Het schilder-boeck
(1969)–Karel van Mander[fol. 132v]
| |
De Slecke.De Huysdrighsche Slecke, beteyckent Aerdtsche ghesintheyt.* Tot hier toe hebben wy van den Dieren, Voghelen, en Visschen ghesproken. Nu sullen wy den Mensch voor eerst voor nemen, beginnende aen zijn hooft, en soo voorts alle sijn leden naervolghende. |
|