Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool
Afbeelding van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschoolToon afbeelding van titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.84 MB)

Scans (11.79 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Vertaler

Rosa



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Engels (overig) / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

(1901)–L.T. Meade–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XVII.
Het suikergoed is vergiftigd.

‘Ik geloof, Mevrouw,’ zeide de heer Everard tegen Mevrouw Willis, ‘dat gij uwe leerling op haar woord moet vertrouwen. - Het is geen stijfhoofdigheid van haar, dat zij u niets wil bekennen, maar de eenvoudige reden is, dat zij niets te bekennen heeft. - Ik ben vast overtuigd, dat de zaak zich toegedragen heeft, zooals zij mij verteld heeft;

[pagina 104]
[p. 104]

er is hier een geheim, dat wij geen van beiden kunnen doorgronden.’

Mevrouw Willis en de predikant hadden een langdurig gesprek met elkander, en den volgenden morgen kon men zien, wat zij besloten hadden. - Even voordat de morgenlessen begonnen, kwam Mevrouw Willis het schoollokaal binnen, en terwijl zij Annie bij zich riep, legde zij hare hand op den schouder van het jonge meisje, en zeide:

‘Ik wensch u hier openlijk te verklaren, meisjes, dat ik Annie volkomen en geheel vrijspreek van eenig aandeel in het onteerende geval, dat kort geleden in deze zaal is voorgevallen; ik duid hier natuurlijk, zooals gij allen weet, op het boek dat in Cecile Temple's lessenaar gevonden is. Een van u allen, die hier tegenwoordig zijt, is schuldig; het geheim moet nog opgehelderd worden, het schuldige meisje moet uitgevonden worden. Indien zij op het oogenblik hier bij mij komen, en hare schuld openlijk bekennen wil, zoo zal ik haar volkomen vergeven.’

De directrice zweeg, en zag de zaal onderzoekend rond.

Liefde en vergevensgezindheid waren op haar gelaat te lezen; het meisje dat nu voor was gekomen, had niets te vreezen gehad, en had enkel hare teederheid ondervonden.

Niemand bewoog zich; het goede oogenblik ging voorbij, het schoone gelaat der directrice nam hare vroegere ernstige uitdrukking weer aan.

‘Ik zie,’ zeide zij met nadruk, ‘dat het schuldige meisje liever wil wachten, totdat God hare schuld zal openbaren. Mijn kind, wie ge ook zijt, het uur zal komen, ge kunt het niet ontvluchten. - In dien tusschentijd verlang ik, meisjes, dat ge Annie Forest als onschuldig zult beschouwen. - Ik geloof haar, zoo ook de heer Everard, en ge moet evenzoo doen. En een iegelijk van u, die Annie niet als een

[pagina 105]
[p. 105]

volkomen onschuldig en geloofwaardig meisje behandelt, doet mij groot ongenoegen. - Mijn kind, ge moogt weer op uwe plaats gaan zitten.’

Annie, wier gelaat gedurende het grootste gedeelte van de toespraak achter haar krullend haar verborgen was, zag hare meesteres met een dankbaren blik aan.

Mevrouw Willis' oogen hadden echter hunne droevige uitdrukking behouden. Zij zag Annie met een kouden, kalmen blik aan.

Annie's hart werd er pijnlijk door getroffen; zij ging naar hare plaats terug zonder eenig teeken van opgewondenheid of vreugde.

Het geval was aldus geweest: de heer Everard had Mevrouw Willis bewogen deze verklaring af te leggen; maar in haar hart was, zonder dat zij het zelf wist, nog eenige twijfel aan de onschuld van hare leerling gebleven.

Telkens wilde zij zichzelf opdringen, dat zij Annie volkomen geloofde, maar dan fluisterde er weer eene stem in haar: ‘Waarom heeft zij ooit eene spotprent gemaakt van iemand, die als eene moeder voor haar is geweest? Daar zij dit heeft kunnen doen, zoo is zij ook wel in staat een tweede te teekenen. En indien zij het waarlijk niet gedaan heeft, wie deed het dan?’ Mevrouw Willis wilde niet naar deze influisteringen hooren. - Zij had op school openlijk haar geloof aan Annie's onschuld verklaard; maar op het oogenblik, dat hare leerling naar haar opzag met eene wereld van liefde en bewondering in haar oogen, gevoelde zij tot haar onuitsprekelijk verdriet, dat zij Annie hare vroegere liefde niet meer kon schenken.

Annie ging weer op haar plaats zitten, en boog haar hoofd over haar boek; zij wilde zich zelf opdringen, dat zij zich dankbaar en gelukkig gevoelde. Cecile fluisterde haar

[pagina 106]
[p. 106]

een gelukwensch in het oor, en gedurende de wandeling bemerkte Annie, dat enkele meisjes haar weer vriendelijk aanzagen.

Ook in de speelzaal werd zij niet langer buiten alles gesloten, en indien zij slechts gewild had, zoo had zij hare vroegere populariteit spoedig weder terug kunnen winnen. De meisjes echter, die wisten wat er was voorgevallen, konden zich niet begrijpen, dat Annie onschuldig was; maar de verzekeringen van den heer Everard en Mevrouw Willis waren te overwegend om die niet te gelooven; en de meeste meisjes waren veel te blijde, dat zij de geheele zaak konden vergeten, en Annie weer als haar aller lieveling konden beschouwen.

Annie wilde dit echter niet. In de speelzaal was zij enkel met de kleintjes, die hare vrienden waren zoowel in tegenspoed als in geluk. Zij wees de vriendschap van hare vroegere vriendinnen koel van de hand, maar speelde, stoeide en was vroolijk met de kinderen uit de laagste klasse. Zij bedankte zelfs voor Cecile's uitnoodiging om bij haar in haar kamertje te komen. ‘O, neen,’ zeide zij, ‘ik kan niet stil zitten, ik ben in geen stemming om te praten. Een anderen keer, Cecile, een anderen keer! Kom nu, Sybile, mijn schatje, ga goed op mijn rug zitten, dan zal ik je door de kamer dragen!’

Annie's gelaat droeg niet het minste teeken van zorg of angst, zij wilde Cecile echter niet aanzien; Cecile zuchtte, toen zij zich van Annie afkeerde, en ook in haar hart rees de twijfel aan Annie's onschuld.

Gedurende het halve uur vóór het thee drinken zat Annie dien avond op den grond met een klein kind op haar schoot, terwijl twee andere kleintjes om haar heen speelden. Op eens werd zij opgeschrikt door een regen van suikergoed,

[pagina 107]
[p. 107]

die over haar hoofd en langs haar hals naar beneden viel. Zij keek op en ontmoette den slaperigen blik van Suzanna Drummond.

‘Dit dient om je te feliciteeren, mejuffrouw,’ zeide Suzanna; ‘je bent een geluksvogel om zoo ontsnapt te zijn!’

De kleintjes begonnen gretig Suzanna's bruidsuikers op te eten. - Annie sprong op en schudde het kleverige suikergoed uit hare jurk op den grond.

‘Waar ben ik gelukkig van ontsnapt?’ vroeg zij, terwijl zij Suzanna trotsch aanzag.

‘O, hemeltje!’ zeide Suzanna, een paar stappen achteruitgaande. ‘Ik - o - een geeuw onderdrukkende - ik meende alleen maar, dat je op het punt waart leelijk in den klem te geraken. - Het is natuurlijk mijn zaak niet, dat is zeker; ik dacht alleen maar, dat je veel van bruidsuikers hieldt.’

‘Neen, ik houd er niet van,’ zeide Annie, ‘en ook niet van jou. Ga als het je belieft naar je vriendinnen terug.’

Suzanna liep onverschillig weg, en Annie ging weer op den grond zitten.

‘Neen, mijn kleine lievelingen,’ zeide zij, ‘ge moet dat niet eten, zij zijn niet goed. Misschien zijn wij wel vergiftigd, want zij zijn van een van Annie's vijandinnen afkomstig. Laten wij ze bij elkander zoeken, dan zullen wij ze, voordat wij thee gaan drinken, in het vuur werpen.’

‘Maar ik geloof niet dat er vergift in is,’ zeide de kleine Jenny West met een bedroefd stemmetje, terwijl zij een groote bonbon met likeur gevuld in haar mondje stopte; ‘zij zijn alle zoo groot en zoo zoet, lieve Annie.’

‘Dat komt er niet op aan, Jenny, het is toch gevaarlijk suikergoed. Kom, doe ze nu vlug alle in mijn boezelaar, dan zal ik ze in het vuur werpen; wij hebben dan nog

[pagina 108]
[p. 108]

den tijd om haasje over te spelen. O, foei! Juddy,’ zeide zij tegen een van de kinderen, dat stond te pruilen, ‘je wilt toch geen suikergoed van een van Annie's vijanden eten?’

Dit laatste gezegde miste zijne uitwerking niet. De kinderen hielpen flink mee, en wierpen al het verleidelijke suikergoed in Annie's schort. Toen zij alles bij elkander hadden, liep Annie de speelzaal door, en wierp voor de oogen van Suzanna, Hester, Cecile en verscheidene andere meisjes het suikergoed in het vuur.

‘Dit is uit dankbaarheid voor uwe vriendelijkheid, Mejuffrouw Drummond,’ zeide zij, terwijl zij eene spottende buiging maakte en weder naar de kinderen ging.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken