Gids voor jonge lieden van beschaafden stand
(1821)–Anna Barbara van Meerten-Schilperoort–
[pagina 1]
| |
Gids voor jonge lieden.Ten tijde van het Fransch Bestuur over ons land, zagen verscheidene familiën uit den eersten stand, zich van een groot deel hunner bezittingen, of van aanzienlijke posten beroofd; andere meenden die posten niet overeenkomstig hun geweten te kunnen blijven waarnemen, en nog andere ondervonden zoo veel onaangenaamheden in dezelve, dat zij niets liever verlangden, dan er zich van los te maken. Verscheidene van deze familiën vormden het plan van, zoo mogelijk, te émigreren, en dar de meeste, ook nog na de geledene verliezen, aanzienlijke middelen hadden over behouden, viel dezelve de uitvoering van dit ontwerp minder moeijelijk. Met eene gereede opoffering, van een deel hunner overbehoudene schatten, bestreedden zij de moeijelijkheid hunner | |
[pagina 2]
| |
uitwijking, en begaven zich ongemerkt, de een voor, de ander na, naar zekeren afgelegen oord, op de uiterste grenzen van hun voormalig vaderland, waar zij zich weder verzamelden.
Al deze familiën waren met een aantal kinderen, van verschillende sekse, maar nagenoeg van gelijke jaren, bedeeld. Deze hadden zij vooral in het oog gehad, toen zij het plan haren uitwijking vormden; zij verlangden dat de rampen, haar vaderland haar en haar zelve overgekomen, ten minste iets goeds voor hare lievelingen zouden te weeg brengen. Zij wenschten deze kinderen ver van het gewoel der groote wereld, eene opvoeding te geven, welke de voordeelen eener huisselijke opvoeding zou bezitten, zonder de nadeelen van dezelve te hebben. Men had tot dit einde twee zeer bekwame jonge menschen aan zich verbonden, van welke de een eene grondige geleerdheid en volkomene kennis der oude talen en hoogere wetenschappen magtig was; terwijl de ander geheel was ingewijd in de nieuwere litteratuur, en alle talenten bezat, welke den wél opgevoeden mensch kunnen versieren. Eene zeer beschaafde en beminnelijke vrouw was de moeders behulpzaam, om de meisjes in alle vrouwelijke kundigheden te onderrigten, en voort te bouwen op de stevige gronden van onderwijs, door de bekwame leeraars gelegd. Deze verdienstelijke personen deelden het werk der opvoeding | |
[pagina 3]
| |
met de ouders; zij waren leden des gezins, en het was voor vreemden volstrekt onmogelijk, de leeraren van de vaders, of de gouvernante van de moeders te onderscheiden, daar allen dezelfde lijn trokken, allen evenzeer deel namen aan de opvoeding en het ouderwijs, allen evenveel gezag uitoefenden en evenzeer bemind, geacht, geëerbiedigd en gehoorzaamd werden door de kinderen; terwijl de illusie nog volkomener werd, daar de kinderen aan allen, ook aan hunne opvoeders, den zoeten naam van vader en moeder gaven. Zoo volkomen was het vertrouwen, hetwelk men onderling op elkander had, dat het voldoende was, door een zeker bepaald teeken te weten, dat deze of die vader of moeder, of opvoeder, of leermeesteres, reden van ongenoegen had op een kind, om dat zelfde kind, door allen met koelheid en zigtbare ontevredenheid te doen behandelen, tot men op eenen gezetten tijd, het misdrijf van het kind vernomen en over hetzelve onderling beraadslaagd had.
Vier zoodanige familiën woonden op vier nabij elkander gelegene landgoederen. De kinderen werden gezamenlijk onderwezen, vermaakten zich gezamenlijk, spijsden gezamenlijk en vormden alzoo ééne groote school; terwijl echter alles zooveel mogelijk huisselijk was ingerigt. Hunne leeruren waren stiptelijk bepaald; echter genoten zij veel uitspanning; maar waren, bij de | |
[pagina 4]
| |
meeste vrijheid, nooit zonder ouderlijk opzigt. Zoo leefden zij verscheide jaren, in de gelukkigste eendragt voort; bij de goed slagende opvoeding, zegende de ouders bijna het verlies hunner bezittingen, hetwelk hen in de gelegenheid gesteld had, om zelve over de opvoeding hunner kinderen te waken. Zij vonden zooveel vermaak in de huisselijke pligten en landelijke genoegens, dat zij moedig de verzoeking wederstonden, om, bij de herstelling van hun vaderland, en den val van Napoleon, weder bezit te nemen van hunne posten, en aan de uitnoodiging, welke zij ontvingen, om weder aan het Hof te verschijnen, te voldoen; maar even moedig offerden zij deze hun zoo dierbare landelijke genoegens op, toen hunne oudste kinderen tot die jaren gekomen waren, dat dezelve op het tooneel der wereld verschijnen moesten. De vermaken welke de groote wereld, en die, welke het land aanbieden, op den regten prijs schattenden, zouden zij voor zich zelve geen oogenblik geaarzeld hebben, om hun leven in de landelijke rust en landelijke bezigheid te eindigen; maar zij vonden geene vrijheid, den Staat zoo veel nuttige burgers te onthouden, daar er onder hunne kinderen veelbelovende jongelingen waren, wier eerste bestemming het was, hun vaderland te dienen.
Zij verlieten dan hunne vreedzame landwoningen en vestigden zich in de residentie, ten einde | |
[pagina 5]
| |
hunne kinderen allengs en niet onvoorbereid, der wereld in te leiden. Men besloot echter zoo veel en zoo lang mogelijk, ook in de stad, de gewone leefwijs te volgen: de lange voormiddagen werden tot verstandsoefeningen besteed; des namiddags werden fabrijken en werkplaatsen bezocht; eene enkele maal gingen de jonge lieden, onder geleide van hunne ouders of opvoeders, in gezelfschappen; terwijl des avonds, bescheidene aanmerkingen op deze gemaakt, en vooral het gedrag der jonge lieden in dezelve beoordeeld werd. Allengs geleidde men de meisjes tot de publieke vermakelijkheden, en trachtte door eene behoorlijke voorbereiding, dezelve voor haar zoo veel mogelijk onschadelijk te maken. Één dag in de week verwisselde men echter deze gekunstelde vermaken, tegen de eenvoudige en edele genoegens der Natuur, en trachtte de kweekelingen hunnen smaak voor dezelve te doen behouden. Geen dag ging er om, dat niet een of verscheidene ouders, of zelve deel namen aan het onderwijs, of ten minste er bij tegenwoordig waren, en de algemeene school bezochten. Echter kwamen op bepaalde tijden, opzettelijk en plegtig al de ouders bij elkander; dan werden de aanteekenboeken geopend en de slotsom van de goede of kwade aanteekeningen voorgelezen; rekenschap van de werkzaamheden afgelegd; in een of ander vak onderzoek gedaan; berisping, lof en somtijds ook eene belooning uitgedeeld; en altijd werden deze handelingen geopend of | |
[pagina 6]
| |
gesloten met eene korte eenvoudige voorlezing, door eenen der vaders of opvoeders, voor al de kinderen, of ook wel alleen voor de zonen; terwijl de moeders of opvoedster op andere tijden, en bij andere gelegenheden hare dochters iets voorlazen.
Deze voorlezingen deden de jonge lieden zoo veel vermaak, werden met zoo veel belangstelling aangehoord, en werkten somtijds zoo veel goeds uit, daar in dezelve van tijd tot tijd al de pligten voor jonge lieden, van veertien jaar tot den volwassenen leeftijd toe, opgenomen en behandeld werden, dat zij dezelve als eenen gids voor hun gedrag konden beschouwen; waarom men ook wenschte andere jonge lieden dezelve mede te deelen; en het was met dit oogmerk, dat men besloot, de aankomende jeugd, eenige dezer voorlezingen in deze bladeren aan te bieden.
De eerste voorlezing werd gehouden kort voor hun vertrek naar de stad, door den eersten opvoeder, voor al de kweekelingen, over de pligten, welke kinderen van beide sekse, Gode, hunne ouders, broeders en zusters schuldig zijn.
De tweede door de opvoedster der jonge meisjes, om dezelve voor te bereiden tot hare maagdelijke bestemming, bij hare eerste intrede in de wereld. | |
[pagina 7]
| |
De derde door den oudsten der vaders, den avond van den dag, op welken de oudste zonen en dochteren de plegtige belijdenis van hun geloof hadden afgelegd.
De vierde door eenen der vaders, den avond voor het vertrek van verscheidene der zonen en kweekelingen, naar Akademiën en andere oorden.
De vijfde door de oudste der moeders, om hare huwbare dochters en kweekelingen met de pligten en voorregten van haren aanstaanden stand bekend te maken. |
|