Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool
Afbeelding van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschoolToon afbeelding van titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.84 MB)

Scans (11.79 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Vertaler

Rosa



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Engels (overig) / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

(1901)–L.T. Meade–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk II.
De Mede-Reizigers.

De trein snelde voort, en het kleine meisje zat in een hoek van het rijtuig stil te schreien; zij was diep bedroefd en toch verontwaardigd; zij haatte de gedachte van naar een kostschool te worden gestuurd; zij haatte de schoolregels en de straffen, en verbeeldde zich, dat zij van een leven vol vrijheid, naar de gevangenis ging.

Drie maanden geleden was Hester Thornton een van de gelukkigste en vroolijkste meisjes van den geheelen omtrek; maar hare moeder, die haar beschermengel was en het wilde en opgewonden kind in bedwang wist te houden, die

[pagina 9]
[p. 9]

haar met de macht der liefde had geleid, was aan de gevolgen van een ongeluk met het rijtuig overleden, en Hester en May bleven moederloos achter. Verscheidene broertjes en zusjes, welke tusschen Hester en May kwamen, waren gestorven, en enkel de oudste en jongste waren in leven gebleven.

Hester's vader was een streng, rechtvaardig man, maar hij wist niet met kinderen om te gaan; hij bestrafte Hester streng, wanneer zij evenals een jongen in de boomen klom en hare jurken scheurde, of zonder zadel op een van zijn wildste paarden reed; maar dit had op Hester, welke alleen door zachtheid te leiden was, geen uitwerking. Daarom besloot hij zoo spoedig mogelijk andere maatregelen te nemen en haar naar een kostschool te zenden. - Zij was nu op weg naar de school van Mevrouw Willis.

Zij gevoelde zich ongelukkig; het afscheid van haar vader had dit nog verergerd; en zij nam zich voor, zich niet goed te gedragen, en hare lessen nooit te leeren; zij wilde niet met de vacantie met eer bekroond t'huiskomen, veranderd in een alledaagsch en voorbeeldig meisje. - Neen, zij wilde dezelfde wilde Hetty van vroeger blijven, want als haar vader dan zag, dat de school haar geen goed deed, en haar niet had kunnen veranderen, dan zou hij er wel in toestemmen om haar weêr thuis te laten komen. T'huis had zij tenminste May, en de herinnering aan hare lieve moeder.

Hetty voelde diep; sedert haar moeders dood had zij haar naam zelden meer uitgesproken. Wanneer haar vader over hare moeder sprak, liep zij gauw de kamer uit; als de dienstboden van hunne overledene meesteres spraken, werd zij bleek, stampte met haar voet en beval hun te zwijgen, terwijl zij dan zeide:

‘Gij moogt niet over mijne lieve moeder spreken!’

Eens verbaasde zij hen allen, door uit te roepen:

[pagina 10]
[p. 10]

‘Mijne moeder is nu een engel, en gij moogt haar naam niet eens meer noemen.’

Slechts met één persoon sprak zij over hare teerbeminde moeder, en dat was May. - May zei haar gebedje, zooals zij dit tenminste noemde, bij Hetty op, en Hetty leerde haar in plaats van: ‘God, schenk onze moeder Uw zegen,’ zeggen: ‘Ik dank U, goede God, dat Gij onze moeder tot een schoone engel hebt gemaakt.’ - En als May haar dan vroeg, wat een engel was, en hoe hare moeder daarin kon veranderen, sprak Hetty lang met haar, en liet haar vele plaatjes zien met engelen in lange witte kleederen, totdat het kleine kind tevreden was, en zeide: ‘May vindt dat prettig, May wil ook een engel zijn, net als mamaatje.’

Maar deze gesprekken hadden niet dikwijls plaats, want de kleine May was slechts twee en een half jaar oud, en had hare goede moeder spoedig vergeten.

Nadat Hester een poosje stil had zitten schreien achter haar zwaren rouwsluier, ging zij hare mede-reizigers eens opnemen. - Het waren twee oude dames, die zich in hare reisdekens gewikkeld hadden, en bijzonder op hare warme stoven gesteld waren. Ook namen zij Hester eens op. Een van hen bood haar een broodje aan, maar Hester, alhoewel zij heel hongerig was, bedankte er voor, hetzij uit trots, hetzij uit verlegenheid.

‘Misschien wilt gij liever een koekje hebben, lieve?’ zeide de goedige, oude dame. ‘Mijne zuster Agnes heeft heerlijke koekjes in hare mand; wilt gij er een hebben?’ Hester mompelde iets van ja; en het gebakje deed haar zóóveel goed, dat zij haar sluier opsloeg om beter rond te kunnen zien.

‘Zoo mag ik het zien,’ zeide de oude dame; ‘kom wat bij ons zitten, het landschap is hier zoo mooi, het zal je heusch wel bevallen. Kijk, als ge nu hier komt zitten, met

[pagina 11]
[p. 11]

het mandje van mijne zuster voor je, dan moogt ge zooveel koekjes eten als ge maar wilt.’

‘Dank u vriendelijk,’ zeide Hetty, met eene veel vriendelijker stem; 't was ook onmogelijk om onvriendelijk tegen deze lieve, oude dame te blijven; ‘de koekjes zijn heerlijk, maar één is genoeg, de kleine May houdt zooveel van deze koekjes.’

‘En wie is May?’ vroeg de dame, die de koekjes had gegeven.

‘Het is mijn zusje.’

‘O, was 't om haar, dat gij daar net zoo schreidet?’ vroeg de dame, terwijl zij hare hand op Hetty's arm legde; ‘het komt er niets op aan; wij hebben wel meer tranen gezien, heel veel zelfs. Het is heel natuurlijk dat gij om de kleine May schreidet, en ik wilde dat wij haar wat van deze koekjes konden zenden. Gaat gij voor lang van huis?’

‘O, ja, voor maanden,’ zeide Hester; ‘ik wist niet dat het zoo iets gewoons was om te huilen, ik deed het vroeger nooit.’

‘Arm kind, gij hebt nog ander verdriet gehad,’ zeide de dame, terwijl zij naar Hetty's rouwjurk zag.

‘Ja, sinds dien tijd heb ik veel geschreid, maar ik wilde daar liever niet over spreken.’

‘Je hebt gelijk, lieve, je hebt gelijk; laten wij nu over iets vroolijkers spreken. - Mijne zuster Jeanne zegt wel, dat er hier op aarde vele tranen worden vergoten, maar er is ook veel zonneschijn en vroolijkheid; nooit lacht men vroolijker, dan wanneer men jong is, mijn kind. Ik durf wel veronderstellen, dat, ofschoon gij uwe reis droevig zijt begonnen, gij een pretje in het vooruitzicht hebt. Bij voorbeeld, gij gaat logeeren bij eene tante; of bij iemand anders, die u met open armen zal ontvangen.’

[pagina 12]
[p. 12]

‘Neen,’ zeide Hester, ‘daar ga ik niet naar toe; ik ga naar eene verschrikkelijke plaats; en de gedachte daaraan, en het afscheid van May, zijn de redenen waarom ik schreide. - Ik ga naar eene gevangenis.’

‘O, mijn lieve!’ riepen de twee dames in één adem. En Juffrouw Agnes vervolgde: ‘Gij hebt mijne zuster erg verschrikt. Zij heeft er eene hartklopping van gekregen; het is niets, zij heeft er wel meer last van; maar ik geloof, lieve, dat gij u vergist, wanneer gij van eene gevangenis spreekt. Ja, nu ik er over nadenk, is het onmogelijk; want indien gij daar naar toe gingt, zoudt gij onder de hoede van een politieagent zijn. Gij zijt te forsch in uwe uitdrukkingen, lieve, gelijk vele jonge menschen.’

‘Ik noem het eene gevangenis,’ zeide Hetty, die het heel mooi vond, dat er zooveel drukte van werd gemaakt; ‘het klinkt akelig. Mijn vader zegt dat ik naar een school ga; u kunt dus niet verwonderd zijn dat ik daarom schreide, niet waar? Maar wat gebeurt er?’ riep zij verschrikt uit; want de twee kleine oude dames waren eensklaps opgesprongen, en gaven Hetty op iedere wang een flinken zoen.

‘Mijn lieveling!’ riepen zij beiden uit, ‘wat maakt gij ons gelukkig door dat te zeggen! Gij hebt ons zoo doen schrikken; een kostschool is heel iets anders dan gij u voorstelt; als ik nog denk aan de heerlijke dagen, welke wij er doorgebracht hebben.’

Zij begonnen nu Hetty zooveel mogelijk op te vroolijken; en Hester gevoelde zich, voordat zij aan het eind van hare reis was, veel opgeruimder.

Zij waren tot eenige verrassende ontdekkingen gekomen; namelijk dat de oude dames dicht bij de school woonden, waar Hetty naar toe ging. Zij kenden Mevrouw Willis zeer goed, hadden de geheele inrichting gezien, en kenden zelfs

[pagina 13]
[p. 13]

eenige van de leerlingen. Zij zeiden zoo dikwijls, dat Hester een heerlijk leventje tegemoet ging, dat deze er om moest lachen, en het ten laatste half begon te gelooven.

‘Ik ben blij dat ik dicht bij u zal zijn,’ zeide zij met een vriendelijk lachje; want zij was van de goede, oude dames gaan houden.

‘Ja,’ zei Juffrouw Jeanne, ‘wij gaan naar dezelfde kerk, en ik zal Zondag naar je uitzien; en misschien wil Mevrouw Willis 't wel toestaan, dat gij ons eens komt opzoeken.’

‘Ik zal morgen komen, als u het ten minste wilt hebben.’

‘Neen, mijn kind, dat moet gij aan Mevrouw Willis vragen. Maar hier zijn wij eindelijk te Sefton. Wij zullen Zondag goed opletten of wij je ook zien, lief kind.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken