Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geertje (2 delen) (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geertje (2 delen)
Afbeelding van Geertje (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Geertje (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.85 MB)

Scans (4.38 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geertje (2 delen)

(1917)–Johan de Meester–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 196]
[p. 196]

VII.

Hij ging niet naar bed, die nacht. Terwijl Van Dantzig er nog was, had Geertje met een zucht als van iemand die ontwaakt uit diepe slaap, de oogen geopend. Nu sluimerde zij onrustig, de ademhaling vaak erg snel, dan onhoorbaar, dan zwaar als van zuchten. Lang was Van Dantzig gebleven, zijn avond er aan gevend, zoodat Maandag naar de apotheek had kunnen gaan en wachten op wat er voor haar bereid moest. Bij dokters vertrek, hadden zij gepraat op het portaal. Hij vond haar toestand zorgelijk: doodzwak en dan zóó overspannen. Als het een miskraam werd, kon het haar dood zijn. - ‘Beter wanneer ze niet hier blijft, ze heeft veel verpleging noodig....’ Daarom waakte Maandag de nacht. Een lang stuk bordpapier had hij vóór de lamp gehangen. Het raam bij zijn schrijftafel moest op een kier blijven en de eene deur van de bedstee aanstaan. In de kamer, van schaduwen geheimzinnig, huiverde de buitenkou. Hij had zijn overjas aangetrokken en wollen sokken in plaats van pantoffels, om niets geen gerucht te maken, wanneer hij naar de bedstee liep.

Nog in overleg met Van Dantzig, had hij, om zeker te zijn, hoe haar groo'va gezind was, de voor haar gekomen brief geopend. En in de lange leegte en stilte der wake tastte zijn hand telkens naar het papier, en nogmaals overzagen de oogen die regels, schrijnde opnieuw de zekerheid, van wat hem als een onthulling verschrikt had.

Niet Groo'va - d'er vrind Heukelman had haar geschreven.

[pagina 197]
[p. 197]

Zij moest het adresschrift hebben herkend. Daarop was zij in zwijm gevallen. Wat zou het bij haar zijn geweest? 't Kòn, dat ze, hópend op Groo'va's vergeving, over d'er overspanning heen was geraakt, toen ze zag dat de brief niet van Groo'va was. Stommeling, die hij was geweest! Om met zoo'n drukte naar binnen te komen en blij te roepen: - ‘Ja, voor jou!’ 't Was mógelijk, dat ze enkel van die schrik was flauw gevallen. Maar - ze moest het schrift hebben herkend. Natuurlijk hàd ze het herkend. Van d'er vroegere vrijer - die haar nòg liefhad. Terugkeer van oude liefde, berouw?.... Kòn dat? Kon een vrouw zóó gauw veranderen? - Nog dezen eigensten avond had ze ommers naar Heins gevraagd. Natuurlijk, ze liep met een kind van de fielt. Kòn het dan, dat het enkele weerzien van het schrift van die vroegere d'er zoo had overstuur gebracht? Dantzig had dadelijk, onderweg hierheen, gevraagd: is ze soms geschrikt, is d'er wat gebeurd? - 't Feit, dat-ie schreef, kòn haar doen vermoeden, vrat Heukelman in zijn brief zou zeggen. De Nijkerks hadden niet overdreven met wat ze indertijd, làng gelee, toen Geertje pas hier was en naar 'en dienst zocht, hem, Maandag, hadden verteld van die vrome boerenkinkel, rijk maar een kinkel, zóó verliefd, dat-ie uit hartzeer over Geertje's afwijzing naar Amerika was gegaan. Nu bleek-ie terug - en nog verliefd....

 

Geliefde Geertje.

 

Nademaal uw grootvader mij onder geheimhouding heeft medegedeeld, zoo meld ik u alsdat ik onder Godes hoede uit Amerika in ons dorp ben teruggekeerd en uw nicht Bet en ik zijn de eenige menschen hier die het van u weten. ‘Ik schrijf deze dingen niet om u te beschamen, maar als mijne lieve kinderen vermaan ik u.’ Alzoo schreef Paulus, de geroepen Apostel van Jezus Christus, aan de gemeente, die te Corinthe was. Hoe zou ik dan anders schrijven aan u, Geliefde Geertje? ‘De liefde bedekt alle dingen,’ staat er in

[pagina 198]
[p. 198]

denzelfden Zendbrief, maar ook de Spreuken zeggen het reeds: ‘de liefde dekt alle overtredingen toe’, ‘die de overtreding toedekt, zoekt liefde,’ ‘een vriend heeft te aller tijd lief.’

Ik heb u lief te aller tijd, ik beschouw ons door God voor elkander bestemd, maar bang is het in mijn harte, Geliefde Geertje, overmits uw grootvader mij heeft gezegd, dat gij niet naar hem hebt willen hooren. ‘Vermaant elkander te allen dage, zoolang als het heden genaamd wordt, opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde.’ Zoo hoop ik dan, Geliefde, dat gij nog zult luisteren naar mij als naar een die niet aflaat voor u te bidden. ‘En hunne zonden, zegt de Heere, en hunne ongeregtigheden zal Ik geenszins meer gedenken. Waar nu vergeving derzelve is, daar is geene offerande meer voor de zonde.’ Denk ook aan dit uit Daniël: ‘Bij den Heere, onzen God, zijn de barmhartigheden en vergevingen, alhoewel wij tegen hem gerebelleerd hebben.’

Zoo verzet u dan niet langer, Geliefde Geertje, keer weder tot Hem die Vergeving is en Genade. En verzoen u met uwen grootvader, schrijf hem zoo spoedig mogelijk of schrijf aan mij, die zich noem

Geliefde Geertje. Hij die u trouw bleef en die niet ophoudt den Goeden God voor u te bidden,

 

Willem Heukelman.

 

Spreuken 16:6; 1 Petrus 4:8.

 

Teksten, de brief bestond uit teksten! Dat was zoo'n kinkel z'en beschaving. Geer had ommers verteld van d'er groo'va, hoe die gebeden maakte van teksten! De vluchteling naar Amerika hield zich verstandig aan Meester z'en lessen! - Maandag dacht aan Multatuli, die citaten bij valsch haar vergeleek. Voor alle leven somstandig heden lagen de teksten bij de lui klaar, als sneedjes brood met boter en kaas. De bijbel was de kast met laadjes: wat er gebeurde, wat hun overkwam, ze hadden maar aan een knop te trekken. Als

[pagina 199]
[p. 199]

Kruger in den laatsten oorlog: z'n Boertjes nog zoo klop gehad, hij klaar met de bijbelzalf.... Een troost als 't gemeend werd, waarlijk gevoeld! En deze jongen voelde het. Zijn bijbelschheid hing de kinkel om de hersens als 's zbndag's ze'n lakensche pak om z'en lijf; maar hoe beroerd, hoe nijdig de vroom-vermanerij Maandag aanvankelijk had gestemd, na de eerste keer lezens; nù legde hij, zuchtend, de brief neer in bewondering voor Heukelman's kalme flinkheid. Zùlk leven-met-de-bijbel wàs meer dan zondagsche Meeren. Maar - was 't iets voor Geertje, was zij niet heel anders?.... Hij wist het niet, hij wist het niet. Hoe weinig kende hij de meid. In de laatste tijd was ze gewoon abnormaal. En wat had hij vroeger met 'er gesproken! Bij de Nijkerks had ze zich onthuisgevoeld, dat had hij van den begin af gemerkt. En verder had-ie haar niet anders gekend dan in d'er droevige liefde voor Heins.

Dat ze-n-'en lief meisje was; meer wist hij eigenlijk niet.

Ontroering beefde om zijn mond, toen hij bruusk wipte van de stoel. Hij schrikte meteen, daar het gerucht van zijn beweging haar kon hebben gehinderd. De adem inhoudend, staarde hij, het kleine hoofd scheef-achterover op de schouders, naar de zware schaduw waar de bedstee was. Nu was ze niet anders dan ziek, dood-ziek. Misschien zou ze Heukelman's brief nooit lezen.

Hij hield een hand voor de oogen gedrukt en sloop weder naar de bedstee, met een zoo ver mogelijk uitzetten van zijn kleine zwakke beenen. Geregeld was de ademhaling. Ze lag daar goed - de Tabbe's hadden toch maar heerlijk geholpen. God! als het nog eens wel met 'er afliep....

Bij de gewaarwording dat zij rustig scheen te slapen, wendde hij zich eensklaps om. Loomheid doorzonk hem; hij vroeg zich af hoe laat het zou wezen; hij dacht met tegen-op-zien aan zijn dagplichten van morgen. Maar hij wilde zoo niet zijn! Een zenuwtrekking van zijn schouders was gelijk een ontrukken aan moedeloosheid. In-eenen gaf hij er zich

[pagina 200]
[p. 200]

rekenschap van, dat nu hij Heukelman's brief had gelezen, deze hem verplichtte de man te waarschuwen.

Als een verwardheid in zijn denken, martelde daar nog even de aarzeling, of het, indien zij waarlijk eens niet zoo erg ziek bleek, niet mogelijk zou zijn, haar stil hier te laten: juffrouw Tabbe was ommers welgezind.... Maar onmiddellijk zei hij zich dat het niet mocht, Van Dantzig had beslist gesproken.

Hij zou - ja hij zou morgen telegrafeeren. Aan de grootvader, - makkelijk: ‘hoofd van de school’; en, een tweede telegram, alleen ‘Willem Heukelman’; zoo'n rijke boer, 't kwam waarschijnlijk terecht. ‘Geertje ongesteld, kom over’ met zijn straat en het huisnummer....

Dan zou Heukelman zeker komen en waarschijnlijk de Grootvader mee. Ook om het geld was het beter, was 't noodig! verpleging, waar ook, wat zou het niet kosten!

Om niet verder zich in te denken in de rijkdom van ‘de kinkel’, dwong hij, op de brief starend, zijn gedachten tot Heukelman's vroomheid terug. Zòu 't gaan met Geertje? Was 't niet 't beste?....

Toen.... opeens.... god ja, ze riep!

- ‘Maandag’, riep ze, niet meer - ‘meneer’.

Geruchtloos repte hij zich naar de bedstee.

- 'k Heb zoo'n pijn, zoo'n erge pijn.... Waar ben ik hier? Hoe laat is het toch?

- Arme maid.... sau'n pain.... ik hèb wat....

Onder de lamp vulde hij het medicijnglaasje uit de drankflesch.

- Wat is dat? Och nee.... 'k Heb zoo'n pijn....

- Toe no', je hadt et al lang motte neme, ma'r je sliep sau lekkertjes.

- Och....

In zijn verlegenheid meende hij het glaasje niet recht vóór haar mond te brengen, zoodat het stortte; hij dacht dat ze daarover klaagde. Maar hij dorst er niet naar vragen - stil moest het zijn; als ze maar sliep! En goddank, ze bleef stil nu, kreunde wel, maar scheen ingedommeld.

[pagina 201]
[p. 201]

Pijn!.... Wat-ter-wereld zou hij beginnen, als de miskraam eens plotseling nu kwam? Van Dantzig zei: ‘geen kwestie van’. Maar die pijn, wat was die pijn dan?

Nog geruischloozer dan de vorige keeren, schrikkend toen zijn beenbot kraakte bij de groote pas die hij nam, ging hij terug naar de ramenkant en zag met verheuging de schemer. Wanneer het dag was, kon hij de Tabbe's wekken, als het eens mocht noodig zijn. Dag.... dan was hij niet zoo bang meer - och, wat een baas van een ziekenoppasser! Deugde voor niks, hij, dwerg, mismaakte! En dat wou dan nog jaloersch zijn....

Op de stoof stappend, nam hij de lampebol uit de hanger, en op gevaar van het goed te schroeien, spreidde hij zijn jas ertegen uit, toen hij de bol vóór het open raam bracht, waar hij, laaghoudend, het licht uitblies.

Dan bleef hij staan bij zijn schrijftafeltje, en overlegde, aan wie te vragen, dien dag voor zijn krantjes te zorgen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken