Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koningin Rosa (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koningin Rosa
Afbeelding van Koningin Rosa Toon afbeelding van titelpagina van Koningin Rosa

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.71 MB)

Scans (67.96 MB)

ebook (3.46 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Vertaler

J. van der Hoeven



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Brits-Engels / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koningin Rosa

(1903)–L.T. Meade–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 309]
[p. 309]

Hoofdstuk XXX.
‘Is het niet heerlijk vergiffenis te schenken?’

Het zou tot de onmogelijkheden behooren, indien men de verbazing, den schrik - de vreugd aan den eenen - den afschuw aan den anderen kant - wilde trachten te beschrijven, die Rhoda's brief dien morgen veroorzaakte. Juffrouw St. Clair las hem dadelijk en kon van aandoening haast haar toilet niet voltooien. Zoodra zij gereed was, zond zij een boodschap aan mijnheer Ross, haar in een der zitkamers op te wachten. Dit deed hij. Zij overhandigde hem den brief, dien hij bedaard las, en daarna teruggaf.

‘Wat moet er gedaan worden?’ vroeg juffrouw St. Clair.

‘Die ondeugende meid moet oogenblikkelijk het huis uit, en na het ontbijt moet Rosa bij mij komen.’

‘U hebt Rosa onrechtvaardig beoordeeld.’

‘Dat heb ik. Al eenigen tijd te voren had ik een vooroordeel tegen haar, maar de andere stichtte het kwaad.’

‘Meent u die vreeselijke Arabella? Die is nog veel slechter dan Rhoda.’

‘Ik kan nu niet over Rhoda met u praten, Juffrouw St. Clair.’

Zoo sprekend, verliet mijnheer Ross de kamer.

Juffrouw St. Clair leunde achterover in haar stoel, en barstte in tranen uit.

‘Ik moest een hekel hebben aan dat arme schaap,

[pagina 310]
[p. 310]

en dat kan ik niet,’ zeide zij snikkend. ‘Wie zou het ooit gedacht hebben, dat ik, Natalie St. Clair, van een kind kon houden, dat zoo kon jokken, met gemeen volk had omgegaan en zoo onder den invloed van een ander kon komen, om zoo laf, en afschuwelijk te handelen! Als ik al haar fouten en gebreken eens ging optellen, zou ik haar een jeugdige misdadigster noemen. En toch kan ik geen hekel aan haar krijgen. Het is vreemd, dat is zeker.’

Nog nooit was er zulk een morgen op Chorleywood geweest.

Mijnheer Ross liet al de meisjes na het ontbijt bij zich komen, en, toen juffrouw St. Clair ook verschenen was, las hij het grootste gedeelte van Rhoda's brief voor. Hoewel Bella de kamer wilde verlaten, werd haar dit niet toegestaan. Toen zij een brief in mijnheer Ross' hand zag en een blik uit zijne oogen opving, wist zij, wat er gebeurd was. Wat zij onder het voorlezen van den brief ondervond, was in zekeren zin haar welverdiende straf. Aan een goed punt gekomen, vouwde mijnheer Ross den brief dicht en Bella streng aanziende, zeide hij:

‘Woorden ontbreken mij, om uit te drukken, hoe ik over je denk. In het vervolg ben je voor ons een vreemde. Het zal mij genoegen doen, als je deze kamer verlaat en zoo gauw mogelijk met pak en zak van Chorleywood vertrekt. Het kwaad, dat je gedaan hebt, moet je voor je zelf en voor God verantwoorden, Die een afschuw heeft van alle bedrog en huichelarij.’

Bella zag even in de kamer rond. Daar zaten haar vriendinnen, (zij had ze ten minste zoo genoemd), haar boezemvriendinnen, naar zij gehoopt had, allen boven haar stand, met wie zij gedacht had in het vervolg altijd te zullen omgaan; en daar zat Rosa, die zij had

[pagina 311]
[p. 311]

willen benadeelen, en Greta, die zij op haar manier liefhad. Greta wendde haar hoofd om, de andere meisjes hielden de oogen neergeslagen. Rosa alleen zag haar aan, en in haar blik was innig medelijden te lezen. Niets had Bella op dit oogenblik meer kunnen hinderen, dan die blik. Bedaard liep zij naar de deur, mijnheer Ross deed die voor haar open, en zonder hem aan te zien, ging zij heen.

Na de lunch kwam juffrouw St. Clair gekleed en gereed om uit te gaan, de trappen af.

‘Waar gaat u naar toe, Natalie?’ vroeg Eveline, die met de andere meisjes een heel onrustigen morgen had doorgebracht. Wel waren zij verheugd, dat Rosa's onschuld aan den dag was gekomen, maar ook zenuwachtig over alles, wat er in haar midden gebeurd was. Over Rhoda's gedrag waren zij het onderling niet eens.

Eveline herhaalde haar vraag, toen juffrouw St. Clair niet dadelijk antwoordde.

‘Het is misschien gek,’ zeide de oude dame, ‘maar ik ga naar Londen. Ik heb het adres gevonden van dien akeligen Robert Webster; ik ga naar hem toe, want ik zal geen rust hebben, voor ik wat voor dat kind gedaan heb.’

‘O, hoe lief, hoe vreeselijk lief van u,’ riep Eveline, haar armen om juffrouw St. Clair's hals slaande en haar een zoen gevende. ‘Wij houden allemaal veel van u, maar nog nooit hebben wij zooveel van u gehouden als op dit oogenblik!’

‘Je bent een braaf meisje,’ zeide juffrouw St. Clair, ‘en ik geloof, dat, als ik toegevend voor Rhoda ben, jij mij wel helpen en niet tegenwerken zult, niet waar?’

‘Wij zullen u allen helpen; wij zullen er blij om zijn.’

‘Maar - mijnheer Ross? Hij is zoo streng.’

‘Hij is toch uw voogd niet? U kunt toch handelen zooals u zelf wilt?’

[pagina 312]
[p. 312]

‘O, ja. Mijn dominee, mijnheer Wolfe, beschouwt die dingen uit een ander oogpunt, hij is zoo zachtzinnig - zoo Christelijk, als ik het zeggen mag. Nu, Eveline, ik kan morgenochtend terug zijn, het rijtuig is voor. Adieu!’

De uitslag van deze reis naar Londen was, dat Robert Webster bij zich zelf dacht, aan zijn eerbied voor de Voorzienigheid te kort te zullen doen, indien hij nu niet inschikkelijk was. Als juffrouw St. Clair Rhoda vergiffenis wilde schenken, waarom zou hij er zich dan verder mee bemoeien? Maar was zij onverzoenlijk geweest, dan had hij niets meer met Rhoda te maken willen hebben. Toen juffrouw St. Clair hem nu voorstelde, Rhoda, op haar kosten, voor een jaar op een goede kostschool te plaatsen, en haar, na verloop van dien tijd, als zij een nieuw leven begonnen was, als haar dochter aan te nemen, had hij hier niets tegen. Integendeel, hij vond het een zeer aannemelijk voorstel.

Rhoda wist niet, hoe zij haar berouw, haar liefde en dankbaarheid zou toonen en juffrouw St. Clair kwam zeer voldaan en gelukkig op Chorleywood terug.

Daar hoorde zij groot nieuws.

‘O, Natalie, hoe vindt u zoo iets!’ riep Eveline haar toe. ‘Vader heeft een huis in Eastbourne gehuurd, en wij gaan er de volgende week naar toe, om alles voor moeder in orde te maken. Wij zullen dikwijls bij haar mogen zijn en vader denkt, dat zij tegen den winter heelemaal beter zal wezen.’

‘Het is verwonderlijk, hoe goed alles nog terecht is gekomen,’ zeide juffrouw St. Clair, en fluisterend voegde zij er bij, terwijl een glimlach haar gelaat verhelderde, ‘wat is het toch heerlijk vergiffenis te schenken; eigenlijk geloof ik, dat het het heerlijkst is, wat er bestaat.’

EINDE.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken