Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De parels van het parlement (1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van De parels van het parlement
Afbeelding van De parels van het parlementToon afbeelding van titelpagina van De parels van het parlement

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.28 MB)

Scans (6.94 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Illustrator

Fiep Westendorp



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De parels van het parlement

(1960)–Lizzy Sara May–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

XVI. Er worden nu snode plannen gesmeed

‘Ik wil van alles doen,’ zei Joost Bakzeil, ‘als jullie er maar voor zorgen, dat dat kleine stinkdier met z'n sik naar andere oorden verdwijnt.’ Hij liep enkele passen achteruit, kneep z'n ogen half dicht en bekeek zo het beeldje dat hij aan het polijsten was.

‘Egoïst,’ schold Ondine, ‘wil je ons daarom alleen helpen? Besef je dan niet, dat het om oneindig veel meer gaat dan het doen verdwijnen van een stinkdier, zoals jij de schulpprof noemt.’

‘Tja,’ zei Joost, en hij ging weer verder met zijn werk, ‘als het nou het parfum van een aardig meisje was dat in het trappenhuis bleef hangen... maar dit, die stank is niet te harden. En wat betreft die idealen van jullie, goed, ik geef onmiddellijk toe dat ik als Siamees ook niet graag door radio-activiteit vergiftigd zou willen worden. Maar zo is het het eenmaal altijd geweest: de onschuld moet lijden!’

‘Nou Joost,’ bromde Ivo, ‘de onschuld moet lijden...! Binnenkort moeten we allemaal lijden, onschuldig of niet. Dat is tegenwoordig heus geen kwestie van onschuld meer. En waar wij je hulp voor vragen is in elk geval een groep mensen redden, die wat beschaving

[pagina 110]
[p. 110]

en cultuur betreft verre onze meerderen zijn. En dat zal jij als kunstenaar toch moeten aanvoelen.’

‘Hm...’ zei Joost, en hij keek even zijdelings naar het stel ernstige kinderen. ‘Hm... Nou, zeg dan maar wat ik moet doen. Wat verwachten jullie van me?’

‘Hè, hè,’ zuchtte Ondine, ‘dat klinkt tenminste veel beter. Leggen jullie hem nu maar eens uit wat voor plannen we hadden.’

‘Nou,’ begon Ivo, ‘we wilden een soort spionagenet om de schulpprof heen leggen. Allerlei mensen over hem uithoren, zijn gangen nagaan...’

Joost krabde zich eens in zijn krullen en keek sceptisch: ‘Wat heb je daar in 's hemelsnaam aan’ vroeg hij.

‘Nou,’ zei Jaap, die tot dusver gezwegen had, ‘dan weten we wat hij zo uitvoert, wanneer hij gewoonlijk weggaat en zo...’

‘Als jij nou 's avonds op de uitkijk gaat staan,’ opperde Ondine, ‘dan kunnen wij in die tijd bij hem inbreken.’

‘Zijn jullie besuikerd,’ zei Joost, ‘ik zie me al elke avond op de uitkijk staan. Hoe moet ik dat doen? Een krukje voor mijn deur zetten en wachten of hij de trap komt afdalen?’

De jongens grinnikten. ‘Ik zie je al zitten, Joost,’ grijnsde Ivo. ‘Met een pijpje in je mond en maar wachten en wachten.’

‘Nietwaar,’ zei Joost en hij keek triomfantelijk rond,

[pagina 111]
[p. 111]

‘als dat nou alles is wat ik moet doen. Nee, jullie moeten heus een betere rol voor me bedenken.’

‘Je kunt ons aan een sleutel helpen,’ zei Jaap.

‘Wat voor een sleutel,’ zei Joost.

‘Een huissleutel,’ zei Jaap, ‘We moeten toch zien bij hem binnen te komen. Een lipsslot heeft hij niet, dat heb ik al onderzocht. Misschien past jouw sleutel op zijn deur, in elk geval zullen we nog voor een loper moeten zorgen.’

‘Alles goed en wel,’ zei Ondine koppig, ‘toch zal Joost eerst op de uitkijk moeten staan om ons te waarschuwen of wij wel kunnen gaan inbreken.’

‘Maar waarom moet ik dat nu juist doen?’ zei Joost. ‘Waarom kunnen jullie dat niet zelf doen? Je woont notabene aan de overkant.’

‘Nee,’ zei Ivo, ‘Ondine heeft gelijk. We hebben wel een goed gezicht op zijn huis en zo, maar er moet van jou uit geopereerd worden. Want als de schulpprof de deur uit is, moeten we zo min mogelijk tijdverlies hebben, snap je. Bovendien wekt het misschien ook bij de buurt achterdocht, als ze ons zo de straat zien overvliegen. Van jouw huis uit heeft niemand er erg in.’

‘En nou snap ik nog steeds niet,’ hield Joost vol, ‘waarom ik, speciaal ik, dan op de uitkijk moet gaan staan. Moeten jullie dan soms niet van de overkant komen aanvliegen?’

‘Ik geloof dat hier een groot misverstand heerst,’ zei Jaap rustig. ‘Joost heeft gelijk. Wat jullie voor-

[pagina 112]
[p. 112]

stellen is de grootste nonsens.

illustratie

Het moet gewoon zo zijn, dat wij ons bij Joost schuil houden en achter zijn deur de trap van de schulpprof in de gaten houden. Zodra

[pagina 113]
[p. 113]

de schulpprof verdwijnt en de kust dus veilig is, snellen we naar boven. Is dat niet duidelijker?’

‘Hè, hè,’ zei Joost, daarbij Jaap op de schouder kloppend, ‘bravo, dit was taal naar mijn hart. Jullie twee zijn me een paar spionnen van het jaar nul. Zal ik jullie eens wat vertellen? Jullie willen me er alleen maar in betrekken om me een goede daad te laten doen.’

‘Nee,’ protesteerde Ivo, ‘daarom niet, maar wel omdat we je nodig hebben, dat wil zeggen je huis nodig hebben.’

‘Zie je wel,’ zei Joost, die daarbij op een krukje ging zitten om een sigaret op te steken, ‘mijn huis. Ik kan rustig opkrassen.’

‘Stil maar, hoor Joostje,’ zei Ondine, ‘jouw beurt komt ook.’

‘Maar ik wil niet eens,’ zei Joost. ‘Mijn huis, goed, maar ik, ik blijf er net zo lief buiten. Ik heb wel wat anders te doen.’

‘Ja,’ zei Ivo, ‘laten we nu niet weer opnieuw beginnen. Laten we nu de plannen even verder afronden.’

‘Ja,’ zei Joost, ‘laten we dat doen. Jullie willen dus mijn huis en mijn sleutel hebben om bij die stinksik in te breken. Wat willen jullie er eigenlijk uitbreken?’

‘De bedoeling is,’ antwoordde Jaap, ‘dat we de documenten, die Ondine in dat kamertje gezien heeft, te pakken krijgen.’

‘Willen jullie die meenemen?’

De jongens knikten bevestigend.

[pagina 114]
[p. 114]

‘Buitengewoon stom,’ concludeerde Joost. ‘Het stomste wat je doen kunt.’

‘Waarom?’ vroeg Ivo.

‘Heel logisch daarom,’ zei Joost, ‘dat je dan wel het bewijsmateriaal tegen hem hebt, maar niet de dader. Zodra dat kleine stinkdier in de gaten krijgt dat zijn documenten gestolen zijn, neemt hij de benen en een knappe vent die hem dan nog te pakken krijgt. Hij zal vriendjes genoeg in het buitenland hebben zitten.’

‘Daar zit wat in,’ zei Jaap. ‘Wat vind je dan dat we doen moeten. Niet inbreken?’

‘Nee,’ zei Joost, ‘wel inbreken, maar alleen de voornaamste bewijsstukken uit het dossier halen. Dat heeft hij zo gauw niet in de gaten. Bovendien zoekt hij zich dan vooreerst een ongeluk, want hij denkt natuurlijk dat hij ze zelf ergens neergelegd heeft en niet meer weet waar.’

‘Goed,’ zei Ivo, ‘laten we aannemen dat we de stukken in ons bezit krijgen. Wat dan? Wat moeten we er mee doen?’

‘Naar de recherche gaan,’ zei Joost prompt. ‘Die vast voorbereiden. Ten eerste hebben ze dan het bewijs, dat je ze niet beduvelt en ten tweede kunnen ze daar dan hun voorbereidingen treffen voor een echte inval, waarbij ze misschien ook de handlangers kunnen grijpen.’

‘Je bent zoals altijd weer geniaal,’ zuchtte Ondine bewonderend.

[pagina 115]
[p. 115]

‘En dan te weten,’ zei Ivo, ‘dat hij in principe buiten de hele affaire wenst te blijven.’

‘Ja,’ zei Joost kwasi bedroefd, ‘wat er aan mij niet allemaal verloren gaat: een mensenredder, een idealist, een politie-agent, een buikspreker, een verkoper van ontroerende goederen.’

‘Van onroerende, zul je bedoelen.’

‘Wel nee, meiske, ontroerende,’ verbeterde Joost, ‘zie je de tranen niet in mijn ogen staan?’

‘Ja, van de rook,’ zei Ivo sarcastisch.

‘Enfin,’ zei Jaap, ‘zullen we dan nu niet even afspreken hoe laat we morgen hier zullen zijn en de boel vast organiseren?’

‘Wel ja, organiseer jij maar,’ plaagde Joost, ‘willen jullie er een glaasje bij? Limonade, bedoel ik.’

‘Nou als het moet,’ zei Ondine.

‘Dus we komen hier morgenavond om, laten we zeggen, half acht,’ zei Jaap. ‘Eerder kom ik het huis niet uit. Ik krijg toch al wat te horen de laatste tijd. We stellen ons achter de deur op en zodra we de schulpprof achter de deur hebben zien verdwijnen klimmen we naar boven. Ondine blijft hier op de uitkijk.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken