Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als wind en rook (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als wind en rook
Afbeelding van Als wind en rookToon afbeelding van titelpagina van Als wind en rook

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als wind en rook

(1980)–Josepha Mendels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 44]
[p. 44]

Negen

Ik had de gewoonte tweede klasse te reizen en was dan ook zeer verwonderd toen Simon mij - en dat nog wel op onze huwelijksdag - in een derdeklascoupé duwde die overvol bleek te zijn en waar we moesten staan. Hij vroeg niet: ‘Ben je moe, Elisa,’ of: ‘Wil je wat tegen mij leunen,’ maar stak een grote sigaar op en blies de rook in mijn gezicht. Dit was zo onaangenaam dat ik hem de rug toekeerde en zo de slaap van een jongetje kon gadeslaan. Het was een diepe slaap, soms wreef het kind met zijn knuistje over zijn neus alsof iets hem hinderde, maar zijn moeder fluisterde (terwijl de overige reizigers hardop spraken): ‘Het betekent dat hij droomt.’ En zij verlegde hem en borg zijn hoofdje aan haar borst. Zij boeide mij, die brede moederkloek, en onder haar rechtervleugel had ze ook nog een meisje, maar dat dacht niet over slapen, dat breide, breide steeds maar door en stootte nu en dan haar moeder aan om te laten zien wat ze gemaakt had. Ik dacht, want nu kreeg Simon - de man - weer zijn werkelijke gestalte terug, nu had hij weer een lichaam dat ik kon voelen wanneer ik maar even achteruitweek, ik dacht: ‘Ik wil zo vlug mogelijk kinderen hebben, over een jaar heb ik mijn eerste baby, over vijf jaar wellicht al de derde. Meer zal voorlopig niet mogelijk zijn, want dan wordt het huis te klein. Misschien ben ik morgen al zwanger, dat is best mogelijk, zei Rosa. Het gaat er maar om dat Simon gebruik van me maakt. Zou hij mijn mooie ondergoed zien dat ik voor deze dag heb aangetrokken? Hoe zal hij eigenlijk gekleed zijn, hoe zal ik mij morgen om deze tijd voelen?’

Eindelijk kregen ze dan toch een zitplaats, en nu was het Elisa die deed als het jongetje, ze viel tegen Simon aan in slaap. Hij

[pagina 45]
[p. 45]

moest haar wekken toen ze het dorp bereikt hadden. ‘Van harte, mevrouw en meneer,’ zei de stationschef, ‘en laat ik u nu vertellen meneer dat, die eerste avond toen mevrouw hier kwam, ja, ze was nog juffrouw, ik tegen mijn vrouw zei: Waar zal dat meisje wel naartoe moeten? Als we toch ooit aan u hadden kunnen denken, meneer. Van harte gefeliciteerd, een huwelijk is een mooi ding als je beiden wat geven en nemen kunt. Bij ons gaat dat vanzelf, mijn vrouw is verstandig, nu, mevrouwtje ziet er ook niet dom uit. Ze zal het best met u klaarspelen.’

Ons huisje stond aan het einde van een straat. Het had een kleine voortuin. Simon opende het hek, toen de deur, draaide het licht aan en hing zijn jas aan de kapstok. Hij hielp me niet uit mijn mantel, maar wel ging hij voor mij staan, zoende me, en zei: ‘Elisa, welkom thuis.’ Ik liep door naar de keuken, vulde de nieuwe ketel, zette die op het nieuwe gasstel, smeerde beschuitjes en zong weer mijn klassieke liefdesliederen tot ik bij Simon in de kamer terugkwam. Hij had zijn jasje uitgetrokken en zat in hemdsmouwen in zijn leren fauteuil met het asbakje op de leuning en wachtte op wat ik hem zou brengen. ‘Ik vind het hier prettig,’ zei hij. ‘Ik denk dat we heel gelukkig zullen worden, Elisa. Ja, ja, je kunt melk in mijn thee doen, het is immers al meer dan een uur geleden dat ik vlees gegeten heb. Al die wetten zullen je in het begin moeilijk lijken, maar ik ben ervan overtuigd dat je over een maand of drie al niet anders meer weet. Ik wil je alles leren en er zal misschien een dag komen dat je zegt: Ik vind ze mooi, die gebruiken, ik ken ze nu niet alleen, maar ik zou ze niet meer willen vergeten.’

Ik liet hem maar praten, wat kon ik anders doen, ik had hem immers beloofd een rituele huishouding te voeren, en reeds had Rosa mij, ongevraagd, een beetje op de hoogte gebracht. Het gaf heel wat meer werk, maar het was wel erg zindelijk vond ik, en ik wilde ook niet graag tijd over hebben zolang we nog maar met z'n tweeën waren. Ik moet eerlijk bekennen, die eerste uren vielen me niet lang. Alles rook zo fris, zelfs Simon, en dat hij

[pagina 46]
[p. 46]

daar in hemdsmouwen zat met paarse elastiekjes eromheen, ach, iedereen brengt zo zijn gewoonten van thuis mee, wat geven en wat nemen heeft de stationschef gezegd. Een simpel man is dikwijls wijs.

Simon had mij niet veel van zijn werk verteld, maar nu vroeg ik hem ernaar. ‘Ja, ik houd ervan,’ zei hij, ‘ik houd van mijn vak. Maar ik geloof niet dat ik als pedagoog geboren ben. Ik heb vaak moeite om orde te houden. Dat komt natuurlijk omdat hier in Drente de Franse taal niet erg geliefd is. Ze is te moeilijk, ja, als ik leraar Engels was geweest... Grammatica, dat gaat nog een beetje, maar als ik in de hogere klassen literatuur geef heb ik het gevoel volkomen alleen te staan, voor mijzelf te spreken, op een enkele intelligente leerling na dan altijd. Weet je, Elisa, ik zou een studie willen schrijven over de Invloed van Napoleon op de Franse Romantiek, maar daar is tijd voor nodig, daarvoor zou ik een paar maanden verlof moeten hebben om in Parijs te werken.’ ‘Ik zou niets liever willen,’ antwoordde ik, ‘dan de bankrekening van mijn vader, wat zeg ik, mijn bankrekening voor jouw verdere ontwikkeling te kunnen gebruiken. Maar voorlopig ga je toch nog niet weg, hoop ik.’ ‘Lieve Elisa,’ zei hij, ‘denk je dat ik je nu alleen zou laten, terwijl ik mij juist zo op mijn gemak voel? En we moeten toch ook eerst kinderen hebben.’ Hij trok me naar zich toe. Ik verweerde me. ‘Nu niet, straks, we hebben immers nog de hele nacht, nog een heel leven voor ons.’

Ik zette de radio aan en Simon ging zijn krant lezen. Het was of we al jaren getrouwd waren. De klok tikte rustig verder en ik nam mijn naaidoosje en ging vaatdoeken merken: m voor melkgerechten, v voor vleesspijzen, mv, mv, Mijnhardt Vuursteen, Moosje Viskoper, neuriede ik. ‘Het lijkt me tijd om te gaan slapen,’ zei Simon toen. Ik treuzelde wat, bracht de theekopjes naar de keuken en zocht lang naar niets in mijn naaimandje. Ik kleedde mij uit in de badkamer, maar trok niet het rose bruidsnachthemd aan dat mijn moeder in mijn handkoffertje had gelegd. We waren immers al jaren getrouwd en het zou daarbij nog zo

[pagina 47]
[p. 47]

afsteken tegen dat witte katoen van Simons Drentse nachtgewaad. Toen ik in de slaapkamer kwam stapte hij juist in bed.

En nu over dat afschuwelijk erge gevoel. Ik dacht: ‘Ik zal niet kinderachtig zijn, ik ben nu een volwassen vrouw, heb dit gekozen tussen hoer en operazangeres en het brengt zo veel nieuws wat goed is dat dit nieuwe misschien ook wel goed is.’ Ik vlijde me dus tegen hem aan en het kwam meteen terug, eerst schuchter en toen feller... Maar op het ogenblik dat Simon kreunde: ‘Nu zal ik dan toch eindelijk mijn vrouw van je maken,’ verdween het.

Simon echter was tevreden en na het taartje dat hij had opgesnoept snoot hij zijn neus met veel lawaai en zei: ‘Welterusten, Elisa, slaap wel, vrouwtje.’ Ik keek hem niet aan, ik had hem helemaal niet aangekeken, noch bekeken, ik had werkelijk niet kunnen zeggen of hij behaard, blank of donker van huid was. Ik had niets gezien en was niet in het minst nieuwsgierig.

Toen ik dus gebruikt was kon ik gaan slapen, maar dat bleek niet zo eenvoudig. Simon snurkte als die eerste nacht toen ik naast hem had gelegen en ik wilde hem niet wakker maken. Geven en nemen, geven en nemen, ik had me gegeven, hij had me genomen, ik gaf hem het snurkrecht, hij gaf mij het leesrecht. Dus draaide ik het licht weer aan en haalde een boek uit zijn bibliotheek. Toen ging ik weer in bed. Simon had zijn arm over mijn kussen gelegd, de mouw van zijn nachthemd was tot ver boven de elleboog naar boven gekropen. Ik legde eerst zijn hand wat opzij, wilde zijn arm aanraken, toen ik verschrikt mijn vingers terugtrok. Door de zwarte haartjes heen zag ik een grote, vurige plek die op sommige plaatsen donkerder was en schilferde. Ik had zin te gillen maar ik zei niets en ik dacht aan de woorden van de huisschilder: ‘Wat weet u ervan wat hij in zijn leven al uitgespookt heeft. Je kunt nog voor aardige verrassingen komen te staan, mevrouwtje...’ Ik schoof met een ruk die arm van mijn kussen. Simon werd wakker. ‘Ben je ziek?’ vroeg ik, op die plek wijzend. ‘Maar nee Elisa, dat is niets, een geërfde overgevoelig-

[pagina 48]
[p. 48]

heid van de huid.’ Hij schoof de mouw van zijn nachthemd naar beneden. Ik zag hoe hij kleurde. ‘Niets, heus niets ergs, kindje,’ zei hij nog en sliep weer in.

En toen reeds vroeg ik mij af of tussen ons dat afschuwelijk erge gevoel ooit nog terug zou kunnen komen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken