Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De horizon wordt wijder (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van De horizon wordt wijder
Afbeelding van De horizon wordt wijder  Toon afbeelding van titelpagina van De horizon wordt wijder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.20 MB)

Scans (49.10 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

N.J.B. Bulder



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De horizon wordt wijder

(1957)–Wolbert Meijer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

12
Bij oude Kooistra

Wat Joost te zien kreeg, toen hij met mijnheer Zandstra het kleine huis van de oude Kooistra binnenstapte, was meer, dan hij in een ogenblik kon verwerken.

Achter de tafel zat een oude vrouw. Ze had een vreemd mutsje op. Joost had zoiets weleens gezien op een plaat, maar hij kon het niet goed thuis brengen. Was het uit Zeeland of uit Bunschoten? Moest hier niet een gouden oorijzer over? En, wacht eens.... hadden ze die niet in Friesland? Zouden de Kooistra's Friezen zijn?

Maar Joost zag meer. Die oude vrouw had een bril op en die bril was afgegleden naar het puntje van haar neus. Dat kwam, omdat ze zich zo erg inspande om een draad door het oog van een naald te krijgen. Op haar schoot lag Piet zijn broek. En Piet zelf zat als een heel verlegen ventje in een hoek van de kamer op een stoel en hij keek, of hij zijn laatste oortje had versnoept. Hij schaamde zich verschrikkelijk, dat mijnheer Zandstra binnenkwam en dat die hem zò zag. 't Liefst was hij maar àchter de stoel gekropen.

- Goeiemorgen, zei mijnheer Zandstra.... Zo, is dat hier een hulppost voor E.H.B.O.?

- Goeiemorgen, mijnheer, zei oude Kooistra, die van achter zijn krantje vandaan kroop. U is ook al vroeg uit de veren, zou

[pagina 82]
[p. 82]


illustratie

ik zegge.... Ja, van E.H.O. of hoe dat hete mag hebbe wij hier zo geen verstand. Maar ik geloof, dat ik U begrijp.... Dat is zeker zoiets als Haarlemmerolie. Overal goed voor.

- Mijnheer Zandstra lachte maar wat. Hij moest eerst zijn bril afzetten, want die raakte beslagen in de warme kamer. Zo kon het ook gebeuren, dat hij Piet niet zag zitten. Hij wreef langzaam zijn bril schoon en ondertussen ging hij zitten op de punt van een stoel. En al wrijvende vroeg hij naar de verloren makker.

- We zijn onze maat kwijt, zei hij. Hebt U ook zoiets gezien als een knaap met een flard aan zijn broek?

Vrouw Kooistra stak juist een draad door de naald.

- Hij zit er in, zei ze triomfantelijk.

Het steken van een draad door het kleine oogje van een naald was voor haar altijd nog een zwaar karwei.

[pagina 83]
[p. 83]

- Waar zit hij in? vroeg mijnheer Zandstra en hij poetste nog steeds aan zijn bril.

- Hij zit er stevig in, mijnheer, zei de oude vrouw.... Hee, hee, dat valt niet mee als je ouder wordt. En hij spartelde nog tegen ook. 't Was elke keer krekt mis.

Mijnheer begreep niet, waar Opoe Kooistra het over had. En hij hield ook wel van een malligheidje. En daarom deed hij, of hij haar heel goed begreep. Hij klopte Joost eens stevig op zijn schouder en hij zei:

- Wat heb ik je gezegd, baas! 't Is hier zo'n soort van Hans en Grietje-zaakje. Je hoort, wat vrouw Kooistra zegt. Hij zit er stevig in en hij spartelde nog tegen ook. We zijn zeker knap, als we hem er nog uit krijgen. Maar er weer uit moet hij, daarvoor zijn we hier ten slotte gekomen.

- Maar mijnheer toch, zei vrouw Kooistra.... Hoe kan U dat nou zegge. Hij moet er niet weer uit. Dan komt die broek nooit klaar.

Mijnheer Zandstra was nu helemaal klaar met de bril en hij zette het instrument weer op zijn neus. Hij zag nu, hoe de oude vrouw bezig was een jongensbroek te bewerken met haar naald.... Hij keek eens de kamer rond en hij keek ook eens achter zich. En daar zag hij opeens Piet met een verlegen gezicht zitten op een stoel stijf tegen de wand, Piet in zijn onderbroekje.

En toen begon hij te lachen.

Hij lachte zo onbedaarlijk, dat de wanden van de kleine kamer er haast van trilden.

- Mooi is 't ie, lachte hij, en hij veegde zich de tranen van de wangen. Dat noemen ze nou een misverstand. De draad zit in de naald en Pietje zit in zijn rats. Ha.... ha.... Nu begrijp ik dan toch de hele zaak.

[pagina 84]
[p. 84]

En toen plots tegen Piet:

- Heb je geld bij je, Piet?

- Neen, mijnheer, zei Piet met een mager stemmetje.

- Dat is niet best, jô.... Vrouw Kooistra heeft vroeger vaak voor mijn vrouw genaaid. En ze berekent het hoogste tarief.

Vrouw Kooistra had nu weer tijd om mee te luisteren. Ze begreep, dat die arme Piet in het nauw gedreven werd. En ze gaf mijnheer Zandstra een stevig standje.

- U wordt ook nooit eens een keer wijs, zei ze.... Die arme jongen zit zich toch al zo stijf te schamen. Mijn man moest U maar gauw een bakje koffie inschenke.... Dat spoelt de mond een beetje schoon.

Mijnheer Zandstra zuchtte zwaar. Hij deed net, of hij het heel erg vond, wat de oude vrouw zei. Ondertussen was Kooistra al opgestaan om de gasten te verzorgen.

Toen werd er gepraat over het weer en over de nesten. En over de stand van het gewas. En over nog een heleboel andere dingen, die Joost en Piet niet zo erg belangrijk vonden. En daarom waren ze maar blij, dat vrouw Kooistra de laatste draad afknapte en de broek eens even tegen het licht hield om te zien, of ze goed werk had geleverd.

- Die is weer zo'n beetje knap, zei ze.... Nou, jonker, trek hem maar aan. En als je mem pruttelt, dan moet je maar zegge: de groeten van Opoe Kooistra en haar jongens hadden vroeger ook wel eens een kapotte broek.

 

* * *

 

Even later stonden ze met z'n allen voor de deur van het boerderijtje. De zon was ondertussen al hoger geklommen en het bos was nòg voller van vogelzang en geschetter. Over het bouw-

[pagina 85]
[p. 85]

land aan de rand van het bos trok een boer breed zaaiend over zijn land.

- En de boer, hij zaaide voort, zei mijnheer Zandstra. Hij dacht aan een gedicht, dat hij vroeger had geleerd.... Zo gaat het nu jaar in, jaar uit en het is altijd weer even mooi.

- Ja, mijnheer, zo gaat het nou altijd voort, zei Kooistra. Dat heeft God ons beloofd en wat Hij belooft, dat doet Hij ook. Daar kan je maar staat op make. Zaaiing en oogst, en koude en hitte en zomer en winter en dag en nacht, zalle niet ophoude, todat de Here terugkomt op de wolken des hemels.... En weet U waaraan ik vaak denk, als ik zo in de meimaand de wereld zo mooi zie? Dan denk ik altijd aan die psalm: Gods goedheid kroont de jaargetijden.

Mijnheer Zandstra legde zijn hand op de schouder van de oude man. Hij keek heel ernstig en hij zei:

- Ja, Kooistra.... We vinden de natuur allebei even mooi, geloof ik - U en ik. Maar over die andere dingen, waarover U sprak - daarover denken we een beetje verschillend. Dat is het onderscheid tussen ons beiden.

- Ik geloof, mijnheer, zei vrouw Kooistra, dat we daar niet een béétje verschillend over denke, maar och zoveel.... We zouden het zo mooi vinde, als mijnheer net zo gelove kon als wij.... Want zonder geloof kenne we God niet behage, mijnheer. Dat staat in de bijbel en dat geldt voor alle mensen, mijnheer.... - Wie weet, wat nog komt, zei mijnheer Zandstra - en de jongens begrepen aan zijn woorden, dat hij maar liever een eind aan dit gesprek wilde maken.... Kom jongens, we moeten nodig naar huis. Jullie moeten nog eten, voordat je naar school gaat.

Ze fietsten zwijgend naast elkaar, de beide vrienden. En ze zwe-

[pagina 86]
[p. 86]

gen nog, toen ze in de verte de torens van de stad al weer zagen opdoemen aan de horizon.

Soms keken ze elkaar eens even aan. En steeds maar dachten ze aan dat korte, vreemde gesprek daar bij de deur van het huisje van de oude Kooistra.

Dit hadden ze heel goed begrepen: die twee oude mensen dienden de Here. Maar zou mijnheer Zandstra niet in de Here geloven?

Wat zou dàt erg zijn....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken