Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schilder-boeck (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schilder-boeck
Afbeelding van Het schilder-boeckToon afbeelding van titelpagina van Het schilder-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.74 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schilder-boeck

(1969)–Karel van Mander–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

T'leven van Aertgen van Leyden, Schilder.

Alhoewel voor den Const-verstandighen de Const gheoeffent van een constigh Schilder, die sy selven niet met allen voort doet, oft in achtinge houdt, niet te minder oft onweerder is: so is evenwel t'gemeen oft t'volck sonder kennis van sulcken aert en wesen, dat sy sulck Constenaer en zijn werck niet in weerden noch in groot aensien en hebben, ghelijck sulcx gheschiet is en waer bevonden aen Aert Claessoon, Schilder van Leyden, welcken hoewel hy groot van ghestalt was, werdt ghemeenlijk Aertgen gheheeten. Hy was gheboren te Leyden, in't Iaer ons Heeren 1498. want zijn Vader, die een Voller was, dede hem altijt zijn ouderdom ghedencken, by t'gulden Iaer

[Folio 237r]
[fol. 237r]

van vijfthien hondert: dickwils verhalende dat Aertgen twee Iaren oudt was, als hy, te weten den Vader, zijn beloofde Roomsche bede-vaerdt dede. Tot zijn achthien Iaren was hy van den Vader ghebruyckt in de Vollerije, waer naer hy oock wiert geheeten Aertge de voller: doch so de Natuere hem tot de Schilder-const voort stouwde, werdt Ao. 1516 bestelt by Cornelis Engelbrechtsz. daer hy spoedigh en veerdigh in't leeren tot Meesterschap gherakende, heeft op zijn handt bestaen te maken verscheyden stucken, so van Water als Oly-verwe: maer selden oft geen tijt Poeterije oft Moralen, dan meest Historien uyt t'oude en nieuwe Testament, oft uyt der Schrift, waer van hy menichmael zijn Discipulen vermaende, en leerde: was oock met hun seer gemeensaem, vriendlijck, en begheerigh hun t'onderwijsen. Hy hiel een ghewoont, dat hy des Maendaeghs weynigh oft selden wrocht: maer gingh met zijn Discipulen in de herberghe, om hem met hun te verlustighen, van natueren doch geen dronckaert wesende. Hy was van natueren seer bloo, weynigh van sich self, maer veel van ander houdende. Sijn eerste wijse van teyckeninghe was seer op de manier van zijn Meester Cornelis Engelbrechtsoon. Naemaels siende eenighe dingen van Schoorel, werdt zijn maniere daer nae te voeghen, oock nae de Hemskercken, insonderheyt in Metselrije, daer hy heel fraey van is gheworden: doch behiel altijt zijn eygenschap, te weten, dat zijn dinghen wat slordigh en onplaysant geschildert stonden: maer seer fraey en gheestigh geordineert, so dat d'ordinantien zijn werck groot, en onder den Const-verstandigen weerdt maeckten, en in achtinge deden wesen. T'welck Frans Floris van Antwerpen lockte te comen tot Leyden, alsoo hy te Delft was ontboden, om in de Kerck in de Cruys-Capelle te maken een Crucifix, en de plaetse quam besichtighen. Tot Leyden gecomen Aertgen te besoecken, en na zijn woonplaets vernemende, bevont hem te woonen in een arm slecht vervallen huysken, staende seer nae des Stadts Vesten aen de sijd-graft: binnen tredende, was Aertgen uytghegaen, versocht op zijn Camer te mogen comen, om van zijn werck te sien, midts hy om sulcx en hem te besoecken van verre alleenlijck was comen ghereyst, t'welck hem geern toeghelaten wiert: dus comende boven op een solderken onder het dack, nam een cooltgen van den Discipulen, die daer saten en conterfeytten, en maeckte onder dack op den witten muyr, die laegh en smal was, een Ossen hooft, met S. Lucas tronie, en t'Schilders wapen, soo verre den muyr dat mocht bestrecken, welcke dingen noch langhen tijdt die plaetse behielden, tot dat het van t'selfs door oudtheyt is vergaen. Frans dit gedaen hebbende, keerde weder tot zijn Herbergh. Aertgen t'huys ghecomen wiert gebootschapt, dat een vremdt van buyten daer was gheweest hem te spreken, en met verlof op zijn Camer was ghecomen, en hadder ghemaeckt in zijn afwesen in teghenwoordicheyt van zijn knechten met der Cool alsulcke dingen: maer wie hy was gheweest, wistmen hem niet te seggen. Aertgen boven comende, en siende, seyde stracx: dit is Frans Floris gheweest: des werdt hy beschaemt, niet wetende wat dencken, dat alsulcken Meester hem quam besoecken: dorft oock daer nae, van Frans in de Herberghe ontboden wesende, hem niet comen vinden, uyt oorsaeck, hem docht niet weerdt te wesen sulcken Meesters gheselschap: doch naemaels door lust by een gebracht wesende, versocht Frans op hem, te willen reysen met hem na Antwerpen, hy soude maken dat zijn werck en arbeydt beter betaelt souden

[Folio 237v]
[fol. 237v]

worden, en woude een Heere van hem maken, ten aensien dat hy so armlijck om den cost sat en wrocht. Waer op Aertgen hem antwoorde, dat hy alsulcken ghenoeghen hadde in zijn cleenicheyt, als ander in hunnen pracht, en gunde seer wel een Coningh zijn Coninghrijck, als hy met rust en vrede zijn arm hutgen mocht bewoonen, soo dat hy bleef, en liet Frans Floris nae Antwerpen t'huys reysen. Aengaende nu Aertgens wercken, die zijn den anderen seer onghelijck in deught der Consten, meer gheestigh als studioos: men sieter, besonder in de groote dinghen, langhe gestaltenissen der beelden, en somtijts eenighe onmaticheyt in de proportie: maer als gheseyt is, seer aerdigh van ordineren. Waerom men seght, Frans hem geern by hem t'Antwerpen hadde mede genomen, om te desen deele van hem behup te hebben. Hy teyckende overvloedich veel voor den Glas-schrijvers, en anderen, ghelijckmen by honderden binnen Leyden noch soude vinden van dese dinghen. Hy hadde ghemeenlijck van een teyckeninghe op een heel bladt Papiers, seven groote, hoewel hy ghemeenlijck veel werck en arbeydt daer in te weghe bracht, soo datmen lichtlijck can oordeelen, hoe vette soppen hy daer op eten mocht. Daer zijn noch binnen Leyden, ten huyse van den Heer Ian Geritsz. buytewegh, dry van de besonderste stucken, die van Aertgen ghedaen zijn, welcke buyten zijn ander in schoonheyt van verwen uytnemende zijn, wel gheschildert, en nae den eysch der Historien wel uytghebeeldt, te weten: Eerst, een Crucifix met twee Moordenaren, en een Maria, met ander Vrouwen en Discipulen, staende seer verslagen onder t'Cruys, en een Magdalena t'Cruys onder omhelsende. T'ander is een Cruys-dragher, welcken volght eenen grooten sleep, soo Maria met ander Vrouwen, Discipulen en ander. T'derde is, daer Abraham zijnen soon uytleydt ten Offer, met t'houdt gheladen, in't verschieten is d'Offerhande. Daer is noch tot de Weduw van d'Heer Ioan van Wassenaer, in zijnen tijdt Burghmeester en Rentmeester des ghemeenen Landts middelen der Stadt Leyden, een Kerstnacht van Aertgen, seer wel gheordineert: welck, hoe wel wat slordiger gheschildert, mach oock wel onder zijn beste stucken gherekent worden. Noch zijn ten huyse van Ioan Adriaensz. Knotter, eenige doecken van Water-verwe: onder ander, een Mary-beeldt, met eenighe singhende Engelkens. Daer is oock ten huyse van Ian Diricksz. van Montfoort, een Tafel, wesende het uyterste Oordeel: op de deurkens comen de conterfeytselen van Dirick Iacobsz. van Montfoort. Daer is oock tot Haerlem by H. Goltzius, een roode Zee van Aertgen, in Oly-verwe, doch seer bedorven wesende: en is wonder uytnemende, van verscheyden cleedinghen, hooft vercieringhen, hoeden, tulbanden, en hulselen, seer versierlijck om sien. Oock zijn in meer plaetsen van hem veel dinghen te sien. Wanneer hem eenigh werck werdt aenbesteedt, gingh hy met de Luyden in d'Herbergh van t'loon te handelen: maer s'nachts scheydende, quam doe nemmeer t'huys: als hem t'gheselschap verliet, socht hy ander, gaende also s'nachts slepen en dweylen langhs de straet, altijt by hebbende een Duytsche fluyt, daer hy op speelde, t'zy hoe doncker het was, hem niet mijdende, dat hy twee oft drymael al spelende in het water viel, t'welck hem nae der handt noch het leven coste: maer alst ghebeurde dat hy geen gheselschap en vondt, had hy een seker plaets daer hy gingh slapen, en quam dien nacht niet t'huys, om dat het ontrent zijn huys onder den Vollers seer onveyligh was, en hadder eens qualijck over ghevaren: want

[Folio 238r]
[fol. 238r]

eens comende uyt der Herbergh, om nae zijn huys te gaen by de Vollerije, zijn water makende, comt een onverlaet, dronck en sat wesende, van achter hem, en gheeft hem met eenen opsteker een snede in de wanghe, ghelijck hy dronck ghesworen hadde te doen den eersten, die hem ontmoeten soude. Aertgen omsiende, en seggende, wie doet my dat? kende den dronckaert de stem, en badt Aertgen om vergifnisse, t'welck hem stracx gheschiede: en als wat benuchtert, leydde hy Aertgen tot den Barbier, die hem verbondt: van dien tijt af was Aertgen bevreest desen wegh ter ontijt meer te gaen. Doch het is geschiet, dat hy op een tijt is uytghegaen nae de middagh met een rijck Burger van Leyden, ghenaemt Quirinck Claesz. om geldt van een stuck schilderije, dat hy voor zijn lest ghemaeckt hadde, wesende een Salomons eerste oordeel, nu ter tijdt noch hangende binnen Delft, en also hy t'savonts wat laet scheydende, meende gaen nae zijn oude ghewoonte, en hem wat noot aen quam, trock zijnen tabbaert uyt, en hing hem op de wanghe oft muyr van de Vollers-graft, en zijn ghevoegh ghedaen hebbende, meenende weder nae zijnen tabbaert te gaen, greep mis, tradt besijden de wanghe, daer het open was om water te putten, en viel in't water, en verdronc, in't Iaer 1564. oudt 66. Iaren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken