Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als wind en rook (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als wind en rook
Afbeelding van Als wind en rookToon afbeelding van titelpagina van Als wind en rook

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als wind en rook

(1980)–Josepha Mendels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

Zeven

Met dit woord werd ik na mijn eerste, in eenzaamheid doorgebrachte liefdesnacht wakker. Simon vroeg mij op te staan en bracht me naar zijn warme bed terug. Daar trok hij mij in zijn armen. Ik voelde nog juist hoe zijn benen trilden en viel toen in een diepe slaap...

Ik stond op een markt. Er was van alles te koop, groente en vlees en kaas, maar het leek wel of de mensen niets nodig hadden want de kraampjes bleven, met hun baas erachter, zonder kopers. Iedereen verdrong zich echter om één man die op een kist stond en iets schreeuwde wat ik niet kon verstaan. Er waren immers ook zo veel mensen en ik zocht een plaatsje, maar zij duwden mij weer weg, tot ik eindelijk langs een kind heen glipte en die man kon aanhoren. ‘Dames en heren!’ riep hij, ‘wanneer ik u deze schoencrème verkoop, dan maak ik geen misbruik van u, integendeel, ik bewijs u een dienst, want nergens anders vindt u zo'n kwaliteit, misbruik van u maken zou ik wanneer ik u slechte waar verkocht. Dames en heren, ik ben een eerlijk koopman, als de crème u niet bevalt krijgt u uw geld terug!’ Ik opende mijn tas en haalde mijn portemonnaie eruit. Mijn schoenen waren stoffig van de reis, zwarte schoenen, dus er kwamen geen kleurencomplicaties bij te pas. Ik betaalde hem en hij gaf me het doosje. ‘Je zult zien, zus,’ zei hij, ‘dat hier van misbruik geen sprake is. Dames en heren...’

Ik liep verder en kwam langs een school. Het was juist speelkwartier en de kinderen zongen en stoeiden in de tuin. De juffrouw klapte in haar handen, maar tevergeefs. Toen riep ze heel hard: ‘Stilte!’ en daarna met een hees geluid: ‘wat laten jullie mij toch een misbruik van mijn spreekorgaan maken.’ ‘Dank u.’ zei

[pagina 37]
[p. 37]

ik tegen die schooljuf; ze keek me aan en ik zag hoe ze, over mij pratende met een collega, met haar wijsvinger tegen haar voorhoofd tikte.

Een man vroeg mij - hij was erg zenuwachtig: ‘Kunt u mij ook zeggen waar ik optelefoneren kan?’ ‘Dat is misbruik maken van twee woorden,’ antwoordde ik. Hij gaf me een klap en liep boos verder. Maar mijn slaap was te heerlijk en te diep om er wakker van te worden. Soms echter kwam ik wel even aan de oppervlakte van het dromen toe en voelde een schok van het afschuwelijk erge gevoel. Het maakte me warm en ik draaide me om.

Toen zei Simon: ‘Elisa, dat mag je niet beweren, ik heb geen misbruik van je gemaakt. Ik heb je ongerept gelaten, wij hebben ons in liefkozingen even verloren. Een paar seconden maar, gelukkig.’ En de joodse tennisspeler sprak: ‘Van jou misbruik maken, Elisa? Van een meisje met wie ik reeds huwelijksplannen had? Dat nooit.’ En weer Simons stem: ‘Ik wilde toch geen misbruik van je maken...’

Toen ik dan eindelijk wakker werd vond ik een briefje op mijn kussen: ‘Ik heb mijn hospita gewaarschuwd, Elisa. Je kunt blijven liggen zo lang je wilt. Misschien ben ik nog op tijd terug om je te zien. In ieder geval, tot spoedig, je Simon.’

Honderd en twintig minuten heb ik in dat bed wakker gelegen. Honderd en twintig minuten heb ik liggen denken, terwijl die dromen van misbruik weer levend voor mij werden. ‘Luister, wat ik gedacht heb, moeder. Of vind je het vreemd dat ik juist jou aanspreek en niet een ander? Ik geloof dat we allemaal op een dag naar onze moeders teruggaan, al hebben we haar ook verwaarloosd, al heeft ze soms ook meer verkeerds dan goeds in onze opvoeding gebracht. Hoe zou een man ooit volkomen kunnen begrijpen wat ik in deze twee uren in dat vreemde mahoniehouten bed tegenover die spiegelkast waarin ik mezelf kon gadeslaan, heb doorleefd? Hoe zou een man kunnen begrijpen wat voor ons de stap naar het huwelijk betekent? Je doet die stap of je

[pagina 38]
[p. 38]

doet hem niet, maar omdat het zo gebruikelijk is ga je als vanzelf met de stroom mee en zegt ja. Er is een man op je afgekomen, hij heeft wellicht iets op je tegen-zoals Simon op dat half-joodse van me - maar toch wil hij, want hij is verliefd en heeft een vrouw nodig en soms ook geld. Ergens anders in zal hij deze teleurstelling wel kunnen oplossen, nietwaar? Redeneer ik zo wijs, zeg je, moeder? Ik heb wat rondgekeken terwijl jij je modeplaten bestudeerde en vader met cijfertjes toverde. Goed, voor de man is dus alles zo op het oog in orde. Als hij een fatsoenlijke jongen is zal hij geen misbruik van zijn verloofde maken, dan wacht hij tot hij haar wettig gebruiken mag. Zo geeft dan het jonge meisje zich, dikwijls tegen haar zin, over. Maar het moet, want dit is immers de indeling van het leven: geboorte, huwelijk, moederschap, dood. Ik ben pas aan het tweede toe. Ik moet eerst nog gebruikt worden, via het afschuwelijk erge gevoel als je dat hebt of anders via niets. Laat ik zeggen: zoals ze het in sommige kringen hebben over een gebakje gebruiken. Jij bent het gebakje en hij snoept het op. Maar dan is het weg. Hoeveel keer zou je een vrouw kunnen en willen gebruiken?

Moeder, jij hebt, na mijn elfde jaar, wanneer ik ongekleed door het huis liep altijd geroepen: Oppassen, Elisa, je kunt je zo niet meer vertonen, daar ben je nu te groot voor, te gevormd! Nu zijn al die vormen uitgegroeid en nog nimmer gebruikt. Het is warm, ik transpireer zelfs, ik zal dat witte nachthemd met de rode festonnetjes uittrekken en naakt op de deken gaan liggen.

Goed, goed, alles zal gebruikt worden, mijn lichaam, mijn werkkracht en mijn bankrekening. Ik geef me over op leven of dood. Ik giet mij in de vorm van deze maatschappij, ik kies de juiste weg, nietwaar, ik had natuurlijk nog langer kunnen wachten, nee, ik kon het niet, want ik haat mijn vader en tegen jou, moeder, spreek ik te weinig. Ik heb je er even bijgehaald, dat is zuiver fysiek geweest zoals ik ook niet zonder jou geboren had kunnen worden. De honderd en twintig minuten zijn bijna om, ik moet opstaan om mijn trein en zangles niet te missen. Die les

[pagina 39]
[p. 39]

zal ik nu voorgoed afzeggen. Met die operastem zal ik straks mijn kinderen in slaap zingen. Nog tien minuten heb ik.

Nu gooi ik mijn nachthemd door de kamer, het komt op de schoorsteen terecht en van die schoorsteen valt een vaasje met pitriet omvlochten. Ik raap het op en de geur ervan brengt mij mijn kinderjaren terug. Pitriet, in water geweekt, en dan maar vlechten en vlechten... En in je vingers dat ongeduld om het af te hebben, want als het tot een voorwerp gevlochten is, dan ben je immers weer wat ouder, dan kom je hoe langer hoe dichter bij het echte, heerlijke leven...’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken