Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naar de letter (2010)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naar de letter
Afbeelding van Naar de letterToon afbeelding van titelpagina van Naar de letter

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (17.30 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/boekwetenschap


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naar de letter

(2010)–Marita Mathijsen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handboek editiewetenschap


Vorige Volgende

11.2. Beschrijving van de documentaire bronnen

Zowel de editeur van een historisch-kritische als die van een studie-editie zullen de verschillende documentaire bronnen die hun ter beschikking stonden moeten beschrijven en met elkaar in verband moeten brengen. Iedere bron krijgt daartoe een sigle, waarna een materiële beschrijving volgt. Wanneer een teksteenheid verspreid is over twee documentaire bronnen - bij voorbeeld een roman die in twee cahiers geschreven is - worden beide bronnen beschreven maar er wordt slechts één sigle toegekend. De functie van een sigle is kort en duidelijk te kunnen verwijzen bij een complexe overlevering. Voor de siglen zijn verschillende systemen in omloop, en ook de manier van beschrijven loopt in edities nogal uiteen. Heel uitvoerige beschrijvingen, waarin watermerken, soorten papier, formaat etc. beschreven worden, komen voor naast summiere opgave van een signatuur. Bij de siglen komen zowel ‘kenschetsende’ afkortingen voor als abstracte alfabetische of numerieke series.

[pagina 285]
[p. 285]

11.2.1. Siglen

De siglen die een editeur toekent aan zijn documentaire bronnen moeten gemakkelijk te hanteren zijn in een variantensysteem en tegelijk zo kort mogelijk informatie geven over de aard van de bron. Ze moeten zich ook lenen voor koppeling met andere siglen. De documentaire bron die als basistekst dient, moet uit de reeks siglen duidelijk naar voren springen. Wanneer twee documentaire bronnen een identieke tekst bevatten (bij voorbeeld twee drukken die geheel gelijk zijn), kunnen de siglen daarvoor als volgt bij elkaar getrokken worden: D1-2.

Vaak is één sigle niet genoeg om een bron te kunnen benoemen. Wanneer een bepaalde documentaire bron twee lagen van een teksteenheid bevat, moeten deze twee een apart kenmerk krijgen, bij voorbeeld een basissigle voor de eerste versie en een samengesteld sigle voor de correctielaag. Als de hand van een bevriend schrijver of van een redacteur herkend wordt in bepaalde varianten, zal deze een eigen sigle nodig hebben. Een documentaire bron die twee teksteenheden bevat, bij voorbeeld twee gedichten, krijgt twee aparte siglen.

 

Hierna volgt een systeem van siglen, dat in samenwerking met het Constantijn Huygens Instituut vastgesteld is. We maken onderscheid tussen basissiglen, volgordesiglen, auteursiglen en schrijfstofsiglen.Ga naar voetnoot17

 

Als basissiglen voor documentaire bronnen stellen we voor te gebruiken:

M = Manuscript (inclusief origineel typoscript en computeruitdraai van de auteur)
T = Periodiek (publikatie in jaarboek, tijdschrift of krant)
P = Drukproef
D = Druk
G = Geluidsregistratie
B = Beeldregistratie

Een verdere onderverdeling in de basissiglen naar ‘eerste druk’ of ‘netmanuscript’ is niet nodig: of iets een netversie is kan moeilijk vastgesteld worden, of iets een eerste druk is blijkt uit de volgorde van de documentaire bronnen. Gecombineerde bronnen kunnen een gecombineerd sigle krijgen:

Pm = Drukproef met (manuscript)correcties
Dm = Druk met handschriftelijke aantekeningen

Alleen geautoriseerde bronnen krijgen de basissigle, alle niet-geautoriseerde die wel van belang zijn in de tekstgeschiedenis, krijgen een toevoeging: D*. Hetzelfde geldt voor apografen: M*.

Doorslagen van typoscripten en carbondoordrukken van manuscripten krijgen hetzelfde sigle als de oorspronkelijken, alleen verandert de volgorde (M2 betekent dan: doorslag van het eerste typoscript). Uit de beschrijvingen van de documentaire bron blijkt wel dat het om een doorslag gaat. Dezelfde

[pagina 286]
[p. 286]

werkwijze moet gevolgd worden als er meer dan een set drukproeven overgeleverd is of als er meer computeruitdraaien zijn.Ga naar voetnoot18 Fotokopieën die een plaatsvervangersfunctie hebben (als het origineel verloren is), krijgen een sigle zoals het origineel gekregen zou hebben. Fotokopieën van een bewaarde documentaire bron die de auteur gebruikte als werkpapieren, krijgen alleen een nieuw volgordesigle.

De volgorde van ontstaan van de documentaire bronnen wordt aangegeven via een doorlopende cijferreeks per soort bron, op deze wijze: M1, M2, T1, D1, D2 enz. Scheibe daarentegen wil voor de volgordesigle een doorlopende nummering zonder een onderscheid aan te houden tussen drukken en manuscripten, omdat anders de chronologische samenhang van de bronnen niet duidelijk genoeg spreekt. Hij zou het voorgaande rijtje als volgt aangeven: M1, M2, T3, D4, D5.Ga naar voetnoot19

Complexe documentaire bronnen kunnen verschillende volgordesiglen toegekend krijgen. Als bijvoorbeeld twee versies die niet direct op elkaar volgen op één blaadje te vinden zijn, kunnen de volgende siglen gebruikt worden: M1 en M3.

Wanneer de handschriftelijke bronnen niet alleen de hand van de auteur laten zien, maar ook die van een corrector of bevriende raadgever, kan het nodig zijn een apart schrijverssigle toe te voegen voor deze correctielaag. De naam van de schrijver kan verkort tot twee letters aangegeven worden:

Ec = Eckermann (correctielaag van Eckermann)
Po = Potgieter (correctielaag van Potgieter)
Xx = correctielaag van onbekende

Wanneer de auteur alle handschriftelijke bronnen zelf geschreven en gecorrigeerd heeft, is een schrijverssigle niet nodig. Overigens kan een editeur er ook voor kiezen de correctielaag van een corrector niet een apart schrijverssigle te geven, maar deze gewoon een volgordesigle toe te kennen, en in de beschrijving van de bronnen duidelijk te maken dat een bepaalde laag aan een bepaalde schrijver toegekend moet worden. Om een voorbeeld te geven: de correctielaag van Binnendijk op een manuscript van Marsman (M1) zou in het eerste geval het sigle krijgen: M1Bi, in het tweede geval zou het Marsmanmanuscript M1 krijgen, en de correctielaag van Binnendijk het sigle M2.

Scheibe stelt voor om aparte schrijfstofsiglen te gebruiken, als in een manuscript duidelijk lagen van verschillende inktsoorten of verschillend schrijfmateriaal te onderscheiden zijn. Hij wil afkortingen gebruiken voor lagen met potlood (p), inktpen (i), ballpoint (b), typemachine (t). Voor de kleur kunnen dan nog siglen toegevoegd worden (ib = inktpen, blauw; ip = inktpen, paars). In het algemeen zal een editeur deze schrijfstofsiglen niet nodig hebben en de verschillen in schrijfstof kunnen aangeven in zijn materiaalbeschrij-

[pagina 287]
[p. 287]

ving. Elke schrijfstoflaag kan dan een eigen volgordesigle krijgen. Maar wanneer de editie zoveel mogelijk een reconstructie van het manuscript door de gebruiker mogelijk wil maken, en zo weinig mogelijk editeursinterpretatie geven, kan het hanteren van schrijfstofsiglen toch zinvol zijn.

 

In sommige gevallen zal een editeur niet voldoende hebben aan alleen basissiglen en combinaties daarvan, die alle teruggaan op materieel aanwijsbare aparte documentaire bronnen of lagen in een manuscript. Hij zal bepaalde samenhangen in varianten willen aanwijzen, omdat ze binnen één werkfase ontstaan moeten zijn. Of hij ontdekt dat binnen één schrijfstoflaag toch verschillende werkfasen aangewezen kunnen worden. Soms moet een editeur dan aan één laag toch twee volgordesiglen toekennen, om de volgorde van varianten en de samenhang juist te kunnen beschrijven. De fasen die te onderscheiden zijn krijgen dan een volgordesigle: a, b, c, na het basissigle. Ik geef het volgende - denkbeeldige - voorbeeld:

illustratie

De editeur reconstrueert het volgende. In de eerste werkfase schreef de auteur:

 
Pieter zag eens pruimen hangen
 
O wat schenen zij hem groot!

In de tweede fase veranderde hij het mannelijk subject in een vrouwelijk. De variant in de tweede regel hangt daarmee samen:

 
Annie zag eens pruimen hangen
 
O wat schenen zij haar groot!

In de derde fase komt hij terug op een mannelijk subject en voert een metafoor in:

 
Jantje zag eens pruimen hangen
 
O als eieren zo groot!

Een andere interpretatie van de volgorde is niet te geven, want ‘als eieren zo’ kan niet met de vrouwelijke variantenreeks uit de tweede fase gecombineerd worden.

 

Bovenstaand siglensysteem met fasenaanduidingen lijkt hanteerbaar voor allerlei typen bronnen en uitwisselbaar voor elk type auteur. Maar veel

[pagina 288]
[p. 288]

editeurs geven de voorkeur aan herkenbare siglen, die bij voorbeeld titels van bundels kort weergeven. Men moet toegeven dat siglen zoals: MV1, MV2, VG1 (Media vita eerste druk, Media vita tweede druk en Verzamelde gedichten eerste druk) sprekender zijn dan D1, D2, D3.

In de Nederlandse wetenschappelijke edities wordt doorgaans een ‘sprekend’ siglensysteem gebruikt. In de historisch-kritische editie van de gedichten van Bloem gebruikt men de afkortingen zoals hierboven: V1 voor de eerste druk van Het verlangen, VG3 voor de derde druk van de Verzamelde gedichten. De gevolgde basistekst krijgt altijd het sigle 1, of dit nu om een drukversie of manuscript gaat. Volgende manuscripten krijgen het sigle M1, M2. Tijdschriftpublikaties krijgen de beginletter van de tijdschriftnaam als sigle: B (De Beweging). De lagen in een manuscript krijgen opeenvolgende letters in onderkast: a, b, c, d.Ga naar voetnoot20 Eenzelfde systeem wordt gebruikt in de editie van Gedichten 1 van J.H. Leopold.Ga naar voetnoot21

Dorleijn gebruikt in zijn editie van Leopold, Gedichten uit de nalatenschap, een alfabetisch systeem voor zijn - alleen handschriftelijke - documentaire bronnen: A, B, C. Als op één bron twee versies of teksteenheden van eenzelfde gedicht voorkomen, onderscheidt hij C-I en C-II. Ook de verschillende lagen krijgen alleen een alfabetische aanduiding: a = zwarte inkt, b = potlood, c = aniline.Ga naar voetnoot22

In de Nescio-uitgave van Frerichs is het siglen-systeem verwant aan dat van Scheibe. Zoals wij hierboven ook voorstellen, nummert zij de documentaire bronnen niet door ongeacht de aard, maar maakt onderscheid tussen manuscripten (M1 tot M21) en drukken (Da tot Dc).Ga naar voetnoot23

In de nieuwste edities van het Constantijn Huygens Instituut wordt naar uniformering gestreefd ook in de siglen en wordt het siglensysteem zoals hierboven beschreven gevolgd.

11.2.2. Elementen van de beschrijving

Van elke gebruikte documentaire bron neemt de editeur een beschrijving op. Gedrukte bronnen kunnen vrij kort beschreven worden als het om materiaal uit de machinezet-periode gaat, zoals aangegeven is in hoofdstuk 9. Drukken uit de handzetperiode worden uitvoeriger beschreven (zie ook hiervoor hoofdstuk 9). Tevens wordt aangegeven welk exemplaar van een bepaalde druk voor de editie gebruikt is (zo mogelijk via de signatuur van een bibliotheek). Dit geldt niet alleen voor de druk van de basistekst, maar voor alle gebruikte documentaire bronnen.

 

Beschrijvingen van manuscripten in wetenschappelijke edities lopen, afhankelijk van de doelstelling van de editeurs, sterk uiteen. In de grote Trakl-uitgave gaan de editeurs tot in detail in op watermerken, papiersoorten, vouwen

[pagina 289]
[p. 289]


illustratie
Bronbeschrijving uit: Nescio, De uitvreter. Historisch-kritische uitgave met commentaar over de genese van verhaal en verhaalfiguur, verzorgd door Lieneke Frerichs. Assen enz., 1990. Dl. 2, 250.


in het papier, formaat en gebruikte inktkleur. In de historisch-kritische Bloem-editie is alleen summiere informatie over de bewaarplaats te vinden. Zeer systematisch is de beschrijving van de handschriftelijke documentaire bronnen voor Nescio's verhaal De uitvreter. Per bron geeft de editeur een titel en sigle, signatuur (de bewaarplaats is steeds het Letterkundig Museum), een typering, een datering van de auteur en van de editeur, de afmeting, een beschrijving van de band en van het papier, van het schrijfmateriaal en de nummering. Onder ‘Opmerkingen’ staan gegevens over verknippingen, vouwen, blanco zijden etc.

 

Welke elementen zijn nu minimaal noodzakelijk voor een beschrijving van een handgeschreven documentaire bron? Uitgangspunten zijn dat er samenhang is tussen editorische beslissingen en materiaalbeschrijving en dat de gebruiker van de editie desgewenst de documentaire bron kan terugvinden en identificeren. Als op basis van bepaalde inktsoorten conclusies over lagen getrokken worden, moeten die inkten beschreven worden. Als de chronologie van de bronnen vastgesteld wordt door bestudering van de watermerken, moeten ook die in de materiaalbeschrijving opgenomen worden. Wanneer een nalatenschap uit veel ongelijksoortige losse papieren bestaat die geen vaste volgorde hebben, kan een formaatopgave nodig zijn voor de ‘identificatie’.

In ieder geval moet aan de volgende elementen gedacht worden:

-toegekend sigle;
-titel (eerste woorden; bij een brief wordt in plaats van de woorden de datering en zo nodig de naam van afzender en adressaat opgenomen);
-bewaarplaats en signatuur;
-aantal beschreven bladen;

[pagina 290]
[p. 290]

-eventuele beschadigingen, incomplete manuscripten;
-gegevens over de schrijver of corrector als dit een ander dan de auteur is;
-eventueel aanwezige andere teksteenheden op een manuscript, gedrukt of geschreven (bij voorbeeld een voorgedrukt briefhoofd);
-de schrijfstof van de grondlaag en die van de correctielagen;
-datering;
-formaat.

Overige bijzondere kenmerken, zoals watermerken, papiersoorten, vouwen, lakzegels en poststempels bij brieven, kunnen vermeld worden als ze editorisch ondersteunend werken.

11.2.3. Diacritische tekens

Om een manuscript met allerlei correctielagen in druk weer te kunnen geven kunnen zogenaamde diacritische tekens nodig zijn. Diacritische tekens zijn grafische symbolen waarmee bepaalde niet-talige elementen van een manuscript beschreven worden. Ook bepaalde handelingen van een editeur kunnen weergegeven zijn met diacritische tekens. Er zijn zeer fijnmazige systemen die beogen het manuscript in zijn verschijningsvorm na te bootsen en tegelijk de samenhang tussen de correctielagen weer te geven. Andere systemen brengen de veranderingen in manuscripten tot een beperkt aantal categorieën terug en geven die weer. Leesedities hebben vaak genoeg aan één diacritisch teken voor de verantwoording van de editeursingrepen.

Er is nog lang geen eenheid in de grafische tekens die in edities voor variantenapparaten gehanteerd worden. De betekenis van diacritische tekens kan per editie verschillen. Een opsomming van alle gehanteerde diacritische systemen zou weinig zinvol zijn. Ik beperk me daarom tot de weergave van het systeem-Verkruijsse, dat gericht is op de formele en gedetailleerde beschrijving van een enkelvoudige documentaire bron, en geef daarnaast de tekens die het Constantijn Huygens Instituut gebruikt voor zowel complexe als eenvoudige documentaire bronnen. Voor andere systemen verwijs ik naar de uitgaven zelf die hun gebruikte tekens verantwoorden.

11.2.3.1. Het systeem-Verkruijsse

Het diacritisch tekensysteem van Verkruijsse, dat voor het eerst gepresenteerd werd in een artikel in Spektator, en bijgewerkt werd voor ‘De letter die spreekt, moet zich voor eerst verantwoorden’, beoogt manuscripten nauwkeurig en objectief weer te geven. Het is gericht op niet-complexe manuscripten die grotendeels lineair te volgen zijn. Als er op een documentaire bron twee versies van een gedicht uitgeschreven staan, worden deze niet in elkaar geschoven, maar na elkaar weergegeven. Correctielagen en onmiddellijke correcties worden lineair afgedrukt. Met de tekens wordt precies aangegeven wat de aard van de correctie is (schrapping, expungering) en de plaats (boven de regel, in de benedenmarge). Alle twijfels en onzekerheden tekent de editeur door diacritische tekens aan.

Verkruijsses systeem is aangepast voor gebruik op de computer met het programma WordPerfect.

[pagina 291]
[p. 291]


illustratie
Het diacritisch tekensysteem van P.J. Verkruijsse, met een transcriptie en facsimile van de eerste strofe van het gedicht van P.C. Hooft, ‘Dartelavondt’. P.J. Verkruijsse en E.M. Grabowsky, ‘De letter die spreekt, moet zich voor eerst verantwoorden’. Oud schrift, oud archief en oudere letterkunde. Paleografie, manuscriptologie en archivistiek van de 16e-18e eeuw. Amsterdam, 1994.


[pagina 292]
[p. 292]


illustratie



illustratie

[pagina 293]
[p. 293]


illustratie



illustratie
Het diacritisch tekensysteem van Verkruijsse wordt niet alleen geïntegreerd gebruikt, maar ook voor exclusieve apparaten, zoals hier voor de editie van Anne Frank, De dagboeken. Ingeleid door Harry Paape; Gerrold van der Stroom en David Barnouw [...]. Tekstverzorging door David Barnouw en Gerrold van der Stroom. 4e verb. dr. Amsterdam, 1990, 372, 731. Door middel van nootcijfers wordt verwezen naar de varianten.


[pagina 294]
[p. 294]

11.2.3.2. Diacritische tekens gehanteerd door het Constantijn Huygens Instituut

In het diacritisch tekensysteem van het Constantijn Huygens Instituut staat gesystematiseerde eenvoud voorop.Ga naar voetnoot24 Plaatsing en materiële aard van veranderingen worden minder belangrijk geacht dan de tekstbetekenis ervan. De vraag is dus niet: waar stond de verandering precies - boven de regel of in de marge? Ook doet het er niet toe hoe een verwijdering tot stand gebracht is - gummend of krassend. Maar wel is relevant: welk woord (of zinsdeel) is veranderd waarin, en welk woord (of zinsdeel) is waar uit een bepaalde zinsstructuur verwijderd, wat is toegevoegd of welke volgorde is veranderd? Relevant is ook: in welke volgorde moet dit gebeurd zijn.

Dit principe is in Nederland voor het eerst toegepast in de editie van de brieven van J.C. Bloem aan P.N. van Eyck. Door de eenvoudige bronnen konden de editeurs daar nog toe met een zeer beperkt systeem van slechts drie tekens voor auteursveranderingen en vier voor editeursingrepen.Ga naar voetnoot25 Dit systeem is overgenomen in andere edities en daarvoor verfijnd. De editie van de brieven van De Schoolmeester en de editie van Nescio's verhaal De uitvreter gaan in de diacritische tekens terug op de eerstgenoemde editie.

 

a. Diacritische tekens bij lineaire weergave. Op basis van de voornoemde edities doen wij het volgende voorstel voor het gebruik van diacritische tekens bij handschriftelijke bronnen, wanneer die lineair weergegeven worden in een inclusief of exclusief apparaat:

Auteursvarianten:

<-a> a is doorgehaald
<a»b> a is vervangen door b (via doorhaling en toevoeging, er door heen schrijven of omzetting)
<+a> a is toegevoegd
{a/b} open variant: a of b
{ϕ} open plaats: aantal spaties na ϕ duidt ruimte van open plaats aan, zo mogelijk. Wanneer dit niet benaderd kan worden, moet editeurstekst toegevoegd worden
<a≠b> onmiddellijke correctie van a tot b

Van deze basistekens kunnen combinaties gemaakt worden:

<a»b»c> a is vervangen door b, b is vervangen door c
<-<a»b> a is vervangen door b, b is weer verwijderd
<-<+a> a is toegevoegd en weer verwijderd
<+a<++c>b> c is toegevoegd binnen de toevoeging ab
{a<+b>} b is toegevoegde open variant

Omdat de onmiddellijke correctie niet altijd herkenbaar is, dient dit teken slechts gehanteerd te worden als er geen twijfel mogelijk is. In het algemeen poogt de editeur bij een vervanging niet de veranderde letters, maar de woorden weer te geven. Bij voorbeeld niet: d<irect»adelijk>, maar: <direct»dadelijk>. Omzettingen via cijfers worden als vervangingen beschreven.

[pagina 295]
[p. 295]

Editeursingrepen:

[xxx] x is onleesbaar; elk kruis representeert een letter
a[?] de lezing a is onzeker
a/b[?] de editeur aarzelt tussen lezing a en b; hij geeft de voorkeur aan lezing a
[:a] tekstdrager is beschadigd; lezing a wordt door de editeur voorgesteld
[+a] a is door de editeur toegevoegd
[a]]b] lezing a uit het manuscript is door de editeur gewijzigd in lezing b
/ en // resp. regel en paginawisseling (alleen aangegeven als daaruit een editeursingreep verklaard kan worden)

Editeurstekst wordt altijd cursief tussen cursieve teksthaken gegeven.

 

b. Diacritische tekens bij synoptische weergave. Wanneer de editeur de versies, lagen en fasen van een werk te zamen in een synoptisch systeem probeert onder te brengen, heeft hij andere diacritische tekens nodig dan bij een lineaire weergave van varianten zoals hierboven.Ga naar voetnoot26 De tekens die wij voorstellen te gebruiken zijn:

[ ] wat boven de haken staat is onveranderd gebleven en dient mee te worden gelezen in de volgende fase
| | wat boven de strepen staat moet meegelezen worden in de volgende versie. Het is onveranderd gebleven, maar wel opnieuw gedrukt of geschreven
{a b} open varianten (de accolade wordt om het geheel geplaatst)
[ϕ] open plaats in de regel. De accolades worden zo geplaatst dat een indruk van de omvang van de open plaats gegeven wordt. Bij twijfel of een open plaats bedoeld is, wordt tussen vierkante haken een cursief vraagteken geplaatst [?]
[xxx] onleesbare elementen, per geschat letterteken een kruis
a[?] onzekere lezing
a/b[?] de editeur stelt een alternatieve lezing voor, hij geeft de voorkeur aan de eerste
^a los element, niet invoegbaar in de regel
o deletieteken: komt in synopsis alleen onder de weglating van leestekens, omdat die snel over het hoofd gezien worden
÷ a ÷ marginaal element: a staat in marge geschreven, is wel opgenomen door de editeur in een zinsstructuur maar de incorporatie is niet zeker
α β exclusieve combinatie: een met α of β gemerkte variant moet gecombineerd worden met een andere met α of β gemarkeerde variant

Alle editeurstekst wordt cursief tussen vierkante haken geplaatst. Aparte tekens voor doorhalingen en onmiddellijke correcties zijn hier niet nodig, omdat ze blijken uit de presentatie.

[pagina 296]
[p. 296]

c. Edities met lijsten van varianten of editeursingrepen. Voor edities waarin geen variantenapparaat opgenomen is, en de editeur kan volstaan met een lijst van editeursingrepen, gebruikt men de Duitse komma (/), de vierkante haak ([) of de spekhaak (<).Ga naar voetnoot27 Omdat we hierboven gekozen hebben voor uitsluitend gebruik van de vierkante haak voor editeursingrepen, stellen wij voor deze ook te gebruiken voor lijsten van editeursingrepen. Vóór het diacritisch teken plaatst men de versie uit de leestekst, na de vierkante haak de versie uit de basistekst. Wanneer een editeur de zetfout ‘wooorden’ veranderd heeft in ‘woorden’, geeft hij dit als volgt aan, met een pagina- en regelnummer:

25,7 woorden [ wooorden

Wanneer er een lijst van veranderingen door de auteur in opeenvolgende drukken opgenomen is, wordt wel gebruik gemaakt van de spekhaak. Als een auteur de zetfout in een eerste druk voor de tweede druk verbeterd heeft, en de editeur daarvan verslag doet, geeft hij dit als volgt weer in een retrospectief apparaat:

25,7 woorden < wooorden D1

Bij een prospectief apparaat zou dit er als volgt uit zien:

25,7 wooorden > woorden D2

11.2.3.3. Diplomatische weergave van een manuscript door middel van de typografie

Verkruijsses diacritisch tekensysteem is ontworpen om manuscripten diplomatisch te beschrijven. Andere editeurs proberen dit doel te bereiken door met verschillende lettertypen en -corpsen een manuscript en de verschillende lagen ervan na te bootsen, ook wat de plaats in het manuscript betreft. Bij de editie van de gedichten van Heym is zelfs met kleurendruk gewerkt om de fasen te kunnen onderscheiden.Ga naar voetnoot28 Sommige edities geven de diverse documentaire bronnen eerst diplomatisch per bron op deze manier weer, vóór de verschillende bronnen in elkaar geschoven worden en vóór de constitutie van de leestekst (zie p. 298-301).Ga naar voetnoot29

voetnoot17
Wat we hier voorstellen is een combinatie van wat de uitgaven van het Constantijn Huygens Instituut tot nu toe hanteerden en het voorstel van Siegfried Scheibe in: ‘Editorische Grundmodelle’, 45-48.
voetnoot18
Scheibe stelt in dit geval voor: doorslagen van typoscripten, carbondoordrukken van manuscripten en (ongecorrigeerde) drukproeven krijgen een basissigle, maar dan in onderkast: t, m, d. Zijn er meer doorslagen etc., dan wordt de sigle verdubbeld: tt, mm etc.
voetnoot19
Vgl. Scheibe, op.cit., 45-46.
voetnoot20
Bloem, Gedichten. Historisch-kritische uitgave.
voetnoot21
Leopold, Gedichten 1. Historisch-kritische uitgave.
voetnoot22
Leopold, Gedichten uit de nalatenschap.
voetnoot23
Nescio, De uitvreter. Historisch-kritische uitgave. Dl.2.

voetnoot24
Wat hier gepresenteerd wordt, is het eindpunt op dit moment van de ervaringen die bij het Constantijn Huygens Instituut opgedaan zijn. In die zin zijn ze toch ook weer voorlopig, want er kunnen nieuwe gezichtspunten ontstaan als er andere auteurs geëditeerd worden.
voetnoot25
Bloem, Brieven aan P.N. van Eyck. Dl. 1, 12.

voetnoot26
De tekens die voorgesteld worden zijn vooral ontleend aan de historisch-kritische edities van Leopold (Dorleijn) en Nijhoff. Voor de presentatie hier hebben we geprobeerd een systeem te geven waarin geen betekenisverschil zit tussen de tekens die gebruikt worden voor een lineaire presentatie en die voor synopsis.
voetnoot27
Bij de Volledige werken van Louis Couperus wordt de Duitse komma gebruikt om editeursingrepen weer te geven en de spekhaak voor een lijst van auteursvarianten als deze gegeven worden (zie bij voorbeeld deel 13, Metamorfoze). In de leesedities van de poëzie van Faverey en Nijhoff wordt de spekhaak gebruikt voor editeursingrepen.

voetnoot28
Heym, Gedichte 1910-1912.
voetnoot29
Zie bij voorbeeld de Frankfurter Hölderlin-editie van Sattler (Sämtliche Werke) en Gedichten uit de nalatenschap van Leopold.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken