Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als wind en rook (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als wind en rook
Afbeelding van Als wind en rookToon afbeelding van titelpagina van Als wind en rook

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als wind en rook

(1980)–Josepha Mendels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 80]
[p. 80]

Vijftien

Nu zat er niets anders meer op, Rebecca moest een andere woning zoeken voor de modeplaatfamilie. Maar waar zou ze ooit zo'n uitgestrekt terrein kunnen vinden als het glimmend zwarte pianodeksel had geboden? Ze sprak er niet over, Rebecca, maar de volgende ochtend vond Elisa de poppen met afgescheurde hoofden in de prullenmand. ‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg ze. ‘Ik heb niets gedaan,’ antwoordde het kind, ‘ze hebben zelfmoord gepleegd want ze waren niet meer gelukkig.’ Elisa keek haar dochtertje aan, het was zo'n rustig klein meisje, waar haalde ze die trieste wijsheid vandaan? En was ze dan niet in staat geweest een andere oplossing te zoeken? ‘Nee,’ zei Rebecca, ‘er zat niets anders op, ze waren zo treurig toen ik zei dat ze verhuizen moesten, ze hadden zo'n verdriet.’ Weer keek Elisa haar aan. Terwijl ze sprak beefde haar mond, maar ze huilde niet, ze huilde bijna nooit. ‘Kom eens hier,’ zei ze, en trok Rebecca op haar schoot, ‘als ik weer naar oma ga zal ik andere modeplaten voor je meebrengen. Dan maken we samen een nieuwe familie.’ ‘Nee,’ antwoordde Rebecca, ‘wat dood is is voorbij, voorbij voor altijd.’ Elisa's hart deed er pijn van; wanneer Judith nog zoiets gezegd zou hebben, maar dit stille kind. Wat ging er in haar om? ‘En het hart van Richard, waar is dat gebleven?’

‘Ik heb het in de koffer teruggelegd, moeder.’

Nu kon Elisa die piano niet meer openen zonder aan de massazelfmoord van Rebecca's modeplaatkinderen te denken, ze liet hem daarom openstaan en legde een loper over de toetsen.

 

Louise zou die zondagmiddag om drie uur komen om met de gehele familie kennis te maken. En tenslotte ook met Elisa, want

[pagina 81]
[p. 81]

na die ontmoeting op de muziekschool had ze haar niet meer gezien. En zo werd er dan ook om drie uur precies gebeld. O, Louise had wel al om twee uur willen bellen, zo blij was ze uit te kunnen gaan, want het was de eerste keer na haar aankomst in de provinciestad dat ze ergens op bezoek ging. Eerlijk gezegd, die nacht was ze er een paar keer wakker door geworden. ‘Wat is er toch voor plezierigs vandaag?’ vroeg ze zich slaperig af. De denneboom dommelde en kon dus geen antwoord geven. De ochtend had ze doorgebracht met het aanpassen van ongeveer haar hele garderobe. Ten slotte besloot ze bij haar eerste keus te blijven: de grijze tailleur, die ze het liefst droeg. Tot kwart voor drie speelde ze toen piano.

Foeffie maakte de deur open en Elisa kwam Louise in de gang begroeten. Simon, zijn zwart zijden keppeltje op zijn nu geheel witte haar, zat in zijn fauteuil te lezen; hij stond op en reikte haar de hand. Elisa zei: ‘Ik zal de thee laten komen.’ Toen kwam Rebecca binnen om lijm te vragen. ‘Hoe heet je?’ vroeg Louise en: ‘Wil jij geen pianoles hebben?’ ‘Nee,’ antwoordde het kind. Er viel een stilte. Elisa had het lijmpotje allang gezien, maar deed of ze het niet vinden kon. Zo rekte ze de tijd. ‘Schiet je nu op, moeder?’ vroeg Rebecca.

Het kwam ten slotte toch tot een gesprek. Simon vertelde over zijn vertrek naar Parijs, hij had drie maanden om voor het concours te werken.

‘Wanneer gaat u weg?’ vroeg Louise. ‘Over een paar weken.’ Louise kreeg meestal iets opgeschroefds wanneer ze met een man sprak, en dan begon het in haar rechterbeen te kloppen. Vandaag echter voelde ze niets, ze praatte met Simon alsof ze hem al lang kende, ze vond hem intelligent en ongezond. Toen Rebecca weer terugkwam en om pakpapier vroeg, werd hij driftig.

‘Blijf in de speelkamer,’ zei hij, ‘en kom niet binnen wanneer er bezoek is.’ Louise glimlachte, maar was het tegen het kind of wellicht tegen Simon? En Rebecca keek hem aan, er was geen

[pagina 82]
[p. 82]

haat in haar ogen, zoals bij Judith wanneer de vader haar onrechtvaardig behandelde, maar het waren treurige ogen, met tranen. ‘Kom, kom,’ zei Elisa,en zoende haar, ‘wees niet zo teerhartig, Rebecca. Vader meent het zo kwaad niet.’ En tegen Louise toen het meisje weer weg was: ‘Het is zo'n gezond en normaal kind; onze oudste, Judith, schept heel wat meer problemen. Zij is vanmiddag uit.’

 

Ik voelde opeens hoe Louise niet naar mij luisterde. Wel stond zij voor mij maar haar ogen volgden Simon die, gebogen over de tafel, aandachtig een kaart van de Parijse metro-stations bestudeerde. ‘Hij is al weg,’ zei ik lachend, en toen zijn wij gaan musiceren. Ik bemerkte aan mijn stem dat ik lang niet had gestudeerd. Ik was wat schor en kon de hoge tonen nauwelijks halen. Ik verontschuldigde mij meerdere malen bij Louise, die met veel geduld en muzikaal begrip begeleidde. Tot slot speelde zij Bach. Van kerkelijke muziek kwam het gesprek toen op kerken en godsdienst. Ze wilde van alles over het jodendom horen en vroeg aan Simon de vreemdste dingen, bijvoorbeeld: ‘Leek Mozes in zijn biezenmand op Jezus in zijn krib?’ Daar gaf Simon geen antwoord op, met Jezus had hij voorgoed afgerekend sinds die zijn jood-zijn verraden had. ‘Dat was geen verraad,’ meende Louise en was hoogstverbaasd toen zij hoorde dat Simon het Nieuwe Testament niet kende. ‘Wij hebben wel het Oude gelezen,’ zei ze, ‘dan zijn wij tenslotte toch heel wat veelzijdiger.’ ‘Niet veelzijdiger,’ antwoordde ik, ‘maar jullie staan meer open voor alles dan de joodse orthodoxie.’ Jullie, hiermede bedoelde ik de liberale Hollander, die noch aan politiek noch aan godsdienst doet. Het was het eerste wat ik in deze discussie zei, maar ook het laatste. Want Louise, van haar kant, richtte uitsluitend het woord tot Simon. Ik nam mijn verstelmand en stroopte sokken en kousen over de maasbal. Eerst luisterde ik nog wel, daarna keek ik alleen maar zo nu en dan. Door haar lichte maquillage heen verschenen nu blosjes op de magere wangen

[pagina 83]
[p. 83]

van Louise. Ze was niet lelijk, wat oud, wat verwelkt. ‘Hoe zou het zijn als we ruilden,’ dacht ik, ‘zij hier en ik in haar woning, onafhankelijk, met de kinderen?’

 

‘Hoe zou het zijn wanneer ik met Simon getrouwd was,’ vroeg, door het diepgaande gesprek heen, Louise zich af. ‘Een man, kinderen, een huishouding en liefde, ja, liefde in mijn leven...’

Ze kon die gedachte maar niet meer kwijtraken, Louise. Ze bleef heel lang. Foeffie kwam binnen om te vragen of ze kon dekken, want Mina had haar vrije dag, en omdat er nooit iemand te dineren werd gevraagd, stak Simon dus zijn hand uit en zei: ‘Tot ziens.’ ‘Louise,’ vulde zij aan. Elisa bracht haar tot de huisdeur. Ze zei nog: ‘Natuurlijk komt u maar zo vaak als u zin hebt, en niet alleen voor de lessen, maar liefst 's avonds en vooral niet voor het eten, dan zijn de kinderen met hun huiswerk bezig.’ Ze zei ook nog, toen die huisdeur open was en voor haar de verlaten straat lag: ‘Zo'n provincieplaats is eigenlijk stiller dan een dorp.’ Toen stond Louise op de stoep en draaide de rug naar het gloednieuwe naambordje: S. Cohen. Leraar Frans mo.

 

Reeds de volgende middag kwam zij terug: ‘Heb ik mijn handschoenen hier laten liggen?’ Elisa was niet thuis, maar Simon ontving haar en zij vergat te zoeken en bleef praten. Wat je overigens al niet kan vergeten op een les: je muziekboek, potlood, gommetje, blocnote, en alles moest natuurlijk noodzakelijk overdag teruggehaald worden, liefst op een uur dat er kans bestond dat Simon alleen was. En terwijl zij soms met succes, maar ook wel willens en wetens tevergeefs zocht, trachtte ze telkens weer de een of andere discussie met hem te beginnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken