Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schilder-boeck (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schilder-boeck
Afbeelding van Het schilder-boeckToon afbeelding van titelpagina van Het schilder-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.74 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schilder-boeck

(1969)–Karel van Mander–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van Iuppiter.

Ivppiter (alsoo geseyt is in d'afcomst Saturni) was den soon Saturni, en Ops, die oock Rhea ghenoemt wordt. Datter meer Iuppiters zijn gheweest, besonder noch twee, laten wy in zijn weerde blijven. Wy hebben van zijn opvoedinghe by den Corybanten verhaelt, meer versierde latende berusten. Wat belangt zijnen naem, by den Latijnen, is hy hulpigh oft helpende Vader, by den Griecken hiet hy Zeus, welck beduydt oorsaker des levens: den naem behulpigh viel hem toe, om de veelnoodighe nutte dinghen, die hy vondt en voortbraght, tot onderhoudt en troost van des Menschen ellendigh leven. Dat hy zijn afcomst heeft van den tijdt, welck Saturnus is, en rijmt soo qualijck niet, dewijl Iuppiter wort ghehouden voor de Hooft-stoffe der Locht, gelijck Horatius in't eerste zijner Oden hem verhaelt te wesen, segghende:

 
Daer onder Iuppiter coudachtigh
 
Houdt hem den Iagher onghedachtigh
 
Zijn alderliefste schoone Bruydt.

En elder:

 
De plaets is al verstopt omhanghen.
 
Met wolcken oock gheheel bevanghen,
 
Met eenen Iuppiter onsoet.

Oock Theocritus in zijn vierde Boer-liedt seght:

 
Nu reghent Iuppiter, dan is hy schoon en claer.

Oock Euripides in zijnen Cyclops:

 
Als Iuppiter den reghen stort van boven,
 
Ick in de clip, in schaduw ben verschoven.
[Folio 5v]
[fol. 5v]

En Aratus in Phaenomenes seght oock:

 
Wanneer den Schipper slaept, voor t'Iuppitersche coude
 
Heeft hy te sorghen meest.

Eenighe hielden de Locht d'ooghe van Iuppiter, als onder ander Hesiodus, segghende:

 
De ooghe Iuppiters, die alle dinghen siet.

Ander hielden veel meer Iuppiters Suster en Wijf Iuno te wesen de Locht, en Iuppiter den Hemel des vyers, en dat sy zijn Vrouwe is, om dat de Locht verwarmt door de vyerighe cracht Iuppiters, oock metter Sonnen hitte gheholpen, veel dinghen gheteelt worden, en wasdom ghecrijghen. Ghelijck ons den Poeet Homerus in zijn 14e der Illyaden aerdigh voorbeeldet, daer Iuno met Venus gheleenden gordel by Iuppiter comt slapen, segghende:

 
Hy nam zijn Huysvrouw soet, dus segghend', in zijn aermen,
 
De Moeder Aerde groot begon allencks verwaermen,
 
En met den Lenten nieuw, te worden nieuw alom,
 
Wt haren schoot herwies al menigh cruydt en blom.
 
T'cruydt Loto bloeyde roodt, t'Saffraen goudgeligh gloeyde,
 
Den schoonen Hyacinth van purper verwe bloeyde.
 
T'cruydt bloeyde dick, en sacht, En sy te saem gherust
 
Omhelsden in't hoogh bedde elckander daer met lust,
 
De groote wolcke gaf oock hier en daer den reghen
 
Soo dat van boven af al blinckend' quam ghesteghen
 
Al menigh druppel claer, en sachten douw, soo dat
 
Den Bergh gheheel in't rondt al was bedropen nat.

Het waren (so wy voor verhaelt hebben) Philosophen, die t'vyer oorsaec meenden aller dinghen: doch schijnt wel de hitte Bouwmeesterse der Natueren, oft natuerlijcke dinghen, die op der Aerden wassen, oft leven te wesen. HomerusGa naar voetnoot* ghevoelde oock, Iuppiter voortbrengher aller dinghen te wesen. Veel hebben oock Iuppiter voor den AEther, oft Hemel ghehouden, hem daerom noemende Vader, en d'Aerde Moeder, daerom seght Lucretius in zijn eerste Boeck:

 
Den reghen sich verliest in Moeder Aerden schoot,
 
Nae dat hem heeft ghestort ons Vader AEther groot.

Virgilius, Cicero, en Euripides, zijn al eens sins, dat den AEther (welcken Anaxagoras noemt den vyerigen Hemel) soude wesen den oppersten Godt, het welc soude zijn den Iuppiter. Maer Augustinus in't vierde Boeck der stadt Gods, wouw den Heydenen eenen corten wegh voorhouden, soo sy wijs wilden wesen, en aenbidden slechs den eenighen Godt, in plaets van so groot ghetal Goden, desen mochten sy achten den Iuppiter in den AEther, Iuno in de Locht, Neptunus in de Zee, Pluto in d'Aerde, Vesta in de heerden der huysen, Vulcanus in de schoorsteenen der Smeden, en so voort, dat Godt schier al is wat sy voor Goden hielden te wesen. Daerom wanneer sy den eenighen waren Godt aenghebeden hadden, souden sy alle zijn eygenschappen en deuchden in hem oock dancklijck aenghenomen hebben. u om van Iuppiter te scheyden, by dat men by eenighe leest, hy is gheweest een wijs Coning, die onder ander dinghen, die hy loflijck dede, den rouwen volcke met goede leeringhe dede nae laten Menschen vleesch te eten, dat voormaels, ghelijck in de nieuw Weerelt, oock seer in ghebruyck was. Hy voerde in den krijgh den Arendt in zijn Vaendelen, daer-

[Folio 6r]
[fol. 6r]

om voeghtmen hem den Arendt by: den blixem, om dat de Planeet-sterre Iuppiter den blixem veroorsaect. By zijn veranderinghen in verscheyden gedaenten, zijn te verstaen de verscheyden ghemoeden, en ghedachten, welcke de gene die overspel en oncuysheyt nae trachten, pleghen te hebben: waer van elder ter voeghlijcker plaetse gesproken wert. Iuppiter is als ander Menschen gestorven, en begraven in Creta, so Lucianus, en Epiphanias (die daer zijn graf sagh) getuyghen. Maer Callimachus in zijn Godt-lofsanghen, belijdt zijn graf van den Cretensers bereydt te wesen: doch schijnt zijn doot te versaken, daer hy seght:

 
De Creters maeckten t'graf dy Coningh groot besonder,
 
Doch blijft niet door de doot, u Godtlijck wesen t'onder.

voetnoot*
Iuppiter voortbrengher aller dinghen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken