Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine katechismus der natuur voor kinderen (1779)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine katechismus der natuur voor kinderen
Afbeelding van Kleine katechismus der natuur voor kinderenToon afbeelding van titelpagina van Kleine katechismus der natuur voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

non-fictie/pedagogiek
non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/natuurwetenschappen/sterrenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine katechismus der natuur voor kinderen

(1779)–J.F. Martinet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 96]
[p. 96]

Vyftiende zamenspraak over de eigenschappen der planten.

Vraag. Heeft God, behalven Menschen, Dieren, Vogelen, Visschen en Insecten noch andere Schepselen geschaapen?

Antwoord. Ja wel! eene menigte van Planten, die vast in de aarde staan, en, wyl zy daarom elders den kost niet kunnen gaan zoeken, vloeit haar aldaar het voedsel toe uit den grond, 't welk eene verwonderlyke wyse schikking is.

V. Zyt gy gaarne in Tuinen en in Velden, daar zy wassen?

A. Myne Ouders hebben my geleerd die te beminnen, om dat daar zulk eene lieve stilte is, en er veele nuttige dingen geleerd kunnen worden, waarvan de woelagtige Waereld ons altyd tot onze schaade aftrekt.

V. Wat leert gy dan in stille Tuinen en Velden?

A. Ik zie er duidelyk, dat Gods bevel by de serste Schepping volbragt wordt. Dat de aarde

[pagina 97]
[p. 97]

uitschiete grasscheutkens, kruid zaadzaaiende; vruchtbaar geboomte, draagende vrucht naar zynen aart, welks zaad daarin zy op de aarde, en het was alzo. Gen. I. 11. gelyk het veele honderden van jaaren, tot heden toe zo gebleeven is.

V. Verwondert gy U daarover?

A. Moet men zich niet verwonderen over eene zo zonderlinge bestendigheid!

V. Maar Menschen, Dieren, Vogelen, Visschen en Insecten veranderen ook niet?

A. Om deeze bestendigheid moet ook onze verwondering grooter worden.

V. Wat treft u hier al meer?

A. Dat zo veel duizend Planten, zo digt byéén staande, en dezelfde Zon en Regen genietende, zo veel van elkander in smaak verschillen.

V. Vanwaar komt dat?

A. Om dat elk van een byzonder maaksel is.

V. Waarom is dat zo?

A. Om dat de smaak der Menschen zeer onderscheiden is, en het een liever dan het ander van elk gegeeten wordt, waardoor nu ieder kan klezen, wat hem best behaagt.

V. Is hierin Gods hooge Wysheid te vinden?

A. Ja wel; want als wy allen op dezelfde soort van Spyze of Planten aan vielen, zou men niet genoeg daarvan kunnen vinden, en de anderen zouden niet gebruikt worden, die egter ten gebruike geschaapen zyn.

V. Waarom schiep God de Planten groen?

A. Om dat het zwart alles zeer onbedenklyk droevig zou gemaakt hebben, en onze oogen het gloeiend rood onmooglyk konden verdraagen: groen is zagt en aangenaam voor het gezigt.

[pagina 98]
[p. 98]

V. Waaruit groeien de Planten?

A. Uit Zaaden, die in fraaie Zaadhuisjes klein beslooten liggen.

V. En waardoor worden zy groot?

A. Door de lucht en het voedsel, dat is door de vogten des gronds, die in de zeer kleine openingen der wortelen indringen.

V. Hebben zy ook licht noodig?

A. Zekerlyk, want in het donker sterven zy.

V. Waartoe dienen haar de Wortelen?

A. Om, gelyk ik zeide, voedsel uit den grond te haalen, en ook daarin vast te kunnen staan.

V. En tot welk nut strekt haar de Bast, die dezelven allerwege bedekt.

A. Tot een kleed, om door uitwendig geweld niet beschaadigd te worden.

V. Wat merkt gy aan omtrent de Stammen, en de Stengels.

A. Dat ze allen verschillen; doch Planten, die als Erweten en Klimboomen, zwak van stam zyn, hebben haakjes ontvangen, om zich ergens aan op en vast te kunnen houden.

V. Waarom groeien sommigen zo hoeg op?

A. Om dat dit haar aart is, en zy dus meer de vrye lucht kunnen scheppen, die zy altyd beminnen.

V. En anderen schieten niet op in de hoogte, gelyk de Kropsalade, dan wanneer ze Zaad zullen geeven.

A. Dit geschiedt te regt; want anders kon het Zaad, op of digt by den grond liggende, ligtlyk rotten, of door Insecten vernield worden.

V. Waartoe dienen de Takken?

[pagina 99]
[p. 99]

A. Om Bloemen, Vruchten en Zaaden te draagen.

V. Wat zyn de Knoppen der Takken?

A. Bladeren, die zeer keurig geplooid of opgevouwen liggen, en naderhand trapswyze ontzwagteld worden.

V. Verschillen alle Bladeren der Planten?

A. Men kan wel, gelyk men my gezegd heeft, honderd en negenëndertig verschillende Eigenschappen daarin vinden, dat zeer veel is, en niemant ligtlyk zou raaden.

V. Waarom is de bovenste oppervlakte der Bladeren zo glad, zo schoon gevernist?

A. Om zo tegens het inwateren en verderven te bewaaren.

V. En hoe is de onderste oppervlakte gemaakt?

A. Zo, dat dezelve den voedenden en verkwikkenden Daauw kan ontvangen.

V. Waartoe dienen verder de Bladeren?

A. Om de Vruchten tegens de koude en hette te bewaaren, om de sappen te kooken, ook om ons lommer te geeven, en tot andere einden.

V. Zyn er wel twee volkomen gelyke Bladeren aan eenen Boom?

A. Neen; zelfs niet in de heele waereld te vinden.

V. Staan de Bladeren wel in goede orde rondom de Stengels en Takken?

A. De Schepper heeft daartoe vyf manieren bepaald, die men my in 't vervolg zal leeren kennen, om dat ze zeer groote blyken van Wysheid vertoonen.

V. Wat is hier verder opmerklyk?

[pagina 100]
[p. 100]

A. Dat de Planten, gelyk wy, Gevoel hebben, en zich op sommige tyden sluiten.

V. Waartoe dient dit?

A. Om te myden al wat haar nadeel kan toebrengen, en aan te neemen, al, dat nuttig is tot haar onderhoud.

V. Hoe lang leeven zy?

A. Dit is verschillend. Sommigen één, of meer jaaren, tot honderd toe, en nog langer.

V. Waarom leeven sommigen zo lang?

A. Om ons meer diensten te kunnen doen, en haar geslagt lang voort te planten.

V. Is dan God zo zeer bezorgd, dat Planten ons veele diensten doen?

A. Blykt dat niet en uit de Schepping van zulk een groot getal van Planten, en uit de zorgvuldige onderhouding, welke Hy aan dezelven besteed?

V. En moeten zy zo lang haar geslagt voortplanten?

A. Vermids God niets wil laaten verlooren gaan van al, wat Hy geschaapen heeft, doet Hy veele Planten of veel Zaad geeven, of haare Nakomelingen lang voortplanten. Ging één van alle Gewassen verlooren, hoe zouden wy dat verlies vergoed of hersteld kunnen krygen. Geen enkel Grasje vermogen wy met alle onze schranderheid en konst voorttebrengen.

V. Dus zien wy hier 's Scheppers Almagt en onze kragteloosheid?

A. Deeze twee zeer verschillende zaaken kunnen wy alle oogenblikken ontdekken. Het een verhoogt God, het ander vernedert ons.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken