Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als wind en rook (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als wind en rook
Afbeelding van Als wind en rookToon afbeelding van titelpagina van Als wind en rook

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als wind en rook

(1980)–Josepha Mendels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

Tien

Toch was ik niet ongelukkig. O, verre van dat. Ik had een druk leven, verveelde me werkelijk nooit meer en alleen al dat ik die oude cijferende vader niet meer behoefde aan te kijken en het bankrekeningprobleem was opgelost, maakte van mij een evenwichtige vrouw. Simon leerde me nog heel veel, want hij wist, wat de joodse wet betreft, alles en alles van de huishouding af. Dit gaf mij nog maar meer werk en dat was juist wat ik vroeg. Ik deed wat hij wilde en hij knapte zienderogen op. Zijn bleke tint verdween en het leek wel of zijn handen magerder werden nu ik zijn hoekige nagels zelf verzorgde. Alleen zijn slechte manieren bleef hij behouden. Hij snufte, snoof, snurkte, peuterde tijdens de maaltijden in zijn tanden, en weet ik wat niet al meer. Natuurlijk spraken we vaak over ons eerste kind. ‘Het moet een zoon worden, Elisa,’ zei hij dan. ‘Ik heb liever een dochter,’ antwoordde ik. Er was eigenlijk niets opmerkelijks aan dat we beiden ons evenbeeld terug wilden zien. In ons hart hielden we immers het meest van onszelf, ik vooral lichamelijk en Simon geestelijk. Toen het zover was hield ik het hem vrij lang geheim. Ik had het gevoel dat ik iets zou moeten delen wanneer ik het hem vertelde. Nu was het van mij, van mij alleen. Ik ging een dag naar Amsterdam onder voorwendsel Rosa op te zoeken, wat ik ook deed, maar mijn doel was toch mijn dokter die onlangs mijn geboortestad voorgoed verlaten had. Hij lachte toen ik hem zei dat Simon van niets wist. ‘Kom, kom, dat kun je mij niet wijs maken,’ antwoordde hij, ‘je bent immers al in de vierde maand, dat moet hij toch zeker wel bemerkt hebben.’ Ik kleurde. ‘Nu biecht eens op.’ ‘Neen,’ zei ik weer, ‘hij weet van niets en als ik het hem niet vertel dan kan het minstens twee maanden lang nog zo door-

[pagina 50]
[p. 50]

gaan. Een man let daar toch niet zo op.’ Hij keek me aan. ‘Als je dat gelooft, Elisa,’ - hij noemde me bij mijn naam, want hij was het ook geweest die mij op de wereld had geholpen - ‘dan ben je toch nog geen echte vrouw geworden. Want dan had je allang alles gedaan dat hij het wel bemerkt had.’ ‘Hij ziet zo slecht,’ zei ik nog om Simon te verdedigen. ‘Het is best mogelijk dat hij op den duur aan een oog helemaal blind zal worden.’ Toen begon hij te lachen, natuurlijk niet om Simons ogen, maar omdat hij mij zo onnozel vond. ‘Ga maar gauw naar huis om het te vertellen,’ zei hij nog, ‘en kom over twee maanden eens terug.’ Maar toen ik tegenover Simon aan tafel zat, sprak ik er toch weer niet over. Hij vroeg mij of ik moeite had om het werkwoord aller te vervoegen, hij kon dat er bij zijn leerlingen eenvoudigweg niet inkrijgen, zo half regelmatig en half onregelmatig. ‘Het lijkt soms of ze het expres doen, Elisa,’ zei hij, ‘al die stomme fouten. Nu, begin jij eens... Prachtig!’ riep hij toen ik het rijtje zonder een fout had opgezegd, ‘nu met een paar woorden erachter, zodat het een zinnetje wordt. Als ik zoiets aan mijn Drentenaren vraag dan kijken ze me aan of ik gek ben: zelf een zinnetje maken, waar is dat nu goed voor en waar haal je het opeens vandaan?’ Het amuseerde me, en ik zei heel vlug: ‘Je vais manger, tu vas boire, il va sortir, nous allons avoir un bébé...’

Ik had die laatste woorden uitgesproken voor ik het zelf wist. Ik legde mijn handen op mijn buik (onder mijn servet) en het was alsof ik aan dat wezentje in me vergiffenis vroeg dat ik het verraden had. Simon verslikte zich haast, nu is dat bij hem nooit zo heel moeilijk, hij neemt altijd te grote of te kleine happen, en riep: ‘O, Elisa, ben je er zeker van?’ Ik wierp mijn servet op tafel en ging voor hem staan. Ik droeg een lichte tricot jurk die om mijn middel spande. ‘Nu zie ik het,’ zei hij, met een stem alsof hij een nieuwe wereld had ontdekt, en: ‘Ja, ik zie het, heel duidelijk zelfs, Elisa, hoever ben je, en waarom heb je mij dat niet de eerste dag al verteld?’ ‘Ik dacht dat je het zelf wel merken zou,’ antwoordde ik, ‘dat is juist zo prettig voor een vrouw als haar

[pagina 51]
[p. 51]

man haar iedere dag opnieuw weer in zich opneemt. Jij kijkt me alleen maar op vrijdagavond aan en op de sabbat, dan zie je of ik iets moois aanheb, of ik een bijou draag dat me flatteert, of mijn kraagje helderwit is.’ ‘Spreek niet zo, Elisa,’ zei hij, ‘ik ben een man en ik heb dit alles niet eerder gekend.’

Het werd een heerlijke avond, want er was zo veel te praten en alles ging ons samen aan, het was louter domheid van mij geweest dat jonge leven in me voor mezelf te willen houden. Eerst wilde Simon weten wat ik voelde. ‘Niets,’ zei ik. ‘Ja, ik ben zelfs niet misselijk. En veel honger heb ik ook niet.’ ‘Dat ik daar niets van gemerkt heb,’ zei Simon weer. ‘Maar voel je nu ook dat er iets in je groeit?’ ‘Nog niet,’ antwoordde ik, ‘maar dat komt heel gauw.’

We zaten daar als een aangeklede Adam en Eva; Eva, kortelings uit Adams rib opgedoken, en nu samen wachtend op een zoon, hun zoon, en het wonder der bevruchting werd nauwkeurig onderzocht. We hadden geen andere boeken dan die ik op school voor natuurlijke historie gebruikt had, nu, daarin kwamen we niet verder dan de meeldraden en stampers, dus lieten we de rest aan onze fantasie over. Ik noemde de datum waar vanaf gerekend moest worden: het kind - daarvan kon ik zeker zijn - was op een zaterdagavond tot leven geroepen. Nadat we die sabbat met een kaarsje, een zilveren beker gevuld met wijn en een Hebreeuws lied uitgezongen en uitgedoofd hadden, hadden we nog wat domino gespeeld en waren toen naar bed gegaan, als alle andere avonden, en er was niets bijzonders gebeurd wat een vreugdevolle herinnering achtergelaten kon hebben, er gebeurde nimmer iets bijzonders. Maar vanavond huiverde ik even bij de gedachte hoe mooi het geweest zou zijn wanneer wij op zo'n stille avond die naar de zondag liep - want zondag bleef het, of Simon die nu al of niet wilde erkennen - bewust deze geboorte opgewekt hadden... ‘Dus zal het in mei komen, Elisa,’ zei Simon, ‘dat is de mooiste maand van het jaar. En waar krijg je het, in huis of in een kliniek?’ ‘Ik doe als alle anderen in het dorp,’ antwoord-

[pagina 52]
[p. 52]

de ik, ‘ik neem een juffrouw of een baker of hoe ze dat hier noemen. O, Simon, wat moet er nog veel in orde gebracht worden. Eerst het kleine kamertje dat we ongemeubeld hebben gelaten. En dan die hele uitzet.’ ‘Nemen ze niet een andere kleur voor een jongen dan voor een meisje?’ vroeg Simon. ‘Ja, voor een jongen is het blauw.’ ‘Maak dan alles blauw.’ ‘Nee, half blauw, half rose.’ ‘Het wordt toch een zoon.’ ‘En als het nu eens geen zoon wordt.’ ‘Het wordt er een en daarmee uit. Hij zal jouw blonde haar hebben, Elisa, en van mij, nee, van mij lichamelijk niets, hij mag een beetje van mijn liefde voor taal erven, en...’

Ja, werkelijk, het was een heerlijke avond. We maakten al een hele toekomst voor onze zoon. Ik had Simon nog nooit zo kinderlijk opgetogen gezien. Telkens wilde hij weer wat anders weten. ‘Zal je mij zeggen wat je voelt als hij gaat bewegen?’ vroeg hij, en dan weer: ‘Zou ik erbij mogen zijn als hij geboren wordt?’ ‘Alsjeblieft niet,’ antwoordde ik en ik wist waarom ik dit zo zondermeer zei. Hij had immers nooit moeite gedaan mijn lichaam te ontdekken, zou hij het dan bij de geboorte moeten doen?

‘Als het er twee zijn,’ zei hij toen, ‘wordt het huis te klein. Heb jij tweelingen in je familie?’ ‘Neen.’ ‘Ik ook niet. Dit huis is toch te klein op den duur,’ ging hij verder. ‘Maar weet je, Elisa, ik maak een goede kans binnen een paar jaar in een stad aangesteld te worden. Dan wordt mijn salaris ook hoger.’ ‘En ik kan wel eens wat meer aan mijn bankrekening gaan plukken.’ ‘We zullen al onze kinderen een goede opvoeding geven,’ zei hij. ‘Als het een jongetje is - en dit is er een - wordt het de achtste dag besneden. Dat is een groot feest.’ ‘O,’ antwoordde ik, ‘het arme schaap...’

‘Laten we er iets op drinken,’ opperde hij toen. ‘Geen thee, iets anders. We hebben nog een fles cognac, die is al minstens vijftien jaar oud.’ Hij ging op een stoel staan om bij de bovenste plank van de boekenkast te komen, hij moest heel ver reiken, want de fles was goed verborgen. ‘Dat is dus zijn geheime bergplaats,’ dacht ik, en het idee dat er dingen in huis waren die ik niet kende intrigeerde me. Natuurlijk kreeg hij de kurk er niet rechtstreeks

[pagina 53]
[p. 53]

af, dat was jammer, nu moest ik die naar beneden duwen, de fles in. Ik haalde glaasjes te voorschijn en schonk in. ‘Op onze zoon, Elisa,’ zei hij. ‘Op ons kind, Simon,’ antwoordde ik.

Het spreekt vanzelf dat hij mij die avond in zijn armen nam. Ik liet hem begaan, zoals ik van de eerste keer af gedaan had. Hij snoepte steeds vlugger zijn taartje op...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken