Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De horizon wordt wijder (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van De horizon wordt wijder
Afbeelding van De horizon wordt wijder  Toon afbeelding van titelpagina van De horizon wordt wijder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.20 MB)

Scans (49.10 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

N.J.B. Bulder



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De horizon wordt wijder

(1957)–Wolbert Meijer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

11
De eekhoornjacht

Mijnheer Zandstra trok met zijn laddertje steeds dieper het bos in.... Hij ging vanaf de hoofdweg naar links. En de beide jongens gingen de hond dus zoeken naar rechts. Daar zou Hector best kunnen zijn, daar achter die struiken of achter die zware bomen. - Ik vind het hier prachtig, zei Joost. En ik vind mijnheer Zandstra een aardige man, ik vind hem nog aardiger dan gistermiddag. - Ja, zei Piet.... 't Is een mirakel zo aardig als die man is.... Hij is nog aardiger dan jouw opoe.

Joost had deze keer niet in de gaten, dat Piet hem voor de mal hield. En daarom ging hij doodernstig op Piet zijn dwaasheid in en hij zei:

- Jij hebt met mijn opoe niks te maken.... En ik heb ook niet eens een opoe. Ik heb een grootmoeder.

- O, zei Piet - en hij keek heel ernstig.... O, dat wist ik niet.... Zo, hebben ze in Rotterdam grootmoeders.... Nou, dan is mijnheer Zandstra nog aardiger dan Uwes grootmoeder.

Nu kreeg Joost het in de gaten.

- Ga weg, flauwe knul! schreeuwde hij.... Hier!....

[pagina 75]
[p. 75]

En hij schoot achter Piet aan, die dwars door de struiken heen de veiligheid zocht.

Toen kraakte en knapte het in de struiken zo hevig van hun scheuren en schuren, dat ze er zelf een beetje van schrokken. Op een open plek in het bos stonden ze daarom van die schrik eens even te bekomen.

- We jagen de vogels op, zei Piet. Als de boswachter ons ziet, zijn we er bij....

Ja, wat moesten ze dan? En waar was de weg nu eigenlijk naar het boswachtershuis? Waar was mijnheer Zandstra?

Ze keken voorzichtig alle kanten rond, maar nergens zagen ze iets, dat hen kon helpen, om de weg naar een uitgang te vinden. Zelfs de snelle Piet zag zich geen uitweg. Maar.... hij zag wel iets anders.

- Kijk, kijk, zie je dat?

Hij wees naar een schaduwplekje aan de voet van een kolossale beukeboom.

Joost zag het.

Daar zat, parmantig op zijn achterpootjes, een fraaie, bruine eekhoorn. Tussen zijn voorpootjes hield hij een noot. Zijn prachtige pluimstaart lag gekruld langs zijn rug. Zijn felle oogjes schitterden en zijn scherpe nagels beten snel de bolster van de noot.

- Mooi zeg, fluisterde Joost.

- Sst! deed Piet met zijn vinger tegen de mond.

Op hun tenen schoven ze vooruit om nog dichter het fraaie diertje te kunnen naderen.

Maar zo zoetjes konden ze niet sluipen, of het vlugge dier had hen opgemerkt. Het spitste de fijne oortjes. Het richtte zich helemaal op.... Toen, vlugger dan je het met je ogen kon volgen,

[pagina 76]
[p. 76]


illustratie

schoot het weg. Het sprong tegen de gladde beukestam op, het kletterde met zijn rappe pootjes in een ommezien tegen de groene bast omhoog en het verdween tussen de groenende takken.

Nu stil sluipen en zwijgen geen zin meer hadden, braken de jongens zelf opnieuw de stilte van het bos. Ze klapten in de handen.... Ze schreeuwden als wilde jagers. En ondertussen zagen ze het beestje weer uit het groen tevoorschijn komen en snel rennen over een zware tak: ze zagen het ranke lijfje golven over een dunne twijg. Ze zagen, hoe het diertje de twijg deed wiegen éénmaal, tweemaal.... Toen nam het zijn sprong, zijn zwevende, sierlijke sprong met gespreide pootjes en wuivende staart naar de volgende boom.

- Geweldig! juichte Joost, zag je dat? Vlug, Piet!.... Vlug er achteraan! We gaan hem jagen!.... We zijn eekhoornjagers!....

[pagina 77]
[p. 77]

Ja, maar dat volgen ging zo eenvoudig niet. Want tussen de toppen van de bomen, die de eekhoorn als zijn vluchtterrein had gekozen, was geen enkele hindernis. Daar was alleen maar de ruimte van de wijde, blauwe lucht. Maar tussen de stammen van diezelfde bomen was wel degelijk een hindernis. En een lastige hindernis ook. Daar was als afrastering een zware prikkeldraadversperring gespannen.

- Er onder door, jô! riep Piet.... Houd jij deze draad even vast!

Joost hield de draad strak omhoog. En met zijn voet drukte hij de benedendraad naar beneden. Er was nu zoveel ruimte gekomen, dat er wel twee Pieten tegelijk door konden kruipen. Tenminste als die Pieten iets hadden van de voorzichtige vaardigheid van de wegvluchtende eekhoorn. Maar hoe vlug en lenig Piet anders ook was, duiken onder prikkeldraad door was voor hem toch een te weinig beoefende sport. Hij dook net niet laag genoeg.

Toen kraakte er wat. Het kraakte hevig.

- Jô, je broek! schreeuwde Joost.... Pas op toch! Je broek!.... Het was al gebeurd.

Piet stond aan de overkant. Hij keek niet meer omhoog naar de vluchtende eekhoorn. Hij draaide zijn hoofd een halve slag naar rechts, zo schuin naar beneden, terwijl zijn handen langs zijn zitvlak tastten. Toen hij nog niet genoeg kon ontdekken van de ravage draaide hij zijn hoofd een halve slag naar links.

Zijn voorhoofd trok wel in zeven rimpels. Maar hij zag nog niet genoeg, om een volledig beeld te krijgen van de aangerichte verwoesting.

En Joost?

Die lachte.

[pagina 78]
[p. 78]

Hij lachte, dat hij schaterde. Want Piet had niet een doodgewone scheur in zijn broek. Ook niet een heel gewone Hollandse winkelhaak. Nee, Piet zijn hele zitvlak lag er wel voor de helft uit.

 
‘Nu vlagt er de lente, kom mee, o kom mee
 
al zou ook de tocht je vermoeien’....

begon Joost te zingen.

Maar hij zong het met horten en stoten, want bij elke haal van het lied begon hij weer te gieren van het lachen.

- Ja, spot maar, kreunde Piet en hij trachtte met zijn handen te voelen wat hij met zijn ogen niet voldoende kon zien.... Help me maar liever. Wat moet ik nou doen?

- Je hand ertegen houden, tot we op de fiets zitten, gierde Joost.... En dan.... en dan vlug naar huis rijden,.... En dan aan je moeder vragen, of ze nog zo'n grote lap heeft liggen....

Maar hij kreeg toch medelijden met Piet. Hij wist, dat Piet zijn moeder niet mals was voor jongens, die met verscheurde kleren thuis kwamen. Ze waren daar met zijn zevenen van kinderen. Daar kwam wat te kijken.

Joost loerde eens rond. Aan de kant van de afrastering, waar Piet nu stond, lag op een afstand van misschien vijfentwintig meter een klein boerderijtje, grauw en oud en scheef gezakt. Zouden ze daar niet durven roepen: Volk!.... En hebt U ook een draadje en een naald!....

De deur van het huisje ging juist open. Ze ging langzaam open en een oude vrouw kwam voorzichtig schuifelend naar buiten. Ze deed de hand boven de ogen, ze tuurde tegen de zon in en ze riep: tok.... tok.... tok!.... In haar andere hand hield ze een bak met kippevoer.

- Tok!.... tok!.... tok!.... riep ze nog eens.

[pagina 79]
[p. 79]

En daar kwamen de kippen.

Joost begreep meteen: dit is onze kans.

- Mevrouw! riep hij van achter het prikkeldraad.... Mevrouw!....

De oude vrouw keek verbaasd op. Wat was dat nu? 't Was net, of daar een jongen riep. Maar dat kon toch niet zo vroeg op de morgen.

- Mevrouw! riep Joost weer.... En toen hij zag, dat er geluisterd werd:.... Hebt U ook een naald en een draad voor ons?....

De oude vrouw plaatste haar hand tegen haar ene oorschelp alsof ze zeggen wilde: ik ben wat doof. Zeg het nog eens.

Piet zei het nog eens. Ja, die kon bij haar komen en dat deed hij ook. Joost, zag, hoe het oude mensje opeens naar zijn broek keek. En toen ging haar oude hand verschrikt naar haar mond van: ooooh.... En met haar hoofd schudde ze van: Och.... och....

Ze zei wat en Piet zei wat terug. Maar wat die twee zeiden, dat kon Joost net niet horen. En toen verdwenen ze samen in het huisje en de deur klapte dicht achter hen.

Daar stond Joost nu alleen in het bos. Wat moest hij doen? Alleen onder het draad doorkruipen? Of er overheen klauteren en een kans lopen zijn broek nog erger op te scheuren, dan Piet zopas gedaan had? Hij voelde er niet veel voor. Proberen rond te lopen of een opening zoeken, die er toch zeker ergens in de afrastering moest zijn? Hij dacht even: ja, dat doe ik.

Maar toen hoorde hij fel fluiten door het bos. Zo floot mijnheer Zandstra, als hij de hond riep. Maar Hector blafte blij en vrolijk en aan zijn blaffen kon je horen: ik ben bij de baas....

[pagina 80]
[p. 80]

Meteen werd er geroepen: Hallo!.... hallo!.... Jongens, hallo!....

Joost begreep het direct. Mijnheer Zandstra riep hen.

Hij keek vlug achterom naar het huisje. Het was net, of hij een momentopname wilde maken in zijn hersens om straks precies te weten: daar is het huis, waar Piet in is verdwenen; en zo en zo ziet het er uit.

Toen schoot hij als een pijl uit de boog in de richting van de fluitende vingers en hij riep ook al: Hallo!.... Ik kom!.... Ik kom!....

Het klonk door het bos van alle kanten terug in wel zeven echo's: Hallo!.... ik kom!....

Mijnheer Zandstra keek ondertussen vreemd op, toen hij alleen Joost zag terugkomen.

- Waar is je kameraad? vroeg hij.... Toch niet aan het eieren zoeken?

- Nee, mijnheer.... Maar.... e.... Maar zijn broek, ziet U.... - Is hij zijn broek aan het zoeken? vroeg mijnheer Zandstra. - Nee.... maar zijn broek is gescheurd.... En die wordt nu genaaid.... Dat denk ik tenminste.

- Denk je dat?.... Vreemd verhaal.... Vertel eens wat meer asjeblieft.

Toen vertelde Joost. En ondertussen liepen ze samen met Hector in de richting van het huisje.

- Is het daar? vroeg mijnheer Zandstra.

- Ja, mijnheer.... Daar is het, zei Joost. Ik weet het zeker.

- Nu, dan is het wel in orde denk ik. Oude Kooistra is de beste oude man, die ik ken. Hij is altijd arbeider geweest op het landgoed. Een beste vriend van me. Kom, we gaan er eens even samen

[pagina 81]
[p. 81]

binnen kijken, om te zien, wat ze met je kameraad hebben uitgespookt. Op zijn mooist is hij al gebakken en gebraden. Want hoe goed Kooistra ook is, voor kwajongens, die op zijn erf komen, is hij niet mals.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken