Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De parels van het parlement (1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van De parels van het parlement
Afbeelding van De parels van het parlementToon afbeelding van titelpagina van De parels van het parlement

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.28 MB)

Scans (6.94 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Illustrator

Fiep Westendorp



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De parels van het parlement

(1960)–Lizzy Sara May–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

IV. Ondine is niet op haar achterhoofd gevallen

Bijna voorzichtig hield Jaap de toneelkijker vast. Het was een heel oude, nog van de grootmoeder van Ivo's moeder. De zijkanten waren ingelegd met ivoor en Jaap had onmiddellijk visioenen van dames met witte krullende pruiken en hoepelrokken en heren met strakke witte pantalons en pastelkleurige vesten.

Maar Ivo, nuchterder dan Jaap en bovendien ook ongeduldig, gaf Jaap een duwtje:

‘Toe nu, hier in het midden kun je draaien, daarmee stel je hem in.’

‘Ja maar, hoor eens,’ zei Jaap. ‘We kunnen toch zomaar niet open en bloot naar binnen zitten gluren. Als de schulpprof ons in de gaten krijgt... Trouwens, de andere mensen aan de overkant ook...’

‘Ja, da's waar,’ zei Ivo. ‘Ze mogen natuurlijk niet zien dat we gluren...’

‘Ik weet al wat,’ zei Jaap, ‘ik heb wel eens in detectives gelezen, trouwens op de film doen ze het ook: we maken een paar gaatjes in een krant en gaan achter de krant zitten. Geen kip die ons in de gaten heeft.’

‘Dat is het,’ vond Ivo. Hij liep naar de hal en keerde even later met een oude krant terug. Met een nagel-

[pagina 28]
[p. 28]

schaartje knipten ze er voorzichtig zo klein mogelijke gaatjes in.

‘Laten wenu eerst even repeteren,’ vond Jaap. ‘Als jij daar op die stoel gaat zitten met de kijker en de krant, dan kijk ik of het er natuurlijk uitziet.’

Ivo deed wat hem gevraagd werd. Zijn benen over elkaar geslagen nam hij de meest gewone houding aan die hij kon vinden.

‘Gaat het?’ vroeg hij.

Jaap kneep zijn ogen half dicht.

‘Ja,’ knikte hij daarna goedkeurend. ‘Het ziet er best uit. Net echt. Nu maar voor het raam.’

Ivo trok de stoel voor het raam en herhaalde zijn ‘natuurlijke’ houding.

‘'t Is wel moeilijk zo,’ vond hij. ‘Zo'n krant is zo'n onhandig ding.’

‘Zie je wat?’ vroeg Jaap.

‘Wacht even,’ zei Ivo. ‘Daar is het huis van de beeldhouwer... tjonge, wat een rommel als je het van dichtbij ziet. En geen kip te zien. Slaapt natuurlijk lekker uit op zondag. Wat een leven! Daarboven... onbewoond. Daarboven: gordijnen dicht. Nu naar links...’

‘Je gaat naar rechts,’ zei Jaap.

‘O ja..., naar links, nog meer. Allemensen, wat een flesjes en potjes! Nou dat ding daar achteraan. Een gewone kist zou ik zeggen, met iets er aan, een handvat of zoiets...’

‘'t Is een aquarium,’ zei opeens de stem van Ondine.

[pagina 29]
[p. 29]

‘Hé!!’ schrokken de jongens. Ivo liet de krant uit zijn handen glijden.

‘Hoe weet jij...’ begon hij.

‘Tjonge, tjonge,’ plaagde Ondine. ‘Zitten de heren in het spionnetje te gluren? Welwel, wat een nieuwsgierige kleine aapjes! Als moesje dat eens wist...’

Dreigend stak ze haar wijsvinger omhoog en bewoog hem heen en weer.

‘Wilden de kleine jongetjes zo graag weten wat meneer Tygendaag in zijn aquarium heeft? En wat zou hij wel in een aquarium moeten hebben? Vissen natuurlijk, goed zo, vissen...’

‘Geef mij die kijker eens,’ zei Jaap.

Zonder een oog van zijn zusje af te houden gaf Ivo Jaap de kijker. En Jaap begon nu, hoewel zonder krant, naar de overkant te turen.

Het was of Ivo plotseling wakker werd. Hij stond op en pakte Ondine bij de arm.

‘Vertel nu maar eens, hoe je dat weet.’

‘Ja,’ plaagde Ondine, terwijl ze zich los trok, ‘dat zou je wel eens willen weten, hè? Maar ze vond het veel te interessant dat ze opeens in het middelpunt van de belangstelling was komen te staan. Want ook Jaap had de kijker neergelegd en keek haar vol verwachting aan.

‘Nou,’ begon ze, ‘als je het dan zo graag wilt weten. ...Op een dag, toen ik bij Joost vandaan kwam...’

‘Wie is Joost,’ onderbrak Ivo haar

‘Joost? Nou Joost Bakzeil, de beeldhouwer,’ zei

[pagina 30]
[p. 30]

Ondine op een toon alsof dit de gewoonste zaak van de wereld was.

‘Ken jij die?’ vroeg Ivo bijna ademloos. ‘Wel verdraaid!’

‘Natuurlijk ken ik die,’ zei Ondine verontwaardigd. ‘Hij maakt mijn kóp!’

‘Hij maakt je kop,’ herhaalde Ivo totaal verblaaid. ‘Jij bent ook niet op je achterhoofd gevallen... Maar hoe ken je hem... hoe ben je hem tegen gekomen?’

Hij schudde zijn hoofd.

‘Nou, gewoon,’ zei Ondine. ‘Toen ik zag dat er een beeldhouwer aan de overkant was komen wonen, ben ik naar hem toegegaan en heb gevraagd of ik zijn werk mocht zien. Nou dat mocht. Hij is zo aardig, jò. Hij vindt dat ik een interessante kop heb!’

‘Die kattekop zeker,’ zei Ivo minachtend. Maar Jaap pakte zijn arm.

‘Ken je de schulpprof ook?’ vroeg hij.

‘Ja,’ vulde Ivo aan. ‘Heeft ie soms gezegd: Kom mijn visjes eens kijken?’

Ondine stak haar tong uit: ‘Klein jaloers jongetje! Nee, die-hoe-noem-je-hem, weet niet eens dat ik bij hem op bezoek geweest ben. Een keer, nadat ik voor Joost geposeerd had, ben ik alle trappen opgelopen om te gaan kijken hoe hij heette. Zomaar uit pure nieuwsgierigheid. Op de deur was een naamkaartje geprikt en daarop stond Dr. Tygendaag, een gekke naam, vond ik. Maar wat mooier was: de deur stond op een kier en toen ik

[pagina 31]
[p. 31]

mijn hoofd er door stak zag of hoorde ik niemand. Toen ben ik doodleuk naar binnen gegaan en heb op zijn lab rondgesnuffeld. Achteraan stond die viskom. Eigenlijk een soort loden kist met een verrekijker er aanvast gemonteerd. Ik keek er door en zag duidelijk allerlei vissen.’

‘Wat gek,’ peinsde Jaap. ‘Wat moet een professor met vissen.’

‘Ga het hem vragen,’ zei Ondine.

‘Iets voor jou, ondier,’ zei Ivo. ‘Van kleine meisjes vindt hij dat natuurlijk doodgewoon: “Menéééér, mag ik uw visjes zien...?”’

‘Tjonge, jonge, wat ben je weer lollig,’ zei Ondine. ‘Als je eens niet zo stoer deed, maar gewoon, zou je best iets kunnen bedenken om met die “schulpprof” van jullie in contact te komen. Wie weet wat een interessante dingen hij je kan laten zien. Misschien doet hij wel proeven met die vissen, weet jij het?’

‘Of misschien heb jij je verkeken en zijn het helemaal geen vissen, maar zeemeerminnen,’ zei Ivo.

Jaap grijnsde: ‘Hij is bezig met een uitvinding om ze van staart te laten wisselen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken