Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool
Afbeelding van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschoolToon afbeelding van titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.84 MB)

Scans (11.79 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Vertaler

Rosa



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Engels (overig) / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

(1901)–L.T. Meade–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XXXVII.
Het geschonden vertrouwen.

Den volgenden morgen opende Annie Forest hare oogen met dat vreemde gevoel van onverschilligheid en gebrek aan levenskracht, hetwelk zoo zelden bij de jeugd voorkomt. Zij zag de zon door de gesloten luiken schijnen; zij hoorde de vogels tjilpen en zingen in den grooten olm, welke het raam bijna met zijne takken raakte. Zij wist hoe de natuur er nu uitzag, want in hare luchthartige dagen was zij menigmaal opgestaan, voordat het dienstmeisje haar kwam roepen; zij was dan voor het raam neergeknield en had het aanbreken van den dag aanschouwd. Een nieuwe dag, met al zijne uren nog voor zich, met zijn helder, doch niet te schitterend licht, met zijn kleed van schaduwen en overeenstemmende kleuren!

Annie had een poëtischen geest, en zij verheugde zich in de stralen, welke zij geheel voor zichzelf van die frissche, blijde natuur opving.

[pagina 209]
[p. 209]

Vandaag echter bleef zij stil liggen; het verveelde haar dat de nacht om was, en dat de dag, met zijne koelheid en wantrouwen, met zijn volkomen gemis aan liefde en eensgezindheid, weer zou aanvangen.

Annie was zeer gevoelig van aard; de grauwheid van haar tegenwoordig leven was een volkomen ondergang voor zulk een natuur als de hare.

De bel werd geluid; het kamermeisje kwam binnen om de luiken te openen en de meisjes te roepen. Annie stond langzaam op, en begon zich te kleeden.

Zij kleedde zich eerst geheel aan, en naderde toen haar bed, waar zij een oogenblik aarzelend voor bleef staan. Zij wilde niet bidden, en toch gevoelde zij zich gedrongen op hare knieën te vallen.

Terwijl zij daar geknield lag, met hare krullen over haar gelaat en hare handen voor haar oogen gedrukt, kwam er een regel van eene van hare lievelingsverzen in hare herinnering:

‘Eene ziel die gezondigd heeft, en wier zonden haar weder zijn vergeven.’

Deze woorden schonken haar rust en gaven haar het vertrouwen weer terug.

De bel voor het gebed luidde, zij stond op en zich tot Suzanna wendende, zeide zij ernstig: ‘O, Suze, ik wou, dat Mevrouw alles wist van onze partij in het feeënland. O! ik wensch zoo vurig, dat God mij zal vergeven.’

Suzanna zag haar met haar gewonen, dommen, onbegrijpelijken blik aan, en zeide ruw: ‘Ik geloof, dat je heelemaal je verstand verloren hebt, Annie.’

Annie zeide niets meer, maar bij het gebed in de kapel was zij blijde, dat zij naast de vriendelijke Cecile Temple kwam te zitten.

[pagina 210]
[p. 210]

En gedurig herhaalde zij weder de woorden:

‘Eene ziel die gezondigd heeft, en wier zonden haar weder zijn vergeven.’

Even voordat de lessen zouden aanvangen, waren de meeste meisjes zeer verwonderd, toen zij zagen dat Mevrouw Willis in haar kamer bleef wachten.

Zij stond een oogenblik stil bij den lessenaar van Miss Good en fluisterde haar iets in het oor, liep toen langzaam naar haar eigen lessenaar, aan het hoofd van de zaal, en zeide toen plotseling:

‘Ik wilde u iets vragen, Suzanna Drummond; wilt gij van uwe plaats opstaan en mij, zonder een oogenblik te aarzelen, antwoorden?’

Phyllis en Nora voelden, dat zij bleek werden; Mary Price en nog een paar van de vluchtelingen begonnen te beven van angst; maar Suzanna zag de directrice dom en onverschillig aan.

‘Ja, Mevrouw,’ zeide zij, terwijl zij opstond.

‘De dames Bruce brachten mij gisterenavond een bezoek, Suzanna, en vertelden mij, dat zij je hadden zien loopen op den rijweg, in de richting van het dorp. Gij wist natuurlijk, dat het ten strengste verboden was de plaats te verlaten. Zeg mij dadelijk, waar ge zijt geweest!’

Suzanna aarzelde, werd vuurrood, en keek naar den grond. Toen zij echter geen uitvlucht kon vinden, stotterde zij:

‘Ik ben de oude Betje gaan opzoeken.’

‘De koekjesverkoopster?’

‘Ja Mevrouw.’

‘Waarom?’

‘Ik - ik had gehoord dat zij ziek was.’

‘Zoo; gij moogt gaan zitten, Suzanna. - Miss Good,

[pagina 211]
[p. 211]

wilt gij zoo goed zijn Jan den tuinman te vragen even in de schoolzaal te komen?’

Verscheiden van de meisjes hielden haar adem in, en meer dan één hart klopte hevig op het oogenblik, dat de tuinman, gevolgd door Miss Good, de kamer binnentrad met de bewuste mand aan zijn arm.

‘Jan,’ zeide Mevrouw Willis: ‘ik verlang, dat ge nauwkeurig aan de jonge dames vertelt, hoe gij de mand vanmorgen gevonden hebt. Kom als het je blieft naast mij staan en spreek zoo, dat iedereen je verstaan kan.’

Na een oogenblik stilte vertelde Jan een weinig verward, en met verscheidene tusschenpoozen, het tooneel, hetwelk tusschen hem en Mozes dezen morgen had plaats gegrepen.

‘Zoo is het genoeg, Jan; gij kunt heengaan,’ zeide Mevrouw Willis.

Zij wachtte, tot de oude tuinman de deur achter zich gesloten had en keerde zich toen weer tot de meisjes.

‘Het is nog geen veertien dagen geleden, dat ik hier op dezelfde plek stond, en een van de meisjes verzocht mij de waarheid te bekennen, om hare medescholieren te redden. Een meisje was schuldig en wilde niet bekennen, en door haar moesten toen al hare vriendinnen lijden. Ik ben dit moede, ik wil niet langer op deze plaats staan, en mij op uwe eer beroepen, die gij niet schijnt te bezitten, op uwe waarheidsliefde, welke er niet is. Nu in dit geval is meer dan een meisje schuldig. Hoeveel van de meisjes van Rustenburg gaan mij van morgen weer een leugen vertellen?’

Er heerschte eene doodelijke stilte; eindelijk stond een van de meisjes van hare plaats op en liep de lange schoolzaal door.

‘Ik ben de schuldigste van allen,’ zeide Annie.

[pagina 212]
[p. 212]

‘Annie!’ zeide Mevrouw Willis, op een half verdrietigen, maar toch verheugden toon, ‘zijt gij eindelijk weer tot u zelve gekomen?’

‘O, ik ben zoo blij, dat ik eindelijk de waarheid mag spreken; straf mij zeer gestreng, ik ben de meest schuldige.’

‘Wat hebt gij met die mand uitgevoerd?’

‘Wij namen haar mede voor eene pic-nic; het was mijn plan, en ik heb de anderen aangevoerd.’

‘Waar was die pic-nic?’

‘In het feeënland.’

‘Zoo, en wanneer was het?’

‘In het midden van den nacht, dien nacht toen u in Londen waart.’

Mevrouw Willis bracht hare hand aan haar voorhoofd; haar gelaat was geheel wit, en de meisjes konden zien, dat zij beefde.

‘Ik vertrouwde mijne leerlingen,’ zeide zij. ‘Gij hadt metgezellen op dien tocht, zeg mij hare namen.’

‘Ja, er gingen nog andere meisjes met mij mee, ik heb haar aangevoerd.’

‘Noem haar, Annie Forest.’

Nu zag Annie Mevrouw Willis voor het eerst aan, keerde zich daarna om en zag de lange zaal rond.

‘Ach, mogen zij het niet zelf vertellen,’ vroeg zij smeekend.

Dit verteederde de harten van Nora en Phyllis, die al snikkende verklaarden, dat zij ook mee gegaan waren, en dat zij er zeer veel spijt van hadden.

Door haar voorbeeld aangemoedigd, bekende eerst Mary Price en daarna ook de andere schuldigen, met uitzondering van Suzanna, die hare oogen strak op haar lessenaar gevestigd hield.

[pagina 213]
[p. 213]

‘Suzanna Drummond, kom hier,’ zeide Mevrouw Willis; nog nooit hadden de meisjes haar op zoo'n gestrengen toon hooren spreken.

‘Suzanna,’ zeide Mevrouw Willis, ‘ik vraag u niet, of gij schuldig zijt; ik vrees, arm, ongelukkig kind, dat, indien ik het deed, gij uw geweten weer met een nieuwe leugen zoudt bezwaren. - Ik vraag u niet of gij schuldig zijt, want ik weet, dat gij het zijt. Het duidelijkste bewijs hiervan is, dat gij zonder toestemming naar de oude Betje zijt gegaan; ik richt u daarna, en verklaar u schuldig. - En nu, jonge dames, die mij zoo slecht behandeld hebt, die mijn vertrouwen zoo bedrogen hebt, die in uwe eer te kort zijt gekomen, ik moet lang nadenken, hoe ik met u handelen moet. In dien tusschentijd moogt gij niet met de andere meisjes samen zijn. Miss Good, wilt gij zoo vriendelijk zijn deze acht meisjes elk naar hare slaapkamer te geleiden?’

Toen Annie de kamer verliet, zag zij Mevrouw Willis open in het gelaat. De wolk, welke zoo lang over haar had gehangen, was in dit uur van ongenade verdwenen. Hare oogen hadden eene zachte uitdrukking.

De Annie van vroeger, doch beter en moediger dan er ooit bestaan had, volgde de meisjes uit het schoollokaal.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken