Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het geheim der oude juffrouw (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het geheim der oude juffrouw
Afbeelding van Het geheim der oude juffrouw Toon afbeelding van titelpagina van Het geheim der oude juffrouw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.35 MB)

Scans (65.52 MB)

ebook (4.27 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Vertalers

Gerard Keller

George Philip Kits van Heijningen



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Duits / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het geheim der oude juffrouw

(1907)–Eugenie Marlitt–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Hoofdstuk I.

‘Zeg toch in vredes naam waar ge heen wilt, Helwig!’

‘Naar X, als ge 't goedvindt!’ klonk het antwoord, half tartend, half spotachtig.

‘Maar die weg gaat toch niet over een berg! Gij weet er niets van, Helwig, Houd stil; ik wil er uit! Ik bedank om mij te laten omgooien en mijn beenen te breken; wilt gij stil houden?’

‘Omgooien!’... Dat zou toch voor 't eerst in mijn leven zijn, wilde hij vermoedelijk zeggen, toen een vreeselijke krak en schok de lippen des sprekers deden verstommen. Een oogenblik lang hoorde men het snuiven en stampen van een paard, toen sloeg het dier als razend aan het hollen.

‘Daar hebben we 't al!’ bromde eindelijk de eerste spreker, terwijl hij op het natte, pas geploegde land weder overeind rees. ‘Hei, Helwig! Böhm! Leeft ge nog?’

‘Ja,’ riep de heer Helwig, niet ver van hem af en tastte op den vochtigen grond naar zijn pruik. Alle spotlust, alle zelfvertrouwen was uit zijne flauwe stem verdwenen. Ook het derde slachtoffer richtte zich eindelijk al vloekende en kermende op, want zijne geweldige corpulentie had hem onwederstaanbaar naar de aarde heen getrokken. Eindelijk was de houding, die den mensch als het bevoorrechtste schepsel in Gods wijde schepping kenmerkt, hernomen, de drie gevallenen stonden op hunne voeten en bespraken nu wat eigenlijk geschied was en wat nu gedaan moest worden.

Het kleine rijtuig, waarin de drie heeren des morgens hunne woonplaats, het stadje X, verlaten hadden, om te gaan jagen, lag bij de ongelukkige berghelling 't onderste boven en stak de vier raderen naar den hemel uit, zooals de drie personen terstond ontwaarden; de hoefslag van het ontvluchte paard was reeds lang in

[pagina 6]
[p. 6]

de verte verstomd en een stikdonkere nacht bedekte de treurige gevolgen van het te groote zelfvertrouwen des heeren Helwig.

‘Wij kunnen hier althans van nacht niet blijven; laat ons maken dat wij weg komen,’ sprak de heer Helwig op vermanenden toon.

‘Ja, nu moet ge nog commandeeren ook!’ bromde de dikke, die zich inmiddels overtuigd had, dat niet een van zijn ribben, maar de scherven van zijn fraaien pijpenkop het angstwekkend knersend geluid bij zijne borstkas veroorzaakten. ‘Gij hebt mooi commandeeren, nu ge door uwe lichtzinnigheid twee vaders van huisgezinnen bijna vermoord hebt. Zeer zeker wil ik van nacht niet hier blijven, gij moet zien dat gij raad schaft. Ik ga hier zonder licht niet van daan, al kwamen er tien paarden om mij te halen. Ik zink half in den modder en de lucht is hier zoo vochtig, dat ik er een half jaar lang rheumatiek van krijg; gij moogt het verantwoorden, Helwig! Maar ik zal zoo gek niet zijn tusschen die duizend gaten en slooten, die deze gezegende plek heeft aan te bieden, armen en beenen te breken.’

‘Wees niet dwaas, dokter,’ zeide de derde. ‘Gij kunt hier toch niet blijven staan, als een wegwijzer, terwijl Helwig en ik naar de stad zien te komen om hulp te halen! Ik had al gemerkt dat onze knappe koetsier te veel links stuurde. Wij gaan nu het land dwars door, rechts, dan komen wij op den rijweg, daar sta ik voor in. Maak nu geen bedenkingen meer; denk aan vrouw en kind, die nu misschien al zitten jammeren en schreien, omdat gij niet bij de karnemelkspap verschijnt.’

De dikke dokter bromde nog iets van ‘beroerde boel’ in zijn baard, maar ging toch met de anderen mede. Het was zwaar werk! De kluiten bleven zoo dik als een vuist aan de jachtlaarzen kleven, en telkens kwam een in 't onzeker zoekende voet in een diepen plas terecht, zoodat het water hun tot aan de ooren spatte. Zij kwamen nochtans zonder ernstige ongelukken op den rijweg en liepen nu dapper en welgemoed voort. Zelfs de dokter kreeg langzamerhand zijne goede luim terug en neuriede met zijne vreeselijke basstem: ‘Nooit hebben wij meer pleizier gehad,’ enz.

Toen zij dicht bij de stad kwamen, dook er een licht uit de duisternis op, dat in vliegende vaart op de wandelaars afkwam:

[pagina 7]
[p. 7]

Helwig herkende in het breede, goedig lachende gelaat, dat boven de lantaarn uitstak, zijn knecht Hendrik.

‘Mijn hemel, mijnheer! zijt gij het eindelijk?’ riep hij. ‘Mevrouw denkt dat gij hier of daar dood ligt!’

‘Hoe weet mijne vrouw reeds, dat wij een ongeluk gehad hebben?’

‘Ja, zie, mijnheer, er is van avond een wagen met kermisvolk gekomen,’ - de goede jongen begreep tooneelspelers, goochelaars, koordendansers enz. alles onder die ééne benaming - ‘en toen de wagen voor “de Leeuw” stilhield stond ons paard, onze Vos, er achteraan, alsof hij er bij hoorde. De waard kent hem en heeft hem aanstonds thuis gebracht. Maar nu de schrik van Mevrouw! Zij heeft mij onmiddellijk uitgezonden met de lantaarn en Rika moest kamillen zetten.’

‘Kamillen? Mij dunkt een glas warme wijn, of althans warm bier, zou beter wezen.’

‘Ja, dat dacht ik ook; maar u weet, dat mevrouw...’

‘Nu, 't is goed Hendrik, 't is goed; ga nu maar vooruit met de lantaarn. Wij willen maken dat we thuis komen.’

Op de markt scheidden de drie deelgenooten in 't ongeluk met een stommen handdruk van elkander; de een om plichtmatig zijn kamillen te gaan drinken; en de twee anderen met het drukkend bewustzijn dat te huis een bedsermoen wachtte. Want de dames hadden buitendien een hekel aan het ‘edel jachtvermaak’ harer echtgenooten, en thans lag de buit, het eenig verzachtingsmiddel, verpletterd onder 't omgestorte rijtuig, en het met slijk en vuil bedekte jachtkostuum veranderde gewis reeds de eerste omarming in een uitbarsting van toorn.

Den volgenden morgen waren aan alle hoeken der straten roode biljetten aangeplakt, die de aankomst van den beroemden goochelaar Orlowsky en zijne wonderbare kunstverrichtingen aankondigden. Eene jonge vrouw ging van huis tot huis om kaartjes voor de voorstelling aan te bieden. Zij was zeer schoon, die vrouw, met hare prachtige blonde lokken en hare imposante gestalte vol adel en bevalligheid; doch haar liefelijk gelaat was bleek, ‘zoo bleek als de dood,’ zeiden de menschen, en wanneer zij hare met goudblonde wimpers versierde oogleden opsloeg, wat niet dikwijls ge-

[pagina 8]
[p. 8]

beurde, zag men een aandoenlijk zachte, doch weemoedige uitdrukking in de donkerbruine oogen.

Zoo kwam zij ook aan het huis van den heer Helwig, het aanzienlijkste op het marktplein.

‘Mevrouw!’ riep Hendrik, in de groote benedenkamer, terwijl hij den blinkenden koperen knop der wit geverfde deur in de hand hield, ‘daar is de goochelaarsvrouw.’

‘Wat wil zij?’ riep een strenge vrouwenstem terug.

‘Haar man speelt morgen en zij wilde gaarne een kaartje aan mevrouw verkoopen.’

‘Wij zijn fatsoenlijke christen-menschen en hebben geen geld voor zulke duivelskunsten; zend haar weg, Hendrik.’

De knecht sloot de deur weder; hij krabde zich achter de ooren en zette een verlegen gezicht. Want de goochelaarsvrouw moest ieder woord gehoord hebben. Zij bleef nog een oogenblik als verslagen voor hem staan; een gloeiende blos had de bleekheid van haar gelaat vervangen en een diepe zucht ontsnapte aan hare borst... Daar werd eensklaps een klein raam open geschoven, dat in 't voorhuis uitkwam; eene onderdrukte stem vroeg om een biljet, nam het aan en er gleed een daalder voor in de hand der jonge vrouw. Eer zij nog kon opzien, was het venster weder dicht en een groen gordijn hing ondoordringbaar achter de ruiten. Hendrik opende met een linksche buiging en goedhartig glimlachend, de voordeur, de vrouw ging naar buiten en zette haren weg vol doornen en distels voort.

De knecht nam de gepoetste laarzen, welke hij vroeger, bij de verschijning der vrouw, had nedergezet, weder op en trad in de kamer van zijn heer, die nu, in het volle daglicht, een klein bejaard man met een mager en bleek, doch zeer goedhartig gelaat bleek te zijn.

‘Och, mijnheer,’ meende Hendrik, nadat hij de laarzen op de behoorlijke plaats gezet had, ‘het doet mij pleizier dat gij een kaartje genomen hebt. Het arme mensch zag er zoo treurig en lijdend uit, dat ik er medelijden mee kreeg, al moge haar man zijn brood dan ook niet eerlijk verdienen.... Hij zal hier echter geen geluk hebben - denk er maar aan wat ik zeg, mijnheer!’

[pagina 9]
[p. 9]

‘Waarom dan niet?’

‘Wel, omdat de Vos, ons paard, zich aan hun wagen gehecht heeft alsof hij er bij behoorde. Dat beduidt niets goeds; het beest kwam juist van een ongeluksplaats. Let er maar op, mijnheer, die menschen hebben hier geen geluk.’

Hij schudde zijn dik hoofd, doch daar zijn heer niets op de voorspelling antwoordde, ging hij de kamer weder uit en legde in de gang de mat voor de kamer van mevrouw Helwig te recht: de vreemde vrouw had er bij ongeluk met den voet tegen gestooten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken