck geraeckt en verloren wesende, is niet voor den dagh te verwachten, welck my andersins groot behulp te minsten hadde moghen wesen, daer ick nu met grooter moeyt veel dingen hebbe moeten op speuren en becomen. T'is waer dat my, aengaende d'Italische Schilders, groote verlichtinghe is gheschiedt door de schriften Vasari, den welcken heel breedt van zijn Landtsluyden handelt: tot welck hem is een groot voordeel geweest den naem van den doorluchtigen Hertogh van Florencen, door wiens macht

[Folio 198v]
[fol. 198v]

en aensien hy veel te weghe con brenghen. Maer aengaende onse Nederlandtsche vermaerde Schilders, ick heb mijn best ghedaen de selve by een te vergaderen, en in goeden ghevolghe te schicken elck op zijnen tijdt. Hier in hebb' ick weyniger behulp connen becomen, als wel mijnen ernst oft begeerte groot en vyerigh was, schijnende of by weynighen sulcx was behertight, oft datter qualijck yemandt mijnen lust hem deelachtigh wilde maken, hebbende t'herte tot ander keucken-vullende nootsaken ghewendt: waer door ick alle omstandicheden niet in als hebbe connen treffen, oft te weghe brengen, aengaende gheboorten, sterf-tijden, en plaetsen, oft dergelijcke, daer my dunckt vry aen ghelegen is, om zijn beschrijvinghe met soodane waerheyt vercieringhe toe te langen, en te bevesten. Het valt oock dickwils swaer en ondoenlijck: want al vraeght men yemant van zijn eyghen Vader, wanneer hy gheboren en ghestorven is, hy weetter t'somtijden weynich van te seggen, door datmen versuymigh de Pen d'onthoudinghe niet en beveelt. Ick mach ten minsten alst nauwt met Varro oft Plinio seggen: den sulcken leefde in sulck Iaer, oft zijn wercken waren seer van sulcken tijdt, oft ten tijde van sulcken Keyser, Hertogh, oft Graef. Ghelijck die verhaelde oude soo eenighe Olympiade noemen, in welck den Constenaer leefde, en zijn wercken ghedaen waren. Doch sal nochtans mijne sorghvuldicheyt en vlijt ghenoech hier in om te vollen doen openbaer zijn en blijcken. Ik sal dan aenvanghen aen de twee Maeseycksche doorluchtige ghebroeders, Hubert en Ian, die alree in onse Const wonder gheschickt, en op een redelijcke schoon wijse de verwen gehandelt hebben, en met geenen onheblijcken aerdt van teyckeninghe, dat het te verwonderen is, datse in soo vroeghen tijdt soo volcomen en blinckende zijn voort-gecomen: want ick vinde niet, dat in hoogh oft neder Duytsch-landt eenige vroeger Schilders bekent zijn, oft ghenoemt worden. Voorder, sal tot op desen onsen tijdt de edel oeffenaers en der Const verbeterende geesten, so veel my mogelijck is, verhalen. En indien dat ick eenighe verswijghe, sal niemant my verdencken, als of ick willens en wetens, oft uyt quaetwillighe afgunst, eenichsins sulcx dede, dan door te weynigh kennis oft wetenschap: want ick niemant geern daer in te cort soude doen, t'zy of sulcker gheesten lijven tot stof zijn geworden, oft datse noch roerende en werckende, van der Almogendens natuer-gaven de Weerelt doen verwonderen. Dat ick oock de teghenwoordich levende eyndlijck beschrijve, behoort my niemant qualijck af te nemen: want sulcx met meerder omstandt, gewisheyt en waerheyt can geschieden, dan het doen can, van die over veel Iaren wech, en schier vergeten zijn gheworden, van welcke men wel seer wenschen soude breedt bescheydt te hebben. Oock is sulcx van anderen, en treflijcke Schrijvers, genoech gheschiedt, als onder ander van Vasari, die in zijn Boecken en beschrijvinge, Michel Agnolo, en veel meer ander, binnen hun leven heeft den volcke voor-ghedraghen, en hun namen loflijck, als claer blinckende gheruchtigh ghemaeckt. Waerom dan ick vriendlijck versoeck, derhalven niet ghelastert, maer ghedanckt te worden. Vaert wel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken