Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als wind en rook (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als wind en rook
Afbeelding van Als wind en rookToon afbeelding van titelpagina van Als wind en rook

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als wind en rook

(1980)–Josepha Mendels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 40]
[p. 40]

Acht

Mijn ouders waren weinig ingenomen met dit huwelijk. Mijn moeder had liever gewild dat ik met een christen was getrouwd, de bezwaren van mijn vader waren vanzelfsprekend van meer materiële aard. ‘Die vent heeft niets, die wil een fijn leventje gaan leiden van het geld dat ik met moeite bijeengegaard heb. Je bent meerderjarig en je bruidsschat komt je toe, maar geloof niet dat ik je die met vreugde geef. Integendeel. Eén dochter heb ik, ik dacht dat zij mij meer voldoening zou schenken. Enfin, hoogstens vijftien jaren heb ik nog voor me, ik doe maar zo...’ En met het gebaar dat ik van kinds af verachtte bracht hij zijn hand voor zijn ogen en spreidde zijn vingers: ziende blind en horende doof...

Ik had natuurlijk kunnen antwoorden dat hij vergat dat noch ik noch Simon van zijn generatie was. Ik had zijn kleindochter kunnen zijn, en hoe kon hij, die oude cijferende egoïst, erover oordelen wat ik doen en laten moest, terwijl mijn afschuw voor zijn vaderschap op de leeftijd van een grootvaderschap de uiteindelijke oorzaak van mijn beslissing was geweest. Ja, ik had hem dit alles kruinen zeggen, maar ik hield mijn mond ter wille van mijn moeder, over een paar maanden zou ik de ouderlijke woning immers toch vaarwel zeggen.

Simons hospita had een huisje voor ons gevonden en ik ging er telkens een paar dagen naar toe om het in orde te brengen. Er was een aardige, jonge huisschilder aan het werk en eens op een middag zei hij: ‘Kunt u mij nou wijsmaken dat dat liefde is, met zo'n oude man te trouwen? Een vlot aardig ding als u bent. Neem me niet kwalijk, maar het moest eruit.’ ‘Ja, het is liefde,’ antwoordde ik. ‘Het is dom iemand naar zijn leeftijd te beoordelen.’ ‘Maar

[pagina 41]
[p. 41]

kijk dan es naar zijn uiterlijk,’ zei hij weer, ‘zo'n droogstoppel, zo'n stiekemerd, wat weet u ervan wat die in zijn leven al uitgespookt heeft. Je kimt nog voor aardige verrassingen komen te staan, mevrouwtje.’ ‘Het zou beter zijn als u werkte in plaats van u met andermans zaken te bemoeien,’ antwoordde ik op een damestoon, en hij draaide zich om en witte, al fluitende, verder. Het was een mopje over een blond meisje, een blond meisje dat hij zo graag had willen zoenen en dat er met een ander vandoor was gegaan. Ik luisterde en neuriede mee op het ritme: ja, het is liefde... En terwijl ik in onze toekomstige slaapkamer ringen aan de gordijnen zette, dacht ik: ‘Het wordt misschien wel hoe langer hoe meer liefde. Ik ken Simon nu beter, hij is ernstig en meent alles zo eerlijk,’ maar meteen begon ik te lachen, stopte de tule voor mijn mond opdat de schilder het niet zou horen en zei in mezelf: ‘Houd je niet zo voor de gek, je wilt nu eenmaal meedoen met de maatschappij, en je bent wat in je schik met dit huisje. Je kunt tenminste je donkere kamer thuis voorgoed verlaten, hier is zon en alles is nieuw en iedereen vriendelijk. Ook heb je opeens plezier in het huishouden gekregen, je wrijft en poetst en hebt geld genoeg om te kopen wat je nodig hebt. Je speelt het aanstaande jonggetrouwde vrouwtje, die oude, gehate vader kan je eindelijk uit je omgeving laten verdwijnen, en van die man met de aardige verrassingen heb je tot nu toe nog geen last gehad.’

Inderdaad, Simon liet haar veel alleen, hij had zijn school en 's avonds na de maaltijd bij zijn hospita ging ze vlug naar haar hotel of het station terug. Hij zoende haar zo nu en dan en de nacht bracht hem knapendromen.

Zo werd dan hier op de meestformele wijze een huwelijk voorbereid. De man wachtte geduldig tot de vrouw het nestje had ingericht. Hij werkte ook maar het deed er niet toe of het hard werken of wat geluier was, zijn salaris kwam toch wel op tijd binnen, hij had geen zorgen behalve dat hij van zijn snor afstand had moeten doen, wat hem zo naakt voorkwam. Behalve ook dat hij zich met God in het reine moest brengen. Dat is niet zo eenvoudig

[pagina 42]
[p. 42]

voor een jood die geen confessie kent. Het had dus geen zin om naar de rabbijn van het naburige stadje te gaan en te zeggen: ‘Ik trouw een half-jodin, maar haar slechtste helft is joods, wat moet ik doen? Kerkelijke inzegening wordt mij immers onthouden.’ Wel zin of geen zin, hij ging toch naar die rabbijn toe. Het was nog een jonge man, jonger dan Simon en hij antwoordde: ‘Ik kan u niet aanraden de banden te verbreken, u moet zelf voelen dat het verkeerd is wat u doet. Als u het doorzet brengt u haar dan onze godsdienst bij en leef als een ultra-vrome jood. Dat is het enige wat ik u raden kan.’ En zo, in de uren dat hij alleen was, bestudeerde Simon de talmoed. Hij bemerkte hoe langer hoe meer hoe ver hij nog afstond van alles wat hem nader tot God zou kunnen brengen, en iedere nacht na het lezen van het Hebreeuwse geschrift voelde hij dat hij weer wat had gewonnen.

Elisa had er niets op tegen dat ze twee serviezen moest aanschaffen, twee soorten tafelzilver: een voor vlees- en een voor melkspijzen. Hoe meer ze kon kopen hoe gelukkiger ze was. Wat ze er precies mee zou moeten doen zou Simon haar wel uitleggen. Het was opmerkelijk hoe snel zij veranderde. Zij verlangde hoe langer hoe meer naar dit huwelijk dat haar eerst zo absurd geleken had. En ze bewees hiermee hoe vrouwen soms over een geringe persoonlijkheid beschikken, ze bewees hiermee hoe ‘onder de pannen zijn’ tenslotte voor vele het grote einddoel is en ze was er zelfs van overtuigd dat, wanneer Simon haar nu in de steek zou laten, ze zich aan hem zou opdringen, om desnoods als zwangere te moeten trouwen. Maar er was voor Simon geen enkele reden haar te verlaten. Het ging hem immers zo veel beter. Niet slechts richtte zij hun woning in, maar ze bemoeide zich ook met zijn garderobe en nam hem mee naar herenmodemagazijnen om wat fleuriger pakken te kopen. Zijn leerlingen fluisterden: ‘Simon is verliefd,’ maar hij hoorde het niet, ja, eenmaal had hij het toch gehoord en gemompeld: ‘Gotspeponiems,’ en terstond dit woord in het Nederlands als kwajongens vertaald.

Er werd geen bruiloft gevierd want enige weken voor de vast-

[pagina 43]
[p. 43]

gestelde datum stierf, geheel onverwacht, Herman, Simons broer. Simon was er erg van onder de indruk, maar reeds had hij zich het geloof der aanvaarding eigen gemaakt en vond berusting. Elisa's vader zei: ‘Als een mens alles vooruit wist zou hij heel veel dingen anders doen. Ik denk aan al het geld dat je aanstaande man aan de studie van zijn broer heeft verknoeid. Hij had dat beter kunnen houden.’

Zo waren alleen Rosa en Alex bij het eenvoudige dejeuner aanwezig. Rosa zei: ‘Elisa, kind, je zult eens zien hoe anders alles is dan je het je hebt voorgesteld.’ Maar Elisa had zich helemaal niets meer voorgesteld sinds ze zo hard en huishoudelijk aan het werk was gegaan. Ze had zich laten zoenen zonder erbij te denken, ze had zich nooit meer tegen hem aangedrukt zoals die eerste avond, er was te veel afwisseling en te weinig innerlijke onrust geweest om gevoelens te ondergaan en zelfs nu, nu ze haar nieuwe mantel aandeed om de laatste trein te halen naar het Drentse dorpje, dacht ze aan niets, niet eens aan de huwelijksreis die door Hermans dood niet door kon gaan.

Eigenlijk was Simon - de man - in het vergeetboek geraakt; een enkele maal had zij aan misbruik terug moeten denken, bijvoorbeeld toen ze de lits-jumeaux opmaakte, maar de lucht van de nieuwe lakens, die moeilijk waren te hanteren, en de zachte wol van de dekens hadden haar onmiddellijk afgeleid. Ze had veel gezongen, Elisa, bij het in orde brengen van dat huisje, vele klassieke liefdesliederen, en ze had zich telkens meer ingepraat dat ze een groeiend gevoel in zich droeg. Maar daarbij had ze niet Simon voor zich gezien, nee, maar steeds dezelfde krachtige jongen met blauwe, glinsterende ogen, die vrolijk was, die haar geen les in godsdienst en huishouden geven zou en het was ook aan hem dat ze dacht toen ze die nieuwe mantel aantrok om naar de trein te gaan.

Intussen was alles zoals een geordende maatschappij dat wil. Elisa had zich volkomen aangepast: maagdelijk, huishoudelijk, met een bankrekening en de kiem van het bedrog in haar hart verliet ze die avond de ouderlijke woning.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken