Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naar de letter (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naar de letter
Afbeelding van Naar de letterToon afbeelding van titelpagina van Naar de letter

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (17.26 MB)

Scans (40.86 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/boekwetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naar de letter

(2003)–Marita Mathijsen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handboek editiewetenschap


Vorige Volgende

3.3. Leeseditie

De eerste voorwaarde van een leeseditie is weer, dat die een betrouwbare leestekst bevat. Die kan ontleend zijn aan een wetenschappelijke editie, maar als die niet bestaat moet de editeur zelf tekstonderzoek doen. De leeseditie is bedoeld voor een groot publiek, dat uit historische of esthetische interesse een bepaald werk van een bepaalde auteur wil leren kennen en heeft als taak de lectuur te vergemakkelijken. Minimaal bevat een leeseditie:

a.een betrouwbare, volledige leestekst (als een tekst bekort is, kan men niet meer over een editie spreken);
b.een editieverantwoording en een lijst met ingrepen in de basistekst, als hier sprake van is en er niet verwezen kan worden naar een bestaande wetenschappelijke editie.

Evenals de studie-editie kan de leeseditie één of meer werken van een auteur omvatten. Over herspelling van leesedities wordt verschillend gedacht. Principiële bezwaren zijn er niet tegen, zoals wel bij de studie- en de historisch-kritische editie, maar er zijn andere nadelen die in veel gevallen zwaarder wegen dan de voordelen (zie hoofdstuk 10).

In de editieverantwoording geeft de auteur nauwkeurig aan welke basistekst hij waarom gekozen heeft. Hij beredeneert in het kort de keuze voor een bepaalde versie. Vervolgens geeft hij aan welke ingrepen hij in de basistekst gedaan heeft. Voor zover mogelijk kan hij die in regels weergeven, anders is ook hier een gedetailleerde opgave nodig. Als zijn leestekst ontleend is aan een wetenschappelijke editie, kan hij volstaan met daarnaar te verwijzen.

Over commentaar bij de leesuitgave heersen verschillende meningen. Kanzog acht hem van groot belang, maar richtlijnen ervoor zouden moeilijk te geven zijn.Ga naar voetnoot26 Zowel Hagen als Erler gaan ervan uit dat een leesuitgave commentaar bevat, die dient om de lectuur te vergemakkelijken waar het verouderde woorden of begrippen betreft.Ga naar voetnoot27 Ook kan in inleidingen gewezen worden op bepaalde betekenissen of structuren die de niet-gespecialiseerde lezer zouden kunnen ontgaan. Opstellen over overlevering, variante versies e.d. kunnen achterwege blijven. Andere editeurs zijn van mening dat de tekst in een leesuitgave voor zichzelf spreken moet.Ga naar voetnoot28 In de Algemene verantwoording

[pagina 68]
[p. 68]

van de Volledige werken Louis Couperus wordt de leeseditie als volgt omschreven: ‘Een leeseditie is bedoeld voor een groot publiek. In het algemeen bevat zij geen commentaar en geen volledige documentatie van de tekstontwikkeling van het werk. De nadruk ligt op de betrouwbaarheid van de tekst’.Ga naar voetnoot29 De werken van Couperus kunnen het inderdaad - maar hoe lang nog? - zonder commentaar stellen. Oudere teksten zullen echter ook in een leeseditie toelichtingen nodig hebben, tenzij er overgegaan wordt op een rigoureuze ‘hertaling’.

 

Uitgevers van moderne literaire teksten gaan er vaak vanuit, dat die zonder meer opnieuw gedrukt kunnen worden en buiten de bemoeienissen van een editeur vallen. Wanneer een tekst toch alleen maar bedoeld is voor een brede lezersgroep en geen wetenschappelijk doel dient, zou het maken van een lees-editie overbodig zijn. Het is echter opvallend hoe snel een tekst ‘achteruit gaat’ (‘verwittert’, zeggen de Duitsers) als die een aantal malen herdrukt is. Bij eerste drukken blijken er gewoonlijk al veel zetfouten ongecorrigeerd te blijven en bij iedere herdruk sluipen er nieuwe fouten in, of de auteur bij de correctie betrokken was of niet. Ook werken van recent overleden auteurs, zoals Elsschot, Bordewijk en Vestdijk, moeten door een editeur onderhanden genomen worden voor een betrouwbare leestekst. De artikelen van Frans A. Janssen over drukken van W.F. Hermans' werk bij Van Oorschot doen vermoeden dat een editeur hier goed werk zou kunnen doen.Ga naar voetnoot30 Zelfs bij uitgaven van levende auteurs treedt dit proces van verval op. We noemden al het voorbeeld van Reves De avonden.

De grens tussen studie- en leesedities is vloeiend, zoals al blijkt uit het feit dat de Deutscher Klassiker Verlag haar Bibliothek deutscher Klassiker studie-uitgaven noemtGa naar voetnoot31, terwijl Waltraud Hagen die opvoert als een voorbeeld van leesuitgaven. De leeseditie van de Volledige werken van Louis Couperus bevat een lijst van alle woordvarianten uit de verschillende overgeleverde versies, waarmee die op het terrein van de specialistische edities komt. In veel secundaire literatuur vindt men dan ook pleidooien om de studie- en leeseditie dichter bij elkaar te brengen (zie par. 3.5).Ga naar voetnoot32

voetnoot26
Kanzog, Prolegomena, 28-29.
voetnoot27
Vgl. Hagen, ‘Von den Ausgabentypen’, 48; Erler, ‘Plädoyer für einen Editionstyp’, 289.
voetnoot28
Vgl. Kanzog, Prolegomena, 38: ‘Für eine Leseausgabe ist also die Frage, ob der Text nur für sich wirken oder ob er kommentiert werden soll, sekundär; hier sind bis zu bibliophiler Ausstattung oder illustrierter Ausgabe viele Variationen möglich’.
voetnoot29
[Van Vliet], Algemene verantwoording, 14.
voetnoot30
Zie Janssen, ‘Varianten in orde en chaos’; Janssen, ‘Notities bij de aanduiding van herdrukken’.
voetnoot31
Warum Klassiker?, 325-326.
voetnoot32
Erler, ‘Plädoyer für einen Editionstyp’, 287-298; Hagen, ‘Von den Ausgabentypen’, 47-51; Zeller, ‘Für eine historische Edition’, 305-323.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken