Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lessen en liederen eener moeder (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lessen en liederen eener moeder
Afbeelding van Lessen en liederen eener moederToon afbeelding van titelpagina van Lessen en liederen eener moeder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Vertalers

H.A. Ackerlin-Gregoor

Eliza Laurillard



Genre

proza
poëzie

Subgenre

schetsen
liederen/liedjes
vertaling: Duits / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lessen en liederen eener moeder

(1882)–C. Michaël–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina XV]
[p. XV]

Proza.

[pagina 1]
[p. 1]

De trap van het moederleven.

Onlangs hoorde ik eene jonge vrouw, die sedert weinige weken eene gelukkige moeder was, uitroepen: ‘'t Is toch verwonderlijk, hoe geheel en al zulk een klein schepseltje onze gansche wereld verandert! Veel, veel meer, dan het trouwen heeft gedaan. De overgang van de vrouw tot de moeder is nog veel belàngrijker, dan die van het meisje tot de echtgenoote!’

Hoezeer heeft die jonge moeder gelijk! In haar geheele leven heeft een vrouw nooit zóóveel nieuws op éénmaal te leeren, als in de eerste weken harer moederlijke waardigheid. Iedereen, die bij haar komt, spreekt slechts van kleine kinderen, zoodat zij binnen veertien dagen het lief en leed van misschien een halfhonderd kraamvrouwen hoort opsommen. Van ieder standpunt wordt de verzorging en de voeding van den jonggeborene behandeld, en van de oude waschvrouw af tot aan de elegante vriendin in haar zijden sleepjapon brengt iedere vrouw andere ondervindingen en voorbeelden aan het bed der jonge moeder.

Wanneer zij voor de eerste maal weder een tijdschrift in de hand neemt, roept stellig de een of ander in de kamer haar toe: ‘zeg eens, daar achterin staat een interessant artikel over minnen.’ Wordt de courant gebracht, zoo kan men er wel om wedden, dat het jonge moedertje aanstonds de berichten van bevallingen

[pagina 2]
[p. 2]

naziet; en zij stelt een levendig belang in alle deze, haar volkomen vreemde vrouwen, - of ze jongens of meisjes hebben gekregen, en hoevelen der ouders door die gebeurtenis ‘ten hoogste verheugd’ zijn; hoevele anderen enkel ‘de eer hebben’ die te berichten. Dit alles is van 't grootste belang. Is dat gelezen, dan wordt de courant dichtgevouwen en weggelegd. Wat zou er toch anders nog kunnen instaan? De wereld is immers toch maar geschapen, opdat er ‘babies’ in geboren worden. Wat later van al die zuigelingen wordt, of zij zich verloven, trouwen en sterven, of zij oorlog voeren tegen elkaâr of vrede sluiten - hoe onverschillig is dit alles voor eene moeder, die haar eerste kindje in den arm houdt! - Maar langzaam, geheel ongemerkt komt een andere tijd.

't Komt ons thans voor, dat de geheele wereld naar school gaat en opgevoed wordt. Er bestaat een tijdvak van tien of twaalf jaren in ons leven, waarin eene der eerste vragen, die men tot nieuwe bekenden richt, zonder eenigen twijfel deze is: ‘Waar gaan uwe jongens school?’ of ‘Hebt gìj eene gouvernante bij uwe meisjes?’ Het jaar wordt slechts naar de geregeld wederkeerende examens en vacanties berekend.

‘Wanneer heeft die of die ook bij u gelogeerd?’ vraagt gij, en gij krijgt ten antwoord:

‘Dadelijk na de paaschvacantie.’

‘Wanneer hebben dan uwe kinderen de mazelen gehad?’

‘Kort voor de najaarsvacantie.’

't Is zonderling. In dien tijd hebben ook alle menschen, met wie men omgaat, kinderen die schoolgaan. Of, is het omgekeerd? Verkeert men slechts met lieden, die zulke kinderen hebben?

Ik weet het niet; ik weet alleen, dat dezelfde spanning over de eerstkomende getuigschriften, hetzelfde getob over het bleeker en magerder worden der kinderen, hetzelfde aarzelen in de keus tusschen kostscholen en huisonderwijzers bij ons zoowel als in ieder huisgezin gevonden wordt. De geheele wereld is ééne groote leerschool, in

[pagina 3]
[p. 3]

welke alle menschen enkel in onderwijzers en leerlingen verdeeld zijn. En dit tijdvak is misschien de kroon in 't leven der moeder.

Nòg houden wij het lot onzer geliefde kinderen, voor 't grootste deel, in onze eigene hand. Moge het al veel zorg en moeite kosten, men ziet toch elken dag, ja elk uur, de vruchten dier bemoeiingen. Men kan alles anders inrichten, wat ons gebrekkig toeschijnt, en welk eene voldoening, wanneer zulk eene verandering door een goeden uitslag wordt bekroond!

Van dag tot dag ontwikkelen de kinderen zich meer; zij zijn reeds in staat om vrienden en vriendinnen voor ons te wezen; en toch denken zij nog altijd slechts met onze gedachten, en onze eigene aandoeningen werken na in het onbedorven kinderhart. Geene hoop werd nog verijdeld, geen droombeeld verwoest; nog staart de moeder met vast vertrouwen in de toekomst. Zij heeft immers de kinderen naar hare heiligste overtuiging, zooveel zij wist en vermocht, opgevoed; zij heeft daaraan hare beste krachten besteed, dag en nacht nooit een offer te zwaar geacht, om voor hare geliefde panden dat bereikbaar te maken, wat haar het beste toescheen; - hoe zou 't hun ooit in 't leven kunnen tegenloopen? Zij zijn braaf en goed; natuurlijk moeten zij ook gelukkig worden.

Daar heeft de moeder op zekeren dag weêr eens een rustig uurtje om na te denken en wordt plotseling gewaar, hoezeer toch van lieverlede alles rondom haar anders geworden is. Ook in hare woning is de tijd genaderd, waarin men geen lust meer heeft om een roman of eene novelle te lezen, omdat alles, wat men levend voor oogen heeft, veel belangwekkender is, dan alle boeken.

Dat is het tweede groote rustpunt in het leven der vrouw; een rustpunt, waarbij de moeder al hare kracht, al haar onwankelbaar geloof behoeft, om het waardig te doorleven. Thans is verstand en goede wil, thans is de onmetelijk rijke moederliefde alleen niet meer voldoende. Het kind verlangt, wat gij

[pagina 4]
[p. 4]

hem of haar niet geven kunt, en nieuwe, menschelijke machten treden in zijn leven. Gij zijt niet meer de eenige bemiddelaarster tusschen uw kind en zijn lot: - dat is het groote, het ontroerende van het tweede gedeelte in het leven. Hoevele ouders willen 't niet begrijpen, en meenen, dat zij ook dan nog de lotsbeschikkers hunner kinderen kunnen blijven, wanneer deze door den overouden gang der natuur bestemd worden, voortaan hun eigen weg te kiezen. 't Is toch zoo natuurlijk, 't is zoo begrijpelijk, dat trouwe ouders ook voor hunne volwassen kinderen willen blijven wat zij van hunne geboorte af geweest zijn; maar dit is eene groote, vaak zeer noodlottige dwaling. Onze oprecht gemeende, best overlegde plannen lijden schipbreuk, en wij kunnen verder niets doen, dan het geliefde kind aan eene hoogere macht opdragen, die zijn lot, naar haar wil en niet naar den onzen bestuurt. Berust daarin, zorgend moederhart! en verzet u niet tegen 't geen nooit anders geweest is en nooit anders zijn zal!

En wanneer alles beter uitgekomen is, dan gij durfdet hopen, wanneer zonen en dochters hunnen werkkring gekozen en een eigen huishouden ingericht hebben, dan begint de grootmoeder weder van voren af aan bij de - kleinen en doorleeft nogmaals bij de kleinkinderen denzelfden kringloop van vreugde en zorgen, slechts vergroot door het leedgevoel, dat men dikwerf aan hare ondervinding geen geloof wil slaan, en dat zij, tegenover de kleinkinderen, wel nog raad mag geven, maar niets meer te beslissen heeft.

Ten laatste groeien ook de kleinkinderen op, en treden de wereld in; het getal der lieve betrekkingen, waarover men zich verblijdt en voor wie men zorgt, neemt van jaar tot jaar toe. Waarin stelt dan eindelijk de overgrootmoeder uitsluitend belang, zij, die kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van allen mogelijken leeftijd bezit? Ja, ziet gij? dan komt er een tijd, waarin wel honderd dingen ons volkomen even lief en belangrijk zijn; en gelijk men, bij een verpletterend zware smart menig-

[pagina 5]
[p. 5]

maal voor 't oogenblik niets opmerkt, dan eene vlieg, die langs den muur klimt, of de spelingen van de zon op den vloer, zoo kan ook eene oude vrouw, die meer dan vijfentwintig menschen even innig en hartelijk lief heeft en volkomen opgaat in al hunne verschillende genoegens en zorgen, door eene soort van uitputting hare gedachten op de eene of andere beuzeling richten; b.v. of de timmerman de spijkers recht of scheef inslaat; of de glazen vandaag of liever eerst morgen moeten gewasschen worden, of de pas gekochte stof bij 't wasschen wel goed zal blijven? Men verdiept zich werkelijk in zulk eene nietige zorg, kan daardoor niet in slaap komen en krijgt er hartklopping van, en dit komt slechts daarvan, dat geene onzer groote zorgen de anderen zoozeer te boven gaat, als dit in vroegere jaren het geval was, met de voeding van ons eerste kind, het eerste examen van onzen zoon, het ontkiemen der liefde in 't hart van onze oudste dochter, haar bruiloft en hare eerste bevalling.

Doch, hoeveel onrecht wordt dan vaak zulk een oud moedertje aangedaan! Dan zegt men: ‘Och, die is al wat suf; voor haar is een breikous van meer belang dan al het overige.’

En wie van u allen, jonge menschen, kan het weten, wat in dit oude hart nog leeft, zóó bont, zóó rijk, zóó in de diepte verborgen, dat misschien slechts de snippers daarvan, gelijk schuim op de oppervlakte aan 't licht gebracht worden? Wie van u kan de gedachten tellen, die zij geduldig en met liefde, steek voor steek, zit te breien in 't kousje van haar jongsten achterkleinzoon? Wie zou in staat zijn, al de beelden af te malen, die haar voor den geest zweven, onder haar eentonige bezigheid?

Maar gij glimlacht, wanneer zij van het oppervlakkige, alledaagsche gepraat om haar heen geen woordje verstaan of gehoord heeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken