Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool
Afbeelding van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschoolToon afbeelding van titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.84 MB)

Scans (11.79 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Vertaler

Rosa



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Engels (overig) / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

(1901)–L.T. Meade–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk III.
Rustenburg.

Hester's reis was, tot hare verwondering, zeer aangenaam geweest. Zij hield van de oude dames, die zich dan ook alle moeite hadden gegeven om haar wat op te vroolijken. Zij gevoelde zich een kleine heldin, toen zij haar hare grieven had verteld; en hare vroolijke verhalen van de school en het schoolleven brachten haar op het denkbeeld, dat er misschien toch ook wel eene vroolijke zijde was aan dat droevige schoolleven, zooals zij het zich had voorgesteld. Maar onderwijl zij naar de plaats harer bestemming reed, gevoelde zij zich weêr beklemd en angstig. De dames Bruce

[pagina 14]
[p. 14]

waren nog met andere reizigers in een omnibus gestapt, welke haar naar hare kleine villa dicht bij de stad zou brengen; Rustenburg lag daar te ver voor uit de buurt.

Een ouderwetsch rijtuig stond te wachten, 't welk de dames Bruce zeiden, dat aan Mevrouw Willis behoorde; en de koetsier, dien zij als Thomas aanspraken, hielp haar koffer en valiesje op het rijtuig zetten. - Zij moest er dus alleen in plaats nemen, en het oude paard reed langzaam voort door de eenigszins stijgende straten. Het was een gure winterdag, en daar de oude Thomas nog eenige boodschappen in de stad te doen had, was het bijna donker, voordat zij de poort van Rustenburg bereikt hadden. - Hester beefde van koude en angst; en toen de zware deuren achter haar gesloten werden, bekroop het wanhopende denkbeeld haar weêr dat zij naar de gevangenis ging.

Zij reden langzaam door een lange laan, en ofschoon Hester niets onderscheiden kon, hoorde zij toch dat zij langs boomen reed, daar de takken telkens tegen het rijtuig aanzwiepten.

Eindelijk stonden zij stil. De oude koetsier klom langzaam van den bok, maakte het portier open, en gaf haar een hand om haar te helpen uitstappen.

‘Kom er maar gauw uit, juffertje; binnen brandt een lekker vuurtje; arme kleine, ge zult wel half bevroren zijn, het is zoo bitter koud.’

Hij trok aan de bel, welke naast de zware deur hing, en kort daarop werd deze geopend door een net dienstmeisje, dat haar verzocht binnen te komen.

‘Daar is zij,’ riepen verscheidene meisjesstemmen.

Hester keek verschrikt rond, maar door de duisternis kon zij niemand onderscheiden dan het dienstmeisje, dat vriendelijk tegen haar lachte en zeide: ‘Welkom op Rus-

[pagina 15]
[p. 15]

tenburg, jongejuffrouw. Als gij even in het wachtkamertje wilt gaan, zal ik Juffrouw Danesbury melden dat gij aangekomen zijt.’

Het kleine kamertje lag rechts van eene groote, mooie vestibule met een ingelegden vloer. Een flink vuur en twee lampen maakten dat deze er vriendelijk uitzag; maar toch was Hester blijde dat zij zich in het wachtkamertje kon verbergen. Zij beefde van koude en verlegenheid, en gevoelde een onbeschrijfelijk verlangen naar May, maar toch was zij nieuwsgierig om Juffrouw Danesbury te zien.

Op eens hoorde zij een stem achter haar, welke zeide:

‘Nogal groot voor hare jaren, maar ik vrees, ik vrees een beetje knorrig en onvriendelijk,’ en toen zij angstig omkeek, bevond zij zich tegenover eene dame van middelbaren leeftijd, met een vriendelijk uiterlijk, en tegenover een meisje, dat veel op een zigeunerinnetje geleek.

‘Annie Forest, hoe ondeugend van je om je achter de deur te verstoppen! Je hebt je aan een groote overtreding schuldig gemaakt, door zonder toestemming in deze kamer te komen. Ik moet je opteekenen en hierdoor verliest ge twee goede punten; ook zult ge zeker weêr dertig regels strafwerk opkrijgen, bij al hetgeen ge reeds te doen hebt.’

‘Maar ge zult me niet opteekenen, mijn lieve, goede Juffrouw,’ zeide het meisje; ‘zoo hardvochtig zult ge niet zijn; vooral omdat nieuwsgierigheid ook één van uwe deugden is. Kom, geef me een zoen, en als ge waarlijk van me houdt, wees me dan genadig!’

Het meisje liep heen en Juffrouw Danesbury wendde zich tot Hetty die met een verontwaardigd gezicht dit tooneel had bijgewoond.

‘Wat een akelig, onaangenaam, onbeschaafd meisje,’ riep zij verontwaardigd uit. ‘Ik hoop dat zij veel straf zal

[pagina 16]
[p. 16]

krijgen, en dat ge haar niet vergeven zult,’ vervolgde zij, terwijl hare verontwaardiging hare verlegenheid geheel verdreven had.

‘O! mijn lieve kind, wij moeten vergevensgezind zijn!’ zeide Juffrouw Danesbury op vriendelijken toon. ‘Welkom op Rustenburg; het spijt mij dat ik er niet was om je te verwelkomen, dan had dit kleine voorval niet plaats gehad. Annie Forest meent het zoo kwaad niet; zij is een wild, klein ding, maar toch lief en hartelijk; spoedig zult ge de beste vrienden zijn. Maar laat ik je nu uwe kamer wijzen, de bel voor het theeuur zal zoo aanstonds geluid worden, en ge zult zeker wel honger hebben.’

Juffrouw Danesbury bracht Hester door de gang naar een breede trap, met een mooien, dikken looper bekleed. Toen zij twee trappen waren opgeklommen, stonden zij stil op een ruim portaal.

‘Ziet ge deze groene tochtdeur?’ zeide zij; ‘daarmede komt men in de schoollokalen. Het gedeelte waar wij nu zijn, behoort aan Mevrouw Willis, en de meisjes mogen hier nooit zonder hare toestemming komen. Aan de andere zijde van deze deur wonen de meisjes, en zij, die zich voorgenomen hebben, zich goed te gedragen en flink te leeren, hebben hier een heel gelukkig leven. Geef me nu een kus, en laat ik je nogmaals welkom heeten op Rustenburg.’

‘Bent u dan onze hoofdjuffrouw?’ vroeg Hester.

‘Ik! Wel neen, mijn kind! Ik geef de kleine kinderen les in 't engelsch, en zorg verder voor de belangen van allen hier in huis. Ik geloof dat ik een zeer nuttig persoon ben; ik ben eene moeder voor alle meisjes en zij zijn dan ook gewoon altijd met hare bezwaren bij mij te komen. Maar wij mogen hier niet langer blijven praten. Geef me

[pagina 17]
[p. 17]

een hand, dan zal ik je zoo spoedig mogelijk naar je kamer brengen.’

Juffrouw Danesbury opende de deur, en Hetty bevond zich in eene geheel andere omgeving. Het gedeelte, dat Mevrouw Willis bewoonde, gaf den indruk van gezelligheid en zelfs van weelde. Aan de andere zijde van de deur waren lange, smalle gangen, met geschilderde vloeren en witte, kale muren. Juffrouw Danesbury, die Hetty nog steeds bij de hand hield, bracht haar door twee gangen, langs verscheiden gesloten deuren, waarachter men onderdrukt gelach en vroolijke stemmen hoorde. Eindelijk stonden zij stil voor eene deur, waarop No. 32 geschreven stond.

‘Dit is uwe slaapkamer, mijn kind,’ zeide de Juffrouw, ‘en ge zult het wel niet naar vinden om hier vannacht alleen te slapen, want Mevrouw Willis kreeg vanmiddag een telegram van Susanna Drummond, je slaapkameraad, dat zij eerst morgen komt.’

Zagen de gangen er kaal en koud uit, dit vertrek had een geheel ander aanzien. Het was eene kleine, doch smaakvol gemeubileerde kamer. Op den vloer lag een groen kleed, voor het raam hing een lief gedrapeerd gordijn; aan den muur stonden twee nette ledikanten, met witte gordijnen behangen; naast ieder ledikant stond een mahoniehouten latafel, en in iederen hoek van de kamer stond een marmeren waschtafel; en zelfs stonden er voor het raam twee keurige kaptafels. Maar wat Hester misschien wel het meest behaagde, was een heerlijk knappend vuurtje dat in den open haard brandde.

‘Dit is nu uwe kamer; daar ge het eerst gekomen zijt, moogt gij kiezen welk ledikant en welke latafel ge wilt hebben.’

‘O, dat is goed.’

[pagina 18]
[p. 18]

‘Ellen heeft je valiesje al opengemaakt; zij zal je koffer vanavond uitpakken, en hem naar de kofferkamer brengen. Maak nu je haar wat op en wasch je handen. Zoodra de bel geluid wordt, zal ik je komen halen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken