Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool
Afbeelding van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschoolToon afbeelding van titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.84 MB)

Scans (11.79 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Vertaler

Rosa



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Engels (overig) / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

(1901)–L.T. Meade–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 214]
[p. 214]

Hoofdstuk XXXVIII.
Is zij nog schuldig?

Op den avond van denzelfden dag klopte Cecile Temple aan de deur van Mevrouw Willis' zitkamer.

‘Zoo, Cecile, zijt gij daar?’ zeide de directrice. ‘Het doet mij altijd genoegen je te zien, lieve, maar ik heb het van avond bijzonder druk. Hebt gij mij iets belangrijks te zeggen?’

‘Ik wenschte u alleen even over Annie te spreken; Mevrouw Willis, nu gelooft u toch eindelijk in haar, niet waar?’

‘Eindelijk in haar gelooven?’ zeide de directrice op een verwonderden en pijnlijken toon. ‘Neen, Cecile; mijn kind, gij verlangt te veel van mijn vertrouwen. Ik geloof Annie niet.’

Cecile zweeg, zij aarzelde en scheen half bevreesd te zijn verder te spreken.

‘Misschien,’ zeide zij eindelijk met eene beschroomde stem, ‘hebt u haar sinds van morgen niet meer gezien?’

‘Neen, ik heb het buitengewoon druk gehad. En verder ondergaan de meisjes hare straf, bij gevolg wil ik haar ook niet zien.’

‘Maar vondt u niet, Mevrouw, dat Annie van morgen een moedige bekentenis heeft afgelegd?’

‘Ik stem toe, lieve, dat Annie weer op hare oude, voortvarende manier gesproken heeft; zij beschuldigde zich zelf, en trachtte zich niet achter de schuld van hare metgezellen te verbergen. Op dat oogenblik deed zij mij weer denken

[pagina p.t.o. 215]
[p. p.t.o. 215]


illustratie

[pagina 215]
[p. 215]

aan de vroegere Annie, die ik niettegenstaande al hare fouten steeds vertrouwde en liefhad. Maar alhoewel hare schuldbekentenis zeer openhartig was, mijn lieve Cecile, moet gij je herinneren, dat zij niets bekende, totdat zij er toe verplicht werd. Zij wist, en dat wisten ook de andere meisjes, dat ik de waarheid van de oude Betje had kunnen vernemen, indien zij gezwegen hadden. - En dan, bedenk eens wat zij gedaan heeft. Den eersten nacht, dat ik afwezig was, heeft zij mijn vertrouwen geschonden; zij zeide mij vaarwel, met een glimlach op het gelaat, en een blik vol liefde; en toch heeft zij dit in mijne afwezigheid kunnen doen. Neen, Cecile, ik vrees dat de arme Annie niet is, wat wij dachten. Zij heeft veel verborgen kwaad in dit half jaar gedaan; zij heeft opzettelijk gelogen en mij bedrogen. Ik heb uitgevonden door de datums te vergelijken, dat het dezelfde nacht was van het feest van de meisjes, dat Dora's opstel verruild is geworden. Er is niet de minste twijfel aan, dat Annie de schuldige is. - Ik heb mij zelf moeite aangedaan om haar te gelooven en te vertrouwen op aandringen van den heer Everard, maar dit kan ik nu niet doen. - Lieve Cecile, het verwondert mij niet, dat gij bleek en treurig ziet. Neen, wij zullen de arme Annie niet aan haar lot overlaten; wij zullen trachten haar toch lief te hebben, niettegenstaande hare zonden. Ach, arm, arm kind! Hoe dikwijls heb ik niet voor haar gebeden! Ik beschouwde haar als mijn eigen kind. - Maar nu, Cecile, moet ik je verzoeken mij te verlaten.’

Cecile verliet langzaam de kamer, en betrad een oogenblik later de speelzaal. Het was een regenachtige avond, en de kamer was vol meisjes, die in groepjes zaten en met elkander fluisterden. Men hoorde geen luide stemmen,

[pagina 216]
[p. 216]

en ook geen gelach, behalve van de kleintjes. Er was iets sombers over de geheele plaats, en weinigen zouden de gelukkige meisjes van Rustenburg herkend hebben in deze treurige gezichtjes. - Cecile liep langzaam de speelzaal door en zette zich bij Hester neder.

‘Ik kan Mevrouw Willis maar niet overtuigen,’ zeide zij treurig.

‘Van wat?’ vroeg Hester.

‘Wel, dat wij onze oude Annie weer hebben teruggekregen; het duidelijkste bewijs daarvan is, dat zij de meisjes weer mede uit heeft genomen en even wild en roekeloos en ondeugend als vroeger is geweest; en even als altijd, had zij op het oogenblik, dat de grap was afgeloopen, er weder berouw over, en dat zij steeds berouw heeft blijven gevoelen, kan men wel aan haar arm, bedroefd gezichtje en hare bleeke wangen zien. Zij verlangde natuurlijk er naar om het te bekennen; dit hebben Nora en Phyllis mij verteld, maar zij wilde de anderen niet verklappen. Er is nu tenminste een pak van haar hart genomen, en ofschoon zij in ongenade is en straf ondergaat, is zij niet meer zoo ongelukkig als zij geweest is. Een uur geleden ben ik haar op gaan zoeken; en ik kon haar aanzien, dat zij weer mijne eigen, lieve Annie was. Maar wat denkt ge nu, dat Mevrouw Willis doet, Hester? Zij is zoo gekwetst en teleurgesteld, en gelooft vast, dat Annie aan de andere zaak schuldig is; zij gelooft, dat Annie Dora's opstel weggenomen heeft, en dat zij die teekening in mijn boek geteekend heeft. Zij zegt, dat zij er zeker van is. Maar geloof jij nu, dat Annie's gezicht zoo vredig en gelukkig kon zien van avond, als zij slechts de helft van hare schuld had bekend, indien zij die leugens nog op haar

[pagina 217]
[p. 217]

geweten had? O! Als Mevrouw Willis haar maar even wilde zien! Ik wilde het zoo graag, en kan er niets aan doen. Jij geeft me gelijk, niet waar, Hetty? Denk je eens even in Annie's plaats, en zeg me dan eens, of gij je gelukkig zoudt gevoelen, en of je hart gerust zou zijn, indien ge slechts een gedeelte van uwe schuld hadt bekend, en als door uwe schuld al uwe schoolkameraden in ongenade waren en verdacht werden? Neen, dan zoudt ge niet gelukkig kunnen zijn. Maar, wat ziet ge bleek!’

‘Je bent zoo onnatuurlijk,’ zeide Hester, terwijl zij opstond; ‘je brengt mij in de war. Hoe kan ik mij in Annie's plaats denken? Ik heb haar nooit begrepen, ik wil ook niets met haar te maken hebben. Mij zelf in hare plaats denken? Neen, dat hoop ik nooit te doen. Ik hoop, dat ik nooit in zoo'n toestand zal zijn.’

Hester liep weg en Cecile bleef verslagen zitten. Zij had zoo gehoopt, dat Hester haar ten minste gelijk zou geven, en ook deze beschuldigde Annie.

De geheele school verzamelde zich dien avond voor het gebed in de kapel, en de heer Everard, die de geschiedenis van Mevrouw Willis had vernomen, zeide enkele woorden, welke hierop betrekking hadden, tot de ongelukkige jonge meisjes. - Annie's gelaat kreeg een kalme uitdrukking, toen zij naar de eenvoudige, doch oprechtgemeende woorden luisterde. De oude predikant verzekerde de meisjes, dat God haar, die waarlijk berouw hadden, zou vergeven, en dat de ware wijze van berouw hebben was: op te staan en niet meer te zondigen. Het oogenblik van genot weegt niet op tegen het naberouw, zeide hij. Het is een oud gezegde dat gestolen vruchten het zoetst smaken, maar enkel voor één oogenblik; later zullen zij, die er van gegeten hebben, de bitterheid er van ondervinden. Deze

[pagina 218]
[p. 218]

korte toespraak van den heer Everard gaf Annie kracht om eene nieuwe beproeving, welke haar nog verbeidde, te verdragen.

Mevrouw Willis verzocht al de meisjes haar naar de speelzaal te volgen, en zeide, dat zij van plan was haar de voorrechten, welke zij haar ontnomen had, weer terug te geven; dat, volgens haar oordeel, de omstandigheden nu zoo sterk tegen één meisje getuigden, dat zij niet langer kon vergen, dat de geheele school ter wille van haar zou lijden.

‘Zij weigert nog schuld te bekennen,’ zeide Mevrouw Willis; ‘maar, tenzij een ander meisje zich zelf schuldig verklaart, en mij kan bewijzen dat zij de spotprent teekende, welke in Cecile's boek gevonden werd, en dat zij Dora Russell's opstel wegnam, en hare hand nagemaakt hebbende, er een ander voor in de plaats legde, verklaar ik Annie Forest als de schuldige, en op haar alleen zal mijn ongenoegen neerkomen. Gij moogt uwe kamers weer in uw bezit nemen, meisjes. Morgenochtend zal Rustenburg weer even vroolijk en gelukkig zijn als voorheen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken